Vrijdag 5 april 1968. Martin Luther King is de dag ervoor vermoord. Jane Elliott is een onderwijzeres aan een lagere school in Riceville, Iowa, Amerika. Geschokt door de moord en wat deze teweeg brengt, en geïnspireerd door een oud gezegde ('O Grote Geest, laat mij een ander nooit veroordelen voordat ik een mijl in zijn mocassins gelopen heb') besluit zij een experiment uit te voeren. Wanneer de moord in de klas ter sprake komt, stelt zij haar klas voor om eens aan den lijve te ondervinden hoe het is om zwart te zijn. De kinderen stemmen ermee in. Het is het begin van twee dagen die het leven van alle betrokkenen voorgoed zal veranderen.
Elliott verdeelt de klas in een groep met blauwe ogen en een groep met bruine ogen. Om dat verschil ook op afstand zichtbaar te maken, krijgen de blauwogigen een kraag om. Vervolgens vertelt ze dat de bruinogigen beter en schoner zijn dan de andere groep. De bruinogigen krijgen privileges: ze mogen in de klas op de voorste rij zitten, ze mogen langer pauze houden, mogen spelen waar de blauwogigen niet mogen spelen. Voor blauwogigen stelt Elliott heel andere regels op. Zo moeten zij een papieren bekertje gebruiken wanneer ze water uit de kraan willen drinken. Een leerling wil weten waarom dat is. Het antwoord komt direct van een van zijn klasgenootjes: 'Omdat we anders een ziekte van ze zouden kunnen krijgen.' De achtjarigen leren snel. De vraag rijst hoe het kan dat Elliott, zelf blauwogig, toch onderwijzeres is kunnen worden. 'Als ze bruine ogen had gehad, was ze hoofd van de school geweest,' is de snelle verklaring van een medeleerling.
Hoe indringend de oefening is, blijkt uit het effect op de schoolprestaties van de kinderen dat Elliott rapporteert. Elliott prijst de bruinogigen uitvoerig, maar kraakt de blauwogigen om het minste of geringste af - en tot haar verbijstering blijkt dat de kinderen zich ernaar gaan gedragen. Bruinogigen die oorspronkelijk verlegen waren, komen uit hun schulp en worden zelfs leiders van de klas. Kinderen met bruine ogen die slecht waren in lezen, hebben daar plotseling geen problemen meer mee. Een blauwogig meisje echter dat uitstekend kon rekenen, maakt ineens allerlei fouten. Hoewel de kinderen tot nu toe harmonieus met elkaar omgingen, ontstaan er nu onderlinge vechtpartijtjes en intimidaties.
De maandag daarop vertelt Elliott haar klas dat ze een vergissing heeft gemaakt. Niet de bruinogigen, maar de blauwogigen zijn de superieure groep. De kragen worden verwisseld en de rollen omgedraaid. De blauwogigen bleken echter geleerd te hebben van hun ervaringen en gedragen zich minder hardvochtig tegenover de bruinogigen dan omgekeerd het geval was.
Uiteindelijk, aan het eind van de dag, vraagt Elliott de kinderen de kragen af te doen. De kinderen reageren opgelucht en omhelzen elkaar, sommigen lachend, anderen huilend.
Dit verschijnsel kunnen we verklaren met de In-group/out-group-theorie die we terugvinden in de sociologie. De In-group kunnen we definiëren als de groep die we per definitie beter achten dan alle andere groepen of samenlevingen. We voelen ons als individu loyaal en gerespecteerd ten opzichte van deze groep en zijn trots er deel van uit te maken. We ontlenen er als het ware onze sociale identiteit aan.
De Out-group is de groep of samenleving waartoe we niet behoren en die gewoonlijk als minderwaardig wordt beschouwd. We voelen ten opzichte van deze groep een gevoel van competitie, tegenstelling en afschuw.
Kinderen (en andere experimenten tonen aan dat dit ook geldt voor volwassenen) zijn erg gevoelig voor het behoren tot een bepaalde groep en vertonen bijhorend gedrag.
Het behoren tot een bepaalde groep heeft voor beide groepen invloed op schoolresultaten.
Ervaring met het behoren tot de out-group zorgt voor een mildere houding als je tot de in-group gaat behoren.
Dit verschijnsel vinden we in grote en kleine mate terug in onze samenleving.
Tot welke groepen behoor jij zelf?
Zie je hierin de effecten van in- en out-groep optreden?
Ken je nog andere maatschappelijke groepen waartoe mensen behoren?
Welke zijn de mogelijke gevaren hiervan?
Hoe kan je de mogelijke gevaren van het in- en out-group effect vermijden? (brainstorm)
We vergelijken onszelf als individu constant met anderen op verschillende criteria: intelligentie, schoonheid en uitstraling, allerlei vaardigheden, sociaal succes, mondigheid, ... Hoe positiever we onszelf inschatten op deze schalen heeft invloed op hoe gelukkig we ons voelen. En ook andersom: een negatieve inschatting heeft invloed op ongelukkig zijn. Vandaar onze angst voor een negatieve status.
Onze identiteit is echter niet beperkt tot ons individu. Veel van wat we denken, voelen, zeggen, doen ... staat in functie van de rollen die we opnemen in verschillende groepen en dus van ons lidmaatschap van die groepen. Het meeste gedrag dat we stellen, stel je telkens als vriend van, zoon of dochter van, leerling of klasgenoot van ... Onze gevoelens en gedachten en ons gedrag maken een groot deel uit van onze identiteit, zo sterk zelfs dat onze identiteit niet beperkt wordt tot ons individu, maar ook de verschillende rollen in zich opneemt. Ik denk en voel en handel niet alleen als een lid van een groep, ik BEN een lid van een groep.
Om onszelf gelukkiger te voelen willen we dus niet enkel onze individuele eigenschappen positief inschatten in vergelijking met anderen, maar ook de eigenschappen van de groepen waar ik lid van ben. Je kan dus spreken van een collectieve statusangst: Ik wil geen negatief beeld hebben over de groep waartoe ik behoor, wat dat zal me ongelukkiger maken.
Tot welke strategieën leidt dit:
wat betreft "individuele" statusangst
jezelf positiever inschatten op de criteria die voor jou belangrijk zijn.
de ander negatiever inschatten op criteria die voor jou belangrijker zijn.
de criteria waarop je goed scoort als extra belangrijk ervaren
de criteria waarop je laag scoort als minder belangrijk ervaren
wat betreft "collectieve" statusangst
het lidmaatschap van een groep die laag scoort minimaliseren of verbreken
het lidmaatschap van een groep die hoog scoort accentueren
de eigen groep positiever inschatten op de criteria die voor de groep belangrijk zijn
de andere groep negatiever inschatten op de criteria die voor de groep belangrijk zijn
de criteria waarop de groep goed scoort als extra belangrijk ervaren.
de criteria waarop de groep slecht scoort als minder belangrijk ervaren.
Wat is het in-group out-group effect? Geef enkele voorbeelden waarbij dit speelt.
Wat is statusangst en hoe draagt het bij tot de manier waarop we onszelf inschatten?
Waarom is statusangst zo belangrijk voor het in-group out-group effect?
Op welke manier kunnen we de negatieve effecten van het in-group en out-group effect onder controle houden?
Welke elementen van het experiment van Jane Elliot kunnen we koppelen aan elementen van diabolisering, banalisering of ethisering?