Beginstand Wuji:
Voeten bijeen, rug recht, armen ontspannen langs het lichaam.
1. Verplaats gewicht naar rechts, stap met links op de voorvoet zijwaarts uit: rug blijft recht. Verdeel het gewicht over beide voeten.
2. Hef de armen: draai de handpalmen naar achteren, ontspan de schouders, laat de armen voorlangs omhoog drijven tot schouderhoogte.
3. Druk de handpalmen neer: buig de knieën en ellebogen tegelijkertijd en het lichaam zinkt mee naar beneden. De handen eindigen als op een tafeltje op heuphoogte.
Eindstand Paardrijstand:
De hoogte waarop de rest van de vorm gelopen wordt. Voeten recht naar voren, gewicht centraal, knieën gebogen, bekken gekanteld zoals hond met de staart tussen de benen, rug opgericht en recht alsof je wat langer wil lijken, hoofd alsof het aan een koord aan de hemel hangt. Handen als op een tafel op buikhoogte.
Tussenstand Draai naar de hoek:
Gebruiken als de volgende stand (boogstand links) te smal wordt; verplaats gewicht naar links, draai lichaam en rechtervoet naar links.
Overgangsbeweging Pak de bal, Stip bij:
Verplaats gewicht naar rechts, pak de bal en stip bij.
Pak de bal: Rechterarm cirkelt omhoog, linker handpalm draait naar boven. Handpalmen wijzen naar elkaar toe alsof je een bal tussen buik en schouders vasthoud.
Stip bij: voet met gewicht (vol) plat op de grond, voet zonder gewicht (leeg) steunt op de voorvoet naast de andere voet.
2.1. Stap links uit op de hiel naar de hoek. Houd het lichaam recht.
2.2. Verplaats gewicht naar de linkervoet, draai het lichaam mee, draai eventueel rechtervoet mee. Eindig in een brede boogstand. De hoogte blijft constant. De linkerhand komt naar voren en omhoog tot schouderhoogte, de rechterhand zinkt naar de rechterheup alsof op een tafeltje. Kijk naar de linker handpalm.
Doe deze beweging 3x: links, rechts en links.
Eindstand Boogstand:
Gewicht is in het gebogen voorste been (de boog), de voet wijst recht naar voren. De heupen staan in lijn met de voet waar het gewicht in zit, de schouders staan in lijn met de heupen, zo staat het lichaam als geheel recht naar voren. Het achterste been is bijna gestrekt (de pijl), de tenen iets naar buiten gericht. De voeten staan, van voren gezien, even breed als de heupen.
3.1. Halve stap bij: verplaats gewicht helemaal naar voren, draai het lichaam iets naar links en verkort de stand door achterste (rechter) voet een halve stap naar voren te zetten.
Pak de bal: de handpalmen draaien naar elkaar toe.
3.2. Gewicht zakt terug in de achterste voet, die met de hiel naar binnen draait. Het lichaam draait mee naar rechts. De handen komen langs elkaar; rechts steekt naar boven, links draait naar beneden.
3.3. Draai het lichaam recht, rechter handpalm naar het lichaam gericht, linkerhand als op een tafeltje naast de linkerheup. Kijk recht naar voren.
Eindstand Lege stand:
Gewicht in achterste been, voet iets naar buiten gedraaid, voorste voet raakt met de voorvoet de grond zonder gewicht (leeg). Lichaam is naar voren gedraaid.
De legendarische monnik Zhang Sanfeng 張 三 丰 zag een slang en een kraanvogel vechten, wat hem inspireerde tot een nieuwe manier van zelfverdediging: de interne krijgskunst. Daarmee is hij grondlegger van Taiji Quan. Ook in de 24 vorm zijn meerdere bewegingen geïnspireerd door observatie van dieren, waaronder de kraanvogel in dit gedeelte en de slang in deel 6.
Voelt de beweging natuurlijk aan?