Onderstaand plaats ik alle teksten die voor mij heel bijzonder zijn.
Elke tekst in het Woord van de Eeuwige is heel bijzonder.
Daarom plaats ik hieronder alle teksten van:
- de Tora
- de Profeten,
- de Geschriften en
- de Woorden van het nieuwe Verbond
Daaronder voeg ik steeds teksten toe die voor mij op bepaalde momenten vanuit bepaalde invalshoeken uit het geheel oplichten.
Laten we beseffen dat woorden van de Eeuwige scheppende kracht hebben. Ooit bij de schepping en ook nu!
Iedere tekst is als een diamant. Hoe meer het het in detail bekijkt hoe meer facetten zichtbaar worden. Neem je wat meet afstand, dan ga je verbanden zien. De Eeuwige is EEN. Ook Zijn Woord is EEN. Niet een tekst zal een andere tegenspreken. Zijn Woord blijft vast en onverbroken. Als wij het niet zien: EEN, hebben we een uitdaging om ons zo te laten veranderen dat we met Hem en Zijn bedoeling in harmonie komen.
Als het LICHT vanuit ons perspectief op dat moment en die omstandigheden op een tekst schijnt mogen we heel bijzondere dingen ontdekken in die ene tekst. Als we wat meer afstand nemen en doorzicht door de Bijbel heen gaan zien en de relatie met de rest van het Woord gaan ontdekken zien we steeds grotere wonderen. De schitteringen van alle diamanten komen dan in volle hevigheid ons tegemoet.
In andere omstandigheden op een ander moment kunnen we heel andere dingen ontdekken vanuit de volheid die de Eeuwige heeft gelegd in Zijn Woord. De oneindigheid van die volheid houdt nooit op.
Laat het Woord van de Eeuwige scheppende kracht op je hebben.
Hoor het Woord
van de Eeuwige
en laat het
je veranderen
Lees wat er staat
Doe wat je leest
Ervaar wat je doet
Beleef wat er staat
Als jij doet wat je kunt,
doet de Eeuwige
wat jij niet kunt
Kom tot Zij DOEL
door AbG
1 In den beginne was het Woord, en het Woord was bij Gd, en het Woord was Gd.
2 Dit was in den beginne bij Gd.
3 Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.
3 En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht.
4 En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis.
10 Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is, u besneden worde.
11 En gij zult het vlees uwer voorhuid besnijden; en dat zal tot een teken zijn van het verbond tussen Mij en tussen u.
12 Een zoontje dan van acht dagen zal u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten: de ingeborene van het huis, en de gekochte met geld van allen vreemde, welke niet is van uw zaad;
13 De ingeborene van uw huis, en de gekochte met uw geld zal zekerlijk besneden worden; en Mijn verbond zal zijn in ulieder vlees, tot een eeuwig verbond.
14 En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden; hij heeft Mijn verbond gebroken.
43 Voorts zeide de HEERE tot Mozes en Aaron: Dit is de inzetting van het pascha: geen zoon eens vreemdelings zal daarvan eten.
44 Doch alle knecht van iedereen, die voor geld gekocht is, nadat gij hem zult besneden hebben, dan zal hij daarvan eten.
45 Geen uitlander noch huurling zal er van eten.
46 In een huis zal het gegeten worden; gij zult van het vlees niet buiten uit het huis dragen, en gij zult geen been daaraan breken.
47 De ganse vergadering van Israel zal het doen.
48 Als nu een vreemdeling bij u verkeert, en den HEERE het pascha houden zal, dat alles, wat mannelijk is, bij hem besneden worde, en dan kome hij daartoe, om dat te houden, en hij zal wezen als een ingeborene des lands; maar geen onbesnedene zal daarvan eten.
49 Enerlei wet zij voor de ingeborene, en den vreemdeling, die als vreemdeling in het midden van u verkeert.
En wanneer een vreemdeling bij u als vreemdeling verkeert, en hij het pascha den HEERE ook houden zal, naar de inzetting van het pascha, en naar zijn wijze, alzo zal hij het houden; het zal enerlei inzetting voor ulieden zijn, beiden den vreemdeling en den inboorling des lands.
18 Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend.
19 Daarom oordeel ik, dat men degenen, die uit de heidenen zich tot God bekeren, niet beroere;
20 Maar hun zal aanschrijven, dat zij zich onthouden van de dingen, die door de afgoden besmet zijn, en van hoererij, en van het verstikte, en van bloed.
21 Want Mozes heeft er van oude tijden in elke stad, die hem prediken, en hij wordt op elken sabbat in de synagogen gelezen.
21 En zij zijn aangaande u bericht, dat gij al de Joden, die onder de heidenen zijn, leert van Mozes afvallen, zeggende: dat zij de kinderen niet zouden besnijden, noch naar de wijze der wet wandelen.
25 Doch van de heidenen, die geloven, hebben wij geschreven en goed gevonden, dat zij niets dergelijks zouden onderhouden, dan dat zij zich wachten van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij.
26 Toen nam Paulus de mannen met zich, en den dag daaraan met hen geheiligd zijnde, ging hij in den tempel, en verkondigde, dat de dagen der heiliging vervuld waren, blijvende daar, totdat voor een iegelijk van hen de offerande opgeofferd was.
11 In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van de Messias;