Dag des HEEREN

De eerste dag der week? - Of (een) de dag(en) van oordeel?

dit bestand is ook als Word bestand te downloaden

Aanleiding

Deze Bijbelstudie over de Dag des HEEREN is geschreven naar aanleiding van en als reactie op een predikatie gehouden binnen de Gereformeerde Gemeente naar aanleiding van zondag 38 van de Heidelbergse Catechismus over: ‘Gedenkt de sabbatdag, dat gij dien heiligt.’

De predikant schreef boven de preek: De Nieuw Testamentische Sabbat.

In drie punten is hij op het vierde gebod ingegaan: 1. Door God geboden; 2. Met de gemeente gevierd en 3. Door de Heilige Geest gewerkt.

In het vervolg wordt de predikant in deze bijbelstudie aangesproken. Indien u lezer er net zo over denkt als hij, mag ook u zich aangesproken voelen.

Voor het aanhalen van Bijbel gedeelten hebben we de Staten Vertaling gebruikt.

Misschien ziet u direct, dat wij het Bijbels gezien helemaal niet goed zien. Graag willen we ons op basis van Bijbelse argumenten laten corrigeren. De waarheid is immers veel groter dan dat zij door één of twee mensen zou kunnen worden gedragen. Misschien mogen we met elkaar wat ontdekken van de oneindige volheid van Gds Waarheid. Laten we elkaar op grond van Gds Woord helpen om zoveel mogelijk van Zijn heerlijkheid te mogen gaan zien.

Vragen

Over met name de volgende aspecten hadden we behoefte de predikant (in het vervolg aangeduid met u) enkele vragen voor te leggen:

- Herhaaldelijk noemde u de zondag de Dag des Heeren

- U gaf aan dat in de Nieuw Testamentische tijd de zondag de sabbat is

Soms vragen we ons af of wij binnen de Gereformeerde Gemeente, die zeggen Bijbel getrouw te zijn, nog wel echt bereid zijn om Gds Woord te horen zoals het er staat. Het is met pijn in het hart, omdat ik bang ben dat we niet meer bereid zijn onvoorwaardelijk naar Gds Woord te horen. Ik ben bang dat ik uw antwoord al bij voorbaat weet: Het is niet overeenkomstig de leer!

De zevende dag is de zevende dag; en niet de eerste. In het Hebreeuws is zeven sjeva. In het woord sjabbat hoor je als het ware sjeva: zeven. De dag van de vervulling. Zo zegt Paulus in Col 2 : 16 en 17[1] dat de schaduw niet het overheersend belang mag hebben, ‘maar’ zo zegt hij: ‘het lichaam is Christus’. Ook Paulus noemt in zijn tijd de tekenen een schaduw der toekomende dingen. Hij zegt niet dat ze niet meer moeten worden gehouden, maar hij zegt dat ze niet belangrijker mogen worden geacht dan hetgeen ze betekenen: het lichaam is Christus. Hij ziet ook in zijn tijd verlangend uit naar de vervulling.

Denken we het beter te weten dan de Heere Jezus? Hij zei in Mattheüs 5:17: ‘Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet (Torah) of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen. ’Moeten wij in liefde tot Hem in Zijn kracht niet ook bereid zijn evenals Hij de wet te vervullen? Hij zegt in Mattheüs 5:18 ‘Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota (de kleinste letter van het Hebreeuwse Alef Beth) noch een tittel (de haakjes aan waarmee iedere letter begint die allemaal naar boven wijzen – eigenlijk zijn die haakjes de jod = hand van God uit de hemel. Iedere Hebreeuwse letter begint met het schrijven van die jad = hand uit de hemel) van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied’. De Heere Jezus zegt niet dat de wet nu heeft afgedaan, integendeel.

Het is onzes inziens op grond van Gds Woord geen probleem om op de eerste dag van de week steeds weer opnieuw de opstanding van de Heere Jezus te gedenken. Laten we niet zeggen dat de zondag in de plaats van de sabbat is gekomen. We handelen dan nadrukkelijk in strijd met hetgeen de Heere Jezus ons heeft gezegd in Mattheüs 5 : 17 en 18.

Wij geloven zeker dat het goed is een dag voor de HEERE en Zijn dienst af te zonderen. Paulus zegt in Rom. 14: 5 en 6 "De een acht wel den enen dag boven den anderen dag; maar de ander acht al de dagen gelijk. Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd. Die den dag waarneemt, die neemt hem waar den Heere; en die den dag niet waarneemt, die neemt hem niet waar den Heere. Die daar eet, die eet zulks den Heere, want hij dankt God; en die niet eet, die eet zulks den Heere niet, en hij dankt God.". Het is echter onbijbels om voor de sabbatdag zondag te lezen.

Het stellen dat de zondag in de plaats van de sabbatdag is gekomen komt voort uit de vervangingstheologie, waar de Kerk in de plaats van Israël wordt gezien. Als wij op zo'n onzorgvuldige wijze omgaan met het lezen van andere woorden voor de woorden die God zelf in de Schrift schrijft zijn we niet beter dan schriftcritici, die evenzo zeggen dat er eigenlijk niet staat wat er is geschreven, maar dat we het anders moeten lezen.

Wij geloven dat we de Schrift letterlijk moeten lezen: laten staan zoals het is geschreven. We mogen daaruit zeker geestelijke lessen trekken. Maar dat mag niet zover gaan dat de oorspronkelijke tekst geweld wordt aangedaan.

Ook zoals vaak wordt gezegd dat wij de dag des HEEREN zouden moeten houden, valt Bijbels gezien niet te rijmen met het houden van de zondag. Overal waar in de Bijbel wordt gesproken over de dag des HEEREN, wordt een (of de) oordeelsdag bedoeld.

In de Saambinder heeft een artikelen reeks gestaan over ‘Hoe lief heb ik Uw dag’. Zoals in de inleiding van het eerste artikel over: ‘Hoe lief heb ik Uw dag’ staat aangegeven was de opdracht van de Generale Synode aan de commissie:

“Zich te beraden op de vraag of er een nieuwe studie nodig is met betrekking tot de bezinning op de betekenis die de dag des HEEREN heeft voor onze gezinnen, het kerkelijk leven en voor ons maatschappelijk leven of dat een aanvulling op het rapport dat hierover is uitgebracht door de Generale Synode 1989 wenselijk is of dat er andere zaken te doen zijn.”

Ik ben bang dat de commissie geen nieuwe studie heeft gedaan naar de argumenten zoals die in Gods Woord zijn te vinden omtrent dit onderwerp, maar dat zij zich heeft beperkt tot het opnieuw op een andere wijze verhalen van oude argumenten. Heeft de commissie zich op een wijze als waarop Gd Israël oproept naar Zijn Woord te horen, opnieuw Zijn Woord laten spreken om daar naar te horen? Echt horen naar wat Gd ons op dit moment te vertellen heeft. Het is de moeite waard. Horen naar wat Hij ons nu op dit moment te zeggen heeft: nadat Hij reeds weer zoveel meer zorg heeft besteed aan het tot vervulling brengen van zijn profetieën. Zijn trouw en zorg is onvoorstelbaar en eindeloos groot. Hij gaat verder met het vervullen van Zijn beloften voor Zijn volk. Het volk Israël. Gds uitverkoren volk. Hij laat het niet los. Ondanks dat het is verstrooid tot aan de einden der aarde. Hij zal ze terugbrengen van de einden der aarde naar het land dat Hij hen beloofde.

Zijn we blind voor de vervulling van de profetieën? De HEERE Zelf bewijst in het ontrollen van de geschiedenis, dat Hij is en dat Zijn Woord bestaat tot in der eeuwigheid. Hij verandert niet. Hij verandert ook Zijn Woord niet. Hij gaat de betekenis van Zijn woorden niet veranderen naar gelang dat het beste uitkomt. Nee Zijn Woord bestaat tot in der eeuwigheid, omdat Hij is Die was en zal blijken te zijn zoals Hij ooit heeft gezegd dat Hij is, nu en tot in alle eeuwigheid. Hij kan niet anders. Zijn Naam is JHWH. Hij staat garant voor de vervulling van al Zijn beloften die Hij Zijn volk Israël en door hen ook ons heeft gegeven. Zullen we op zo grote daden geen acht geven? Is het wel verantwoord om oude waarheden in een nieuwe jas te steken, zonder dat we opnieuw heel goed horen naar wat Hij ons in Zijn Woord heeft te zeggen? Horen! Daartoe zijn we alleen in staat indien we echt willen horen. Horen is alleen mogelijk als we bereid zijn om iets van onszelf los te laten. Horen kunnen we alleen als we bereid zijn om oude en nieuwe dingen te horen. Soms misschien heel onverwacht. Zoals we misschien nooit hadden kunnen denken. Of is het niet verantwoord om zo te horen naar het Woord van onze Gd? Is het misschien bedreigend om wellicht iets te ont-dekken wat niet past in hetgeen we eigenlijk altijd al wisten? In het oude patroon. Zoals ook de Farizeeën deden in de tijd van de Heere Jezus. Zijn we wel bereid om te horen wat Gds Woord zelf ons heeft te zeggen? Als dat zo is had ik verwacht een grondige Bijbelse onderbouwing te zullen vinden. Een onderbouwing die Gods Woord laat spreken. Zodat wij kunnen horen. Als Israël de opdracht krijgt om te horen naar het Woord des HEEREN, dan moeten wij uit de volken zeker horen naar Zijn Woord.

De dag des HEEREN

De vergelijking van de zondag met de dag des HEEREN wordt gebaseerd op de enige plaats waar je, zonder verder te kijken en denken, de associatie naar de zondag zou kunnen krijgen: Openbaringen 1 vers 10. Daar staat: “En ik was in den geest op den dag des Heeren;”. Alhoewel ook hier moeilijk is te veronderstellen dat Johannes hier de zondag bedoelt, zou je bij een zeer oppervlakkige lezing kunnen denken, dat het op zondag was dat de Heere Johannes Zijn openbaring geeft.

Als we echter alle plaatsen in de Bijbel bestuderen waar verder gesproken wordt van de “Dag des HEEREN”, kunnen we maar tot één conclusie komen: overal wordt een of de oordeelsdag bedoeld. Zie hiervoor de teksten zoals genoemd in bijlage 1. Ook de Kanttekenaren geven bij alle teksten waarin de woorden “Dag des HEEREN” wordt gevonden, als verklaring dat het een dag van oordeel betreft. In veel gevallen wordt zelfs verwezen naar het laatste oordeel. Alleen bij Openbaring 1 : 10 wordt aangegeven dat het de opstandingsdag van de Heere Jezus zou zijn. Dat lijkt mij geheel in strijd met de verklaring bij alle andere teksten. Ook hier ligt het voor de hand aan te nemen dat ook hier de dag van het (laatste) oordeel wordt bedoeld.

Hoe moeten we het dan verstaan dat Johannes was in de geest op de Dag des HEEREN? Johannes wordt in de geest als het ware vooruit geplaatst als was hij daadwerkelijk op de oordeelsdag (of dagen) bij het oordeel aanwezig. Hij was er niet lichamelijk, maar in de geest. Geheel in de lijn met de verklaring zoals onze Kanttekenaren die geven bij de andere teksten, waar het gaat over de Dag des HEEREN, weten we dat het ook hier gaat over de dag van het (laatste) oordeel.

Het is dus niet juist om te spreken over de Dag des HEEREN, als we de zondag bedoelen. Zeker als we daarbij ook Amos 5:18 “Wee dien, die des HEEREN dag begeren! Waartoe toch zal ulieden de Dag des HEEREN zijn? Hij zal duisternis wezen en geen licht.” bekijken. Daar wordt het wee uitgeroepen over degenen die des Heeren dag begeren. Over degenen die zeggen: “Hoe lief heb ik de Dag des HEEREN.” Spreekt Amos het wee uit.

Ik hoop dat wij voldoende Bijbelgetrouw zijn dat we nu we zien dat wanneer de Bijbel spreekt over de dag des Heeren niet de zondag wordt bedoeld, maar een of de dag van het oordeel. Ik hoop dat we ons woordgebruik zullen kuisen en als we de zondag bedoelen niet meer zullen spreken van de Dag des HEEREN.

Voor de volledigheid heb ik de tekstgedeelten die gaan over de Dag des HEEREN, inclusief hetgeen de Kanttekenaren ervan zeggen als bijlage opgenomen.

De zondag of toch de sabbatdag?

In Jesaja 56 legt de HEERE een duidelijke relatie tussen het houden van de sabbat en het ontvangen van een bijzondere zegen door de gesnedenen en door de vreemden.

  1. Alzo zegt de HEERE: Bewaart het recht, en doet gerechtigheid; want Mijn heil is nabij om te komen, en Mijn gerechtigheid om geopenbaard te worden.

  2. Welgelukzalig is de mens, die zulks doet, en des mensen kind, dat daaraan vasthoudt; die den sabbat houdt, zodat gij dien niet ontheiligt, en die zijn hand bewaart van enig kwaad te doen.

  3. En de vreemde, die zich tot den HEERE gevoegd heeft, spreke niet, zeggende: De HEERE heeft mij gans en al van Zijn volk gescheiden; en de gesnedene zegge niet: Ziet, ik ben een dorre boom.

  4. Want alzo zegt de HEERE van de gesnedenen, die Mijn sabbatten houden, en verkiezen hetgeen, waartoe Ik lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond;

  5. Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwigen naam zal Ik een ieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden.

  6. En de vreemden, die zich tot den HEERE voegen, om Hem te dienen, en om den Naam des HEEREN lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn; al wie den sabbat houdt, dat hij dien niet ontheilige, en die aan Mijn verbond vasthouden;

  7. Die zal Ik ook brengen tot Mijn heiligen berg, en Ik zal hen verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken.

  8. De Heere HEERE, Die de verdrevenen van Israel vergadert, spreekt: Ik zal tot hem nog meer vergaderen, nevens hen, die tot hem vergaderd zijn.

Roept dit gedeelte ook ons niet op om de sabbat te onderhouden? Wij willen ons toch ook graag bij de HEERE voegen? Of hebben wij geen behoefte aan de door de HEERE genoemde voorrechten die Hij de vreemden en gesnedenen die in Zijn wegen willen gaan wil geven?!? Zeker als we het vervolg van dit hoofdstuk lezen moeten we toch wel heel alert zijn op hetgeen de HEERE ons met dit gedeelte wil duidelijk maken.

Ook Zacharia 14 roept degenen uit de heidenen in vers 16 en 17 op om het feest van de loofhutten te vieren. Op welke wijze geven wij, gemeenten uit de heidenen, hieraan gevolg? De HEERE zegt zelfs in vers 17 dat wie van de geslachten der aarde niet zal optrekken naar Jeruzalem, om de HEERE de Koning der heirscharen te aanbidden, over hen geen regen zal wezen. [Zach 14: 16 en 17 ¶ En het zal geschieden, dat al de overgeblevenen van alle heidenen, die tegen Jeruzalem zullen gekomen zijn, die zullen van jaar tot jaar optrekken om aan te bidden den Koning, den HEERE der heirscharen, en om te vieren het feest der loofhutten. En het zal geschieden, zo wie van de geslachten der aarde niet zal optrekken naar Jeruzalem, om den Koning, den HEERE der heirscharen, te aanbidden, zo zal er over henlieden geen regen wezen.]

Het is ook in Handelingen niet waarschijnlijk om aan te nemen, dat de apostelen en de eerste christen gemeenten in aansluiting op het voortgaande leven overeenkomstig de Tenach direct niet meer de wetten van God hebben onderhouden. Ongetwijfeld hebben zij evenals de Heere Jezus Zelf het gebod: “Gedenkt de sabbatdag dat gij dien heiligt” in gehoorzaamheid aan de HEERE gehouden.

Moeten bovenstaande tekstgedeelten ons niet aansporen tot een eerlijk onderzoek van Gds Woord om ook nu gehoorzaam te zijn en in de wegen te gaan welke Hij ook ons heeft voorgehouden? In Zijn wegen gaan opdat wij ook Zijn zegen, die Hij ons graag wil geven, mogen verwachten; tot heil van onszelf en van onze gemeenten en tot eer van Zijn Naam.

Roept bovenstaande ook bij u de vraag op of het wel zo vanzelfsprekend is dat wij de zondag houden? Is het wellicht niet beter om in gehoorzaamheid aan Gds Woord en in navolging van de Heere Jezus in Zijn vervulling van de wet en de profeten, de sabbat te houden? De Heere Jezus heeft het ons toch zelf voor geleefd?!

Indien u van mening bent dat wij bovenstaande op een niet bijbelse wijze zien, hopen we dat u de moeite wilt nemen concreet op onze argumenten op grond van Gds Woord in te gaan. Op grond van de Bijbel willen we ons graag tot meer Bijbelse inzichten laten corrigeren of verdiepen.

Wij hopen en bidden dat het licht van Gds Geest uw en onze harten zal verlichten bij het lezen van Zijn Woord; dat we daaruit geen eigen gekozen interpretaties halen, maar dat we zullen horen naar wat Gods Zelf in Zijn Woord schrijft en zo Zijn bedoeling mogen begrijpen. Dat alles tot eer en verheerlijking van Zijn Naam.en tot zegen van de mensen om ons heen.

Gde bevolen,

Met vriendelijke groeten

mede namens mijn vrouw,

AG

Bijlage

Teksten in de Bijbel die spreken over de dag des Heeren inclusief de verwijzingen van de Kanttekenaren

Jes 2:12 Want de Dag des HEEREN der heirscharen zal zijn tegen allen hovaardige en hoge, en tegen allen verhevene, opdat hij vernederd worde;

Kant.

36) de dag des HEEREN à Dat is, de straf des Heeren in het Oude en Nieuwe Testament. Zie Job 24:1 (¶ Waarom zouden van den Almachtige de tijden niet verborgen zijn, dewijl zij, die Hem kennen, Zijn dagen niet zien?), en Jes. 13:6.

Jes 13:6 ¶ Huilt gijlieden, want de dag des HEEREN is nabij; hij komt als een verwoesting van den Almachtige.

Kant.

25) de dag a) Dat is, de dag, in welken de Heere zijn gestreng gericht over Babylon zal uitoefenen; gelijk Jes. 2:12, en Jes. 61:2; Joël. 1:15. Zie Job 24:1, en Ps. 37:13.

Jes 2:12 Want de dag des HEEREN der heirscharen zal zijn tegen allen hovaardige en hoge, en tegen allen verhevene, opdat hij vernederd worde;

Jes 61:2 Om uit te roepen het jaar van het welbehagen des HEEREN, en den dag der wraak onzes Gods; om alle treurigen te troosten;

Joël 1:15 Ach, die dag! want de dag des HEEREN is nabij, en zal als een verwoesting komen van den Almachtige.

Job 24:1 ¶ Waarom zouden van den Almachtige de tijden niet verborgen zijn, dewijl zij, die Hem kennen, Zijn dagen niet zien?

Ps 37:13 De HEERE belacht hem, want Hij ziet, dat zijn dag komt.

26) hij komt à Alsof hij zeide: Het zal zulks een verschrikkelijke verwoesting zijn, dat het genoegzaam blijken zal dat ze van de hand van den almachtigen God komende is.

Jes 13:9 Ziet, de dag des HEEREN komt, gruwelijk, met verbolgenheid en hittigen toorn, om het land te stellen tot verwoesting, en deszelfs zondaars daaruit te verdelgen.

Kant.

34) de dag

Zie Jes. 13:6.

Ez. 30:3 Want de dag is nabij, ja, de dag des HEEREN is nabij, een wolkige dag, het zal der heidenen tijd zijn.

Kant.

2) wolkige dag,

Hebreeuws, dag der wolk. Zie Joël. 2:2, met de aantekening.

Joël 2:2 Een dag van duisternis en donkerheid, een dag van wolken en dikke duisterheid, als de dageraad uitgespreid over de bergen; een groot en machtig volk, desgelijks van ouds niet geweest is, en na hetzelve niet meer zal zijn tot in jaren van vele geslachten.

Aantekening:

6 duisternis en donkerheid,

Dat is, een tijd van grote droefenis, benauwdheid, ellende en jammer, die dikwijls in de Schriftuur door duisternis worden betekend; zie Gen. 15:12; hierdoor verstaat de profeet den verschrikkelijken en langdurigen honger, veroorzaakt door het ongedierte, waarvan in het voorgaande hoofdstuk en hier wederom in het volgende, gesproken wordt, om het volk door levedige voorstelling van de gruwelijkheid dezer plaag te bewegen tot betrachting van Gods toorn en oprechte boetvaardigheid.

7 dageraad uitgespreid over de bergen;

Deze straf zal het ganse land alzo haastelijk overkomen, gelijk het morgenrood zich uitspreidt over de hoogten der bergen; verg Hos. 10:15, met de aantekening.

8 volk,

Zie Joël. 1:6. Sommigen verstaan de Assyriërs, of Babyloniërs, maar het voorgaande en volgende spreekt klaarlijk van deze boze gedierten, die uit drukkelijk bij ruiters en krijgslieden worden vergeleken, in Joël. 2:4,5,7; zie wijders onders Joël. 2:20. Doch het kan wel zijn dat deze plagen voorboden en afbeeldingen geweest zijn van de verwoestingen der Assyriërs en Babyloniërs, gelijk God voort gaat te straffen als de mensen in zonden.

9 van ouds niet geweest is,

Of, in voortijden. Van zulk een betekenis is het Hebr. woord Olan; zie Jer. 2:20; en verg. wijders bij Joël. 1:2 de aantekening aldaar.

10 hetzelve

Te weten, na dat voorgeschreven volk.

11 niet meer zal zijn

Hebr. Niet zal toedoen, of voortvaren.

12 vele geslachten.

Hebr. geslacht en geslacht; dat is, in lange tijd, of [gelijk sommigen] nimmermeer.

3) heidenen tijd zijn.

Dat is, de tijd, die tot hunne straf bestemd is. Of, de tijd waarin de heidenen Egypte zullen verwoesten; vergelijk boven Ezech. 22:3, met de aantekening.

Joël 1:15 Och, die dag! want de dag des HEEREN is nabij, en zal als een verwoesting komen van den Almachtige.

Kant.

31) Ach, die dag!

Deze en volgende woorden tot aan het einde van dit hoofdstuk, nemen sommigen als een voorschrift [het volk van God door den profeet voorgesteld] van een boetvaardige weeklacht tot God over de voorgemelde zware straf, in het einde van het voorgaande vers bijvoegende het woord [zeggende;]. Anderen houden het voor woorden van den profeet zelf, die met deze zijne klacht het volk voorgaat, om hen met zijn voorbeeld op te wekken en te bewegen tot hartelijke betrachting van dit oordeel Gods; beide in een goeden zin.

32) dag des HEEREN

Dat is, de bestemde tijd, waarin de Heere zijn volk wil straffen. Alzo in Joel 2:1,2. Zie Ps. 37:13, en Ezech. 30:2.

33) nabij,

Uit deze woorden leiden sommigen af dat de voren beschreven straf nog toekomstig of aanstaande was, verg. Joel 2:1, enz. Anderen menen dat dit ziet op een ander toekomstig oordeel, dat nog zwaarder zou vallen dan het tegenwoordige, vanwege de ongevoeligheid en onboetvaardigheid van het volk over deze verschrikkelijke plagen der ongedierten en droogte.

34) Almachtige.

Die alle macht en genoegzaamheid heeft om wel te doen of te straffen, zulks dat niemand dezen zijnen dag zal kunnen ontgaan, of weren; zie van het Hebr. woord Schaddai, Gen. 17:1, en verg. Jes. 13:6.

Joël 2:1 ¶ Blaast de bazuin te Sion, en roept luide op den berg Mijner heiligheid; laat alle inwoners des lands beroerd zijn, want de dag des HEEREN komt, want hij is nabij.

Kant.

1) de bazuin te Sion,

Om de gemeente bijeen te roepen ten huize des Heeren, tot een vasten en biddag; zie in Joel 2:15, en Lev. 23:2,24.

2) roept luide op den berg

Anders: maakt een gebroken geklank, blaast alarm; [zie Num. 10:5], als wanneer de vijand ophanden is.

3) Mijner heiligheid;

Dat is, mijn heiligen berg; zie Ps. 2:6.

4) beroerd zijn,

Of, alle inwoners des lands zullen berord zijn, of beven.

5) dag des HEEREN komt,

Gelijk in Joel 1:15, zie aldaar.

Joël 2:11 En de HEERE verheft Zijn stem voor Zijn heir henen; want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig, doende Zijn woord; want de dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en wie zal hem verdragen?

Kant.

36) stem voor Zijn heir henen;

Gebiedende en moed gevende aan dit zijn leger [gelijk onder Joël. 2:25] als krijgsoverste, of dondert voor dit zijn heirleger henen; zie Ps. 29.

37) Hij is machtig,

De Heere. Anders: het, te weten, heirleger.

38) woord;

Dat is, uitvoerende wat Hij gesproken en voorzeGod heeft; of, het [voorzegde leger des Heeren] is machtig, verrichtende zijn [des Heeren] bevel.

39) dag des HEEREN is groot

Gelijk in Joël. 1:15.

Joël 2:31 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat die grote en vreselijke dag des HEEREN komt.

Kant.

Joël 3:14 Menigten, menigten in het dal des dorswagens; want de dag des HEEREN is nabij, in het dal des dorswagens.

Kant.

34) Menigten, menigten

Dat is, [als met verwondering uitroepende] o hoezeer grote menigten van mensen zullen er komen, of zich verzamelen! of, hoe vol zal het overal zijn van verslagen, nedergevelde vijanden, ziende op het voorgaande vers, verg. 2 Kron. 20:24, enz.; Jes. 66:24, en zie van zulk ene verdubbeling der woorden Gen. 14:10; Deut. 16:20; Ezech. 13:10, in de aantekening. Anders: rumoeren, rumoeren, of gedruis, gedruis, gewoel, gewoel.

35) dal des dorswagens;

Versta, het gemelde dal van Josafat, alzo genoemd omdat de vijanden van Gods volk aldaar zouden gedorst, dat is verbroken en vertreden worden. Dit past wel op het voorgaande vers waar God zegt: Slaat de sikkel aan, want de oogst is rijp, waarop het dorsen volgt; en alzo wordt het Hebr. woord Charuts gebruikt voor den dorswagen, te dien tijde gebruikelijk; Jes. 28:27; Amos 1;3, en in een gelijke zaak als hier Jes. 41:15. Verg. ook hiermede Jes. 25:10; Jer. 51:33; Hab. 3:12. Doch alzo het voorschreven woord ook betekent, versneden, en voorts beslist [gelijk men nu ook spreekt] of juist bestemd, besloten aangenomen, wordt het van sommigen hier overgezet, het dal der versnijding; dat is, der uitroeiing, of het dal van het precies bestemd, bescheiden, oordeel, alsof men zeide, van het arrest, van het juiste vonnis; ook in de goede zin. Zie deze betekenis van het Hebr. woord Job 14:5; Jes. 10:22,23; Dan. 9:26,27, en Dan. 11:36.

36) nabij,

Profetischerwijze, en ten aanzien van God gesproken, alsof de zaak voor de deur was. Verg. Openb. 1:1, en 2 Petr. 3:8,9.

Amos

Kant.

51) dag

Den bestemden tijd van Gods oordeel en straf. Zie Joel 1:15.

52) begeren!

Door huichelarij, alsof zij onschuldig waren, en Gods straffen niet hadden te vrezen, of door spotternij, alsof zij zeiden: Wij mochten dien dag wel eens zien, waar blijft hij? Zie Jes. 5:19; Jer. 17:15, met de aantekening, idem in Amos 6:3.

53) duisternis wezen en geen licht.

Zie Joel 2:2.

Obadja 1:15 Want de dag des HEEREN is nabij, over al de heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan worden; uw vergelding zal op uw hoofd wederkeren.

Kant.

44) dag des HEEREN is nabij,

Dat is, de bestemder tijd hunner straf. Zie Joel 1:15; Ps. 37:13 met de aantekening aldaar.

45) vergelding

Zie van het Hebr. woord 2 Kron. 20:11; Ps. 13:6; alzo Richt. 9:16, enz.

Zefanja 1:7 ¶ Zwijgt voor het aangezicht des Heeren HEEREN; want de dag des HEEREN is nabij; want de HEERE heeft een slachtoffer bereid, Hij heeft Zijn genoden geheiligd.

Kant.

21) Zwijgt

Dat is, murmureert niet tegen den Heere, maar bekent dat Hij oprecht oordeelt. Of, houdt u maar stil, gij zult in het kort de uitvoering zijner dreigementen zien.

22) voor het aangezicht des Heeren HEEREN;

Dat is, vanwege de tegenwoordigheid des Heeren.

23) de dag des HEEREN is nabij;

Te weten, de dag der wraak des Heere, in welken Hij de goddeloze afgodische Joden straffen zal. Alzo Zef. 1:14. Van den dood van den koning Josia af zijn de Joden geduriglijk van de ene ellende in de andere vervallen, totdat hunne koningen en zij met hen ten ondergebracht zijn geworden.

24) een slachtoffer bereid,

Of, een slachtmaaltijd, tot welken men vee slachtte. Het Hebr. woord betekent ook een beest, hetwelk geslacht werd om geofferd te worden. En versta hier, door deze slachting, ene slachting der Joden. Zie dergelijke manier van spreken Jes. 34:6; Jer. 46:10, en Openb. 19:17.

25) Zijn genoden

Versta door deze genodigde gasten de Chaldeën en andere vijanden der Joden, die uit hun eigen land naar Jeruzalem komen zouden, om daar alles te vermoorden en te roven. Doch men kan hier ook wel door de genodigden verstaan de vogelen des hemels en de wilde dieren des velds, die het vlees der gedode Joden eten zouden, gelijk Deut. 28:26, en Ezech. 39:17.

26) geheiligd.

Dat is, bereid of afgezonderd. Zie Jer. 12:3.

Zef. 1:14 ¶ De grote dag des HEEREN is nabij; hij is nabij, en zeer haastende; de stem van den dag des HEEREN; de held zal aldaar bitterlijk schreeuwen.

Kant.

52) De grote dag des HEEREN is nabij;

Dat is, de dag in welken de Heere zwaarlijk straffen zal. Zie Zef. 1:7.

53) de stem van den dag des HEEREN;

Verg. Ps. 29:3,4,5; Jer. 4:19, enz.

54) de held zal

Hoeveel meer de zwakke of kleinhartige mannen, mitsgaders vrouwen en kinderen.

55) aldaar bitterlijk schreeuwen.

Dat is, alsdan, gelijk Ps. 14:5. Of, aldaar; dat is te Jeruzalem.

Mal. 4:5 Ziet, Ik zende ulieden den profeet Elia, eer dat die grote en die vreselijke dag des HEEREN komen zal.

Kant.

15) den profeet Elia,

Dat is, Johannes de Doper, die in den geest en kracht van Elia verschijnen zal, gelijk Christus dit verklaart Matth. 11:14, en Matth. 17:11,12,13; Mark. 9:11, En de engel; Luk. 1:17.

16) die grote

Te weten, in welken de Heere in het vlees verschijnen zal.

17) vreselijke dag des HEEREN komen zal.

Vreeslijk voor de goddelozen, maar de godzaligen bewegende tot berouw over hunne zonden en beterschap van hun leven. Verg. Joel 2:31.

Han. 2:20 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige dag des Heeren komt.

Kant.

43) dag des Heeren

Dat is, de dag in welken de Heere Jezus Christus zal komen om te oordelen de levenden en de doden.

1 Thess. 5:2 Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in den nacht.

Kant.

2) de dag

Alzo wordt de laatste dag doorgaans genoemd, omdat alsdan Christus des nachts zal komen als een Heere, om te oordelen de levenden en de doden.

3) zal

Gr. komt. Zo spreken de profeten van toekomende dingen, alsof zij reeds tegenwoordig waren, om de zekerheid derzelve.

4) gelijk

Hieruit volgt niet dan Christus des nachts zal komen, gelijk sommigen menen; maar daarmede wordt geleerd dat Hij onverhoeds en onverwachts komen zal, namelijk ten aanzien van de wereldse mensen, gelijk het volgende verklaart; 1 Thess. 5:3 want de godzaligen moeten daarnaar altijd verlangen, en daartegen op hunnen hoede zijn, gelijk hierna, 1 Thess. 5:4, wordt betuigd. Zie ook Matth. 24:42, enz.

2 Petr 3:10 Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden.

Kant.

34) de dag des Heeren

Dat is, de jongste of laatste dag, als de Heere komen zal ten oordeel.

35) als een dief

Dat is, onvoorziens. Zie de aantekeningen 1 Thess. 5:2.

36) in welken de hemelen

Namelijk dag des Heeren.

37) met een gedruis

Namelijk gelijk in een groot onweder of grote storting van water gehoord wordt.

38) zullen voorbij gaan,

Hoe dit voorbijgaan of vergaan van hemel en aarde geschieden zal, zijn er verschillende meningen, zo van oude als van nieuwe leraars. Sommigen menen, dat de substantie of het wezen zelf der wereld ten enenmale zal vergaan en vernietigd worden; anderen, dat alleen de hoedanigheden derzelve zullen vergaan en veranderd worden, en de substantie of wezen blijven. Welke mening wel de algemene en waarschijnlijkste is. Zie Ps. 102:26,27; Rom. 8:19.

39) de elementen branden

Namelijk waaruit alle lichamelijke schepselen bestaan, dat is, het vuur, de lucht, het water en de aarde.

40) vergaan, en de aarde

Grieks los gemaakt of ontbonden worden.

41) de werken, die daarin zijn,

Namelijk die de aarde uit zich voortbrengt of die de mensen op de aarde gemaakt en gebouwd hebben.

42) verbranden.

Namelijk door het vuur, waarvan gesproken is 2 Petr. 3:17.

Openb. 1:10 En ik was in den geest op den dag des Heeren; en ik hoorde achter mij een grote stem, als van een bazuin,

Kant.

28) in den

Dat is, in een vertrekking of verheffing van zinnen door den Heiligen Geest, gelijk Petrus geschied is Hand. 10:10, en Paulus van zichzelf getuigt 2 Cor. 12:2, en gelijk den profeten ook doorgaans is geschied.

29) den dag

Dat is, den eersten dag der week, zo genoemd omdat Christus op dien dag is opgestaan van de doden, en omdat de dienst des Heeren reeds in dien tijd door de christenen, in plaats van den Sabbat, werd gepleegd, gelijk alle oude leraars getuigen, en ook volgt uit Hand. 20:7, en 1 Cor. 16:2. Op dien dag dan, die tot den godsdienst was geheiligd, is Johannes, met heilige overdenkingen bezig zijnde, omdat hij in een plaats was waar toen nog geen vergaderingen schijnen geweest te zijn, deze Openbaring geschied.

30) als ener

Dat is, zo helder en klaar als van een bazuin. Want dat het een sprekende stem is geweest blijkt uit hetgeen volgt.

[1] Col 2: 16 en 17 ¶ Dat u dan niemand oordele in spijs of in drank, of in het stuk des feest dags, of der nieuwe maan, of der sabbatten; Welke zijn een schaduw der toekomende dingen, maar het lichaam is van Christus.

[2] Zach 14: 16 en 17 ¶ En het zal geschieden, dat al de overgeblevenen van alle heidenen, die tegen Jeruzalem zullen gekomen zijn, die zullen van jaar tot jaar optrekken om aan te bidden den Koning, den HEERE der heirscharen, en om te vieren het feest der loofhutten. En het zal geschieden, zo wie van de geslachten der aarde niet zal optrekken naar Jeruzalem, om den Koning, den HEERE der heirscharen, te aanbidden, zo zal er over henlieden geen regen wezen.