Zondag: naar Zijn Naam genoemd; aan Zijn dienst gewijd?

dit bestand is ook als Word bestand te downloaden

Zittend in de kerkbank van de Gereformeerde Gemeente wordt ons iedere zondagmorgen de 10 geboden voorgelezen en voorgehouden.

“Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb”, horen we dan als rasechte Nederlanders waarvan onze voorouders nooit in Egypte hebben gezeten. Maar dat kunnen we geestelijk uitleggen en dat doen we dan graag. En denkend aan de Heere Jezus, Die zei (zie Johannes 14:15) “Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden”, horen we vervolgens de tien geboden aan met het verlangen in ons, uit liefde voor Hem en Zijn Vader, Hem gehoorzaam te zijn, niet alleen in die tien, maar in alle geboden voor zover mogelijk. Johannes zegt (zie 1 Johannes 5:3) “Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren; en Zijn geboden zijn niet zwaar”. Daar heeft hij, als geboren Jood, evenals de Heere Jezus het natuurlijk niet alleen over de 10 geboden.

Gij zult niet… Gij zult niet… Gij zult niet… En dan:

“Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is;

Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven.”

Het vierde gebod waaraan zoveel woorden zijn toegevoegd. Het vierde gebod met zoveel uitleg. Ook het vierde gebod waartegen zonder blikken of blozen en dus schaamteloos steeds weer opnieuw zo wordt gezondigd tegen de Heere. Hoe kan dat gebod zonder het schaamrood op onze wangen zomaar voorgelezen worden? Op die dag wordt immers volop gewerkt, gekocht en verkocht?! Hoe is dit mogelijk? Onwetendheid?

Zoekend in de Bijbel kunnen we nergens vinden dat dat gebod niet meer geldt, of zou zijn vervangen door een ander. In Psalm 92 lezen we dat men op de sabbat de HEERE looft met een gesnaard intrument en op de harp tokkelt. Men juicht op de sabbat over de werken van de Handen van de Allerhoogste, want in zes dagen heeft de HEERE alles gemaakt. Hij rustte op de zevende dag en zette díe dag apart. Hij heiligde die dag.

In Exodus 20:10 en 31:14,15 lezen we dat ook de vreemdeling de sabbat moet onderhouden en heiligen. Wie op de sabbatdag arbeid doet zal zekerlijk gedood worden.

Verder zoekend komen we bij Jesaja 56 terecht:

“Welgelukzalig is de mens, die zulks doet, en des mensen kind, dat daaraan vasthoudt; die den sabbat houdt, zodat gij dien niet ontheiligt, en die zijn hand bewaart van enig kwaad te doen.En de vreemde, die zich tot den HEERE gevoegd heeft, spreke niet, zeggende: De HEERE heeft mij gans en al van Zijn volk gescheiden; en de gesnedene zegge niet: Ziet, ik ben een dorre boom.

Want alzo zegt de HEERE van de gesnedenen, die Mijn sabbatten houden, en verkiezen hetgeen, waartoe Ik lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond; Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwigen naam zal Ik een ieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden. En de vreemden, die zich tot den HEERE voegen, om Hem te dienen, en om den Naam des HEEREN lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn; al wie den sabbat houdt, dat hij dien niet ontheilige, en die aan Mijn verbond vasthouden;

(In Exodus 31:16 blijkt dat de sabbat het verbondsteken is van het verbond dat God met Israël op de Sinaï (Horeb) sloot).

Die zal Ik ook brengen tot Mijn heiligen berg, en Ik zal hen verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken. De Heere HEERE, Die de verdrevenen van Israël vergadert, spreekt: Ik zal tot hem nog meer vergaderen, nevens hen (naast Israël), die tot hem vergaderd zijn.”

In de hele Bijbel lezen we dat God rustte op die dag; het uitverkoren volk van God, dat wil zeggen het volk Israël rust op die dag; de vreemde binnen de poorten van Israël rust op die dag. Allen rusten zij. Ook in het Nieuwe Testament kunnen we niet vinden dat de sabbatdag de zondag is geworden. De Heere Jezus heiligt de sabbat tot zelfs in Zijn dood en rust in het graf op die dag. De apostelen gaan naar de synagoge op de sabbatdag, ook de gelovig geworden heidenen gaan naar de synagoge op die dag (Hand. 15:21).

Na het voorlezen van de tien geboden wordt eerbiedig uit volle borst, onder begeleiding van het orgel een vers gezongen uit psalm 119. Hoe fijn is die melodie om te zingen. Uit verschillende monden horen we de bovenstem… Iedere zondag zingen we een volgend berijmd vers.

Uiteraard worden er met de geboden, getuigenissen en inzettingen in psalm 119 niet alleen de tien geboden bedoeld, maar omdat de tien geboden zijn voorgelezen zingen we met die net gehoorde tien geboden in ons achterhoofd:

'k Zal Uw geboon (min één?!), die ik oprecht bemin,

Mijn hoogst vermaak, mijn zielsgenoegen achten;

Ik reken die mijn allergrootst gewin;

Ik grijp er naar, en zal er heil uit wachten;

Ik heb ze lief (min één?!) en zal met hart en zin,

Al 't geen Gij ooit hebt ingezet, betrachten…

Die, wars van 't kwaad, niet in de zonde leeft;

Maar zijnen gang bestiert naar 's HEEREN wetten…(min één?!)

Gij, grote God, die ons bevelen geeft,

Gij eist, dat w' op Uw woord gestadig letten (…),

En dat w' ons hart, aan Uwen wil verkleefd (…),

Geduriglijk op Uwe wegen zetten…

Ik zal, o God, bepeinzen Uwe wet (min één?!),

In 't onderzoek van Uw bevelen waken;

Terwijl mijn ziel op Uwe paden let.

In Uw geboon (min één?!) zal zich mijn geest vermaken…

Laat Uw geboon (min één?!) op reis mij niet ontbreken;

En laat Uw wet (min één?!) mij onderrichting geven (…).

Wat vreemd toch dat we het vierde gebod naast ons neerleggen, zelfs weggooien alsof het niet meer bestaat. Hoe kunnen we toch bovenstaande woorden zingen?! Doen we dat uit gewoonte? Denken we niet meer na bij wat we zingen? Bij de Vader der lichten is toch geen verandering en omkering (Jakobus 1:17)? In Psalm 89:35 zegt de HEERE: “Ik zal Mijn verbond niet ontheiligen, en hetgeen uit Mijn lippen gegaan is, zal Ik niet veranderen”.

Of heeft het te maken met Kerk in plaats van Israël. Doop in plaats van besnijdenis. Christelijke feesten in plaats van Bijbelse feesten. En passend in deze rij: De kerk (“Uw huis”) in plaats van de tempel. Kerkdienst in plaats van tabernakeldienst en/of tempeldienst. Zondag in plaats van Sabbat?

De dominee of ouderling gaat voor in een gebed.

Het gebeurt regelmatig dat oprecht, maar onnadenkend de Heere wordt gedankt dat wij in Zijn huis mogen zijn op de dag des Heeren. De dag die naar Zijn Naam is genoemd en aan Zijn dienst is gewijd en geheiligd.

We denken dan: Is de kerk waar we nu in zitten en zijn al die kerken hier op aarde Zijn huis? Mogen en kunnen we dat zo wel zeggen? Zoekend in de Bijbel horen we Salomo zeggen/bidden in 2 Kronieken 6:20: “Dat Uw ogen open zijn, dag en nacht, over dit huis, over de plaats, van dewelke Gij gezegd hebt, Uw Naam daar te zullen zetten”.

Maar met dat huis op juist díe plaats wordt de tempel bedoeld. En in 1 Koningen 9:3 zegt de HEERE tot Salomo: “Ik heb uw gebed en uw smeking gehoord, die gij voor Mijn aangezicht smekende gedaan hebt; Ik heb dat huis geheiligd, hetwelk gij gebouwd hebt, opdat Ik Mijn Naam aldaar tot in eeuwigheid zette”. Jesaja 2:3 “En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem”.

Verder lezen we ook weer in Jesaja 56: “Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken”.

De profetie van het opgaan van de volken tot de tempel moet nog vervuld worden en naar we hopen spoedig en in onze dagen om met de kinderen van Korach te zeggen en te zingen: “Hoe liefelijk, hoe vol heilgenot zijn mij Uw huis en tempelzangen…!”

Op de dag des HEEREN zitten we daar dus in de kerkbank. We schrikken dan steeds weer, want we weten dat in de Bijbel altijd bedoeld wordt met de dag des HEEREN een dag van oordeel of een dag van gericht. Ook als Johannes op Patmos is op de dag des Heeren is hij, lezend naar wat hij opschrijft in het boek Openbaring van Jezus Christus, duidelijk in de geest op een dag of dagen van oordeel of gericht.

We zijn daar in de kerk op zondag. Is de zondag werkelijk de dag, de dag die naar Zijn Naam is genoemd? Op school leerden we dat de dagen van de week in het verre verleden zijn genoemd naar afgoden. De zondag zou dan de dag zijn vernoemd naar, en ter ere van de god van de zon!

Hoe komt het toch dat we op zulke dwaalsporen terecht zijn gekomen en daarop blijven? Doen we de Heere daar geen verdriet mee? En als we weten en inzien dat het verkeerd is en zeker niet is in overeenstemming met Zijn Woord, moeten we daar dan ons, onze zonden belijdend, niet van bekeren? Moeten we niet met elkaar rondom dat Woord gaan zitten en het biddend bestuderen, zoals de Joden in Berea of deze dingen alzo zijn, Schrift met Schrift vergelijkend? Zal de Heere daar Zijn zegen niet over gebieden? Of moeten we mensen die de Heere, uit liefde tot Hem gehoorzaam willen zijn in wat Hij hen laat zien in Zijn Woord Biblicisten of Judaïsten noemen en hen vervolgens tuchtigen en straffen door ze onder censuur te zetten, omdat het alzo in het verleden niet is geleerd, waardoor ze uiteindelijk als een rotte appel (…) afgesneden zullen worden?

Wat zegt de Heere Jezus in Mattheüs 5: 17,18,19: “Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen.

Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota noch een tittel van de wet (Tora, de onderwijzingen, de eerste vijf boeken van Mozes) voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied. Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen”.

Over Biblicisme (Van Dale: Het zich in alles baseren op de Bijbel, het hechten aan de letter daarvan) gesproken!

In het Hebreeuws, de taal van het Oude Testament is de jota de kleinste letter van het Hebreeuwse alfabet, de tittels zijn de hele kleine haakjes aan de Hebreeuwse letters die allemaal naar boven wijzen!

En in vers 20 zegt de Heere Jezus Zelf: “Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij, dan der Schriftgeleerden en der Farizeën, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan”.

Over Judaïsme gesproken!

Wat de Schriftgeleerden en Farizeën betreft legt Matthew Henry uit: “De mensen onder het gehoor van de Heere Jezus dachten, dat zij niet verplicht waren zo goed of vroom te wezen als de Farizeërs; daarom was het hun ene grote verrassing te horen, dat zij béter behoorden te wezen, of niet naar den hemel zouden gaan, en daarom verzekert Christus dit hier met grote plechtigheid: Ik zeg u, dat het zo is”.

Deze brief is niet geschreven om ons “gelijk te halen”. Het gaat erom dat we de Heere in alles uit liefde tot Hem (tittel en jota! En overvloediger dan de Schriftgeleerden en Farizeën!) gehoorzaam willen zijn en ons willen onderwerpen aan Zijn wil geopenbaard in Zijn Woord.

In al Zijn liefde verwacht de hemelse Vader nog steeds gehoorzaamheid van Zijn kinderen, zoals elke vader dat doet! De Heere Jezus heeft ooit gezegd: "Niet een ieder, die tot Mij zegt: Heere, Heere, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil Mijns Vaders, die in de hemelen is" (Mattheüs 7:21).

De wil van de Vader staat in Zijn Woord. Hij verlangt van ons toch niets wat onbillijk is. Aan ons is de keus: Of de leer van de Gereformeerde Gemeenten, waarin veel goeds is aanhangen. Of het volmaakte Woord van God niet alleen horen, maar in gehoorzaamheid ook doen en daardoor misschien van leerstukken af moeten wijken.

“Kiest u heden, wien gij dienen zult” (Joz. 24:15).

“De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid gevende.

De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen” (Ps.19:8,9).

“En hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben, zo wij Zijn geboden bewaren.

Die daar zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, die is een leugenaar, en in dien is de waarheid niet; Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden; hieraan kennen wij, dat wij in Hem zijn. Die zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft” (1Joh.2:3-6).

“Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad” (Openbaring 22:14).

Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw (gehele) wet” (Psalm 119:18).