De vreze des HEEREN

Ø Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt en mijn geboden bij u bewaart Spreuken 2:1

In het Hebreeuws heb je twee begrippen, die vertaald worden met woord. Het woord, dat hier gebruikt wordt: rma (emer), betekent eigenlijk verheldering. Dit is een uitspraak van God, maar dan heel speciaal waarin Hij iets helder maakt, waarin Hij iets verheldert van Zichzelf. Je zou hier dus kunnen vertalen:indien gij mijn ‘zelfmededeling’ aanneemt.

God gaat iets vertellen vanuit zijn hart, God gaat iets vertellen van wat in Hem is. Hier gaat het dus speciaal om die innerlijke verheldering.

mijn geboden bij u bewaart

Dat woord ‘bewaren’, Npu (tsafan), betekent eigenlijk opsparen. De grondregels van God opsparen, dan wordt je hart als het ware een provisiekast, een bewaarplek. Je gaat die woorden van God diep in je hart opbergen.

Je hart wordt een soort brandkast, waar je al die juwelen, al die kostbare schatten heel zorgvuldig gaat opbergen. Juwelen en edelstenen leg je tenslotte niet voor het raam, die berg je zorgvuldig op.

Ø zodat uw oor de wijsheid opmerkt en gij uw hart neigt tot de verstandigheid, ja, indien gij tot het inzicht roept en tot de verstandigheid uw stem verheft; indien gij haar zoekt als zilver en naar haar speurt als naar verborgen schatten, dan zult gij de vreze des Heren verstaan en de kennis Gods vinden.(Spreuken 2:2-5)

De ‘vreze des Heren’ betekent: de eerbied. Vrees betekent hier niet, dat je bang bent, dat is vaak een misverstand. De ‘vreze des Heren’ is de eerbied voorGod, maar ook de eerbied van God.

Het is het respect, waardoor je eerbiedig met elkaar omgaat, maar dat je ook eerbiedig met jezelf omgaat. Het is ook belangrijk, dat je respect hebt voor jezelf. En dan zul je de kennis van God vinden zegt vers 5.

Ø Want de Here geeft wijsheid, uit zijn mond komen kennis en verstandigheid; Hij bewaart hulp voor de oprechten, Hij is een schild voor wie onberispelijk wandelen, (Spreuken 2:6,7)

‘Hij bewaart’; hier heb je weer hetzelfde woord ‘bewaren’, Npu (tsafan), als in vers 1: opsparen, opbergen.

Het Hebreeuwse woord hySwt (toesjijah), dat hier vertaald is met hulp, gaat eigenlijk nog een laag dieper. De Statenvertaling heeft dat ook heel mooi: Hij bewaart voor de oprechten een bestendig wezen.

Dat betekent dus, dat je ‘bestendig wordt’, dat je stabiel wordt, dat je van binnen iemand gaat worden. Dan krijg je identiteit. Je zou dus ook kunnen zeggen:Hij bewaart voor de oprechten innerlijke identiteit.

Zo krijg je innerlijke samenhang, zo kun je jezelf worden.

voor wie onberispelijk wandelen

Eigenlijk: die in eenvoud wandelen. Eenvoudig, gewoon jezelf zijn.

En dan gaat Spreuken 2 verder met de ontwikkeling van die wijsheid. En dan gaat het in vers 16:

Ø om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende die gladde woorden spreekt, [1]

Die ‘vreemde vrouw’ is een belangrijke figuur in het boek Spreuken. Dat is eigenlijk de afgoderij. En dan is het punt waar het om draait in het boek Spreuken: als je achter die vreemde vrouw aan gaat, kun je niet meer jezelf zijn. Dan word je ook een vreemde voor jezelf.

van de onbekende die gladde woorden spreekt

‘De onbekende’ is eigenlijk: de buitenlandse. Dat is diegene die je tracht te beïnvloeden, die je aftrekt van de eenvoud en die je aftrekt van de Heer Zelf. Dan ga je anders worden dan je eigenlijk bent; dan raak je jezelf kwijt en je raakt God kwijt. En dan denk je: waar ben ik nu mee bezig; je bent innerlijk in de war.

Interessant is dat ook in deze tekst voor woorden het Hebreeuwse woord rma (emer) wordt gebruikt. Dus ‘de onbekende’ deelt ook iets van zichzelf mee, openbaart zichzelf wie zij is. Er staat dan in vers 17 wat die vreemde vrouw doet:

Ø die de echtvriend van haar jeugd verlaat en het verbond van haar God vergeet;

De Statenvertaling zegt: de Leidsman van je jeugd. Het Hebreeuwse woord Pwla (aloef), dat hier dan vertaald is met ‘echtvriend’ of ‘Leidsman’ hangt samen met de eerste letter van het Hebreeuwse alfabet, de alef (a). En de alef representeert ook de één, het getal 1. Het betekent dus, dat je de eenheid kwijt bent. Het betekent ook, dat je Degene kwijt bent met wie je van je jeugd af aan verbonden bent.

En dat is toch wel heel bijzonder, want als je bij God bent - en het is goed om daar eens even over na te denken - als je bij de Heer bent en met Hem wandelt, dan ben je bij je oorspronkelijke Vriend. Dan ben je bij de God bij wie je van huis uit hoort.

De kern van dit verhaal is dus: een mens hoort van huis uit bij God. Het is goed om dat eens even op je te laten inwerken. Als je tot geloof komt, kom je terug bij je begin. Het begin van elk mens is uit God. En dan kun je in je leven een heel eind gaan zwerven en een hele omweg maken, maar als je dan tot bekering komt, kom je niet bij een vreemde, maar dan kom je bij de vanouds bekende God. Dan kom je bij Degene, die jou al kent vanaf het begin. Al die andere goden horen niet bij je.

Jouw begin is uit God, en je bent wezenlijk verwant met Hem! Je hoort helemaal bij Hem. Hij heeft je gemaakt, je bent uit Hem voortgekomen. In jou is een goddelijke vonk. In jou is die goddelijke Geest. En zo mag je gaan als drager van die goddelijke aanwezigheid.

Dat is die verborgen schat binnen in jou. Er wordt vaak zo negatief gedaan over mensen; ach ja, we zijn maar mensen. Maar zo spreekt de Bijbel niet, dat zegt God niet. God zegt: Ik heb iets van Mijzelf in jou gelegd.

Dat is ook het verschil tussen godsdienst en religie. Godsdienst bestaat uit allerlei regels, allemaal wetten. En dan kun je proberen volgens die wetten te leven, dan loop je in de maat en je volgt de massa; je doet wat ‘men’ vindt of wat ‘men’ denkt.

Maar jij mag op jouw manier gaan geloven; jouw eigen manier. Niet omdat een ander het zegt, niet omdat iedereen om je heen het zo doet, maar jij met jouw geloof en met jouw eigen aard.

Jij hebt jouw roeping, je hebt jouw opdracht temidden van al die andere mensen en jij mag jouw eigen opdracht en jouw eigen roeping gaan ontdekken.

In het begin hadden ze maar één God; dat was de God van Israël, hun eigen God. En dan staat er in Deuteronomium 32:17:

Ø Zij offerden aan de boze geesten, die geen goden zijn, aan goden, die zij niet hebben gekend, nieuwe goden, die kort tevoren opgekomen waren, voor welke uw vaderen niet gehuiverd hadden.

Al die andere goden zijn dus nieuwkomers, vreemden, ingevoerd uit het buitenland. Het woord religie betekent eigenlijk: verbinding. Je hebt diep in je hart een verbinding met God.

In het Christendom is misschien wel eens te vaak gepredikt dat we deel zijn van een kudde. Dan moet je wel oppassen, dat je geen kuddedier wordt. Als er één schaap die kant op gaat, rennen alle schapen er achteraan. Soms is het wat schaapachtig om een schaap te zijn.

In een oud verhaal van het Thomas-evangelie wordt dit gegeven in een gelijkenis uitgewerkt. In dit evangelie staan woorden van Jezus, die niet in de Bijbel zijn terechtgekomen, althans voor een gedeelte niet. In logion 107 staat dan:

Ø Het Koninkrijk is gelijk aan een herder, die honderd schapen had. Eén ervan verdwaalde. Dat was de grootste. (Deze gelijkenis kennen wij ook; alleen dat laatste staat er nu juist niet bij). Hij liet de negenennegentig achter en zocht die ene, totdat hij hem vond. Omdat hij zich veel moeite getroost had, zei hij tot het schaap: Ik heb je meer lief dan de negenennegentig.

Hier wordt dus een heel bijzonder accent gelegd: dat ene, die niet met de massa meegaat is speciaal het lievelingsdier van de herder.

En nu staat er in dit verhaal niet: kom nu zo gauw mogelijk bij de kudde. Dat ene schaap had een speciale verbinding met de herder, de Leidsman van de Jeugd.

Verbondenheid: je eigen weg gaan met de Heer, omdat er in jou een goddelijk geheim is. Jij bent een drager van de genade van God. Dat mag je ook heel diep in je hart bewaren. Je hoeft niet te worden net als iedereen. Je hoeft geen kopie te worden van anderen. Het Koninkrijk der hemelen bestaat niet uit het aankweken van allerlei gedragspatronen.

Jij mag op jouw manier tot ontplooiing komen, tot ontwikkeling met de gaven en de talenten, die jij hebt gekregen. Je mag jezelf zien als een prachtige bloem.

Zoals bijvoorbeeld de waterlelie, die dan voor het grootste deel onder de waterspiegel ligt verborgen. Je ziet in eerste instantie alleen maar een beetje groen blad. Zo’n prachtige waterlelie bloeit niet op commando.

Dat deed Jezus ook nooit. Hij ging met heel veel respect om met de mensen. Dat was ook één van de unieke aspecten in de bediening van Jezus. Hij keek de mensen aan met heel veel tederheid en zorg. HIJ liet de mensen te voorschijn komen, Hij forceerde nooit.

Elk mens bloeit op zijn manier en op zijn tijd, en daar heeft een ander niets over te commanderen. Als daar op een gegeven moment voldoende warmte is en voldoende zonlicht, dan gaat die bloem van binnen uit open. Als je aan de buitenkant aan die bloemblaadjes gaat trekken en frunniken, maak je alleen maar iets kapot.

Ik las het verhaal van een Marokkaanse schrijfster, die als motto in haar boek had gezet: Aan allen die op zoek zijn naar een eigen weg. Dat is het! Op zoek naar jouw eigen weg.

Dan wordt de gemeente ook heel mooi. De één is een harp, de ander een gitaar, weer een ander een dwarsfluit. En zo heb je allerlei instrumenten. Maar elk instrument mag een eigen klank hebben en een eigen toon. En samen wordt het een harmonie, een symfonie.

In Marcus 10:46 lezen we:

Ø En zij kwamen te Jericho. En toen Hij met zijn discipelen en een talrijke schare uit Jericho vertrok, zat de zoon van Timeüs, Bartimeüs, een blinde bedelaar, aan de weg.

Aan de weg, altijd maar aan de weg. Let op het contrast met wat er staat in vers 52:

Ø En terstond werd hij ziende en volgde Hem op de weg.

Eerst langs de weg, alleen maar aan de buitenkant, er niet bij betrokken. En iedereen gaat dan voorbij, altijd maar passanten.

Ø En toen hij hoorde, dat het Jezus van Nazaret was, begon hij te roepen en te zeggen: Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij! En velen bestraften hem, opdat hij zwijgen zou. Doch hij riep des te meer: Zoon van David, heb medelijden met mij! (vers 47,48)

Het publiek zegt: mond dicht! Als Bartimeüs dus geluisterd had naar de meerderheid, naar de massa, dan was dit wonder wellicht niet gebeurd. Dat is zo mooi van Bartmeüs: hij blijft roepen, dwars tegen de massa in.

Mensen, komt u lot te boven,

wacht na dit een ander uur,

gij moet op het wonder hopen.... (Liedboek 300).

Bartimeüs kwam zijn lot te boven. Er zijn nogal wat gehandicapten, die moeten vechten om hun lot te boven te komen. En dan denken ze soms: ik mag er eigenlijk niet zijn, waarom ben ik er eigenlijk?

Trouw zijn aan jezelf; dat is heel belangrijk. Trouw zijn aan wat diep in je hart gelegd is, iets wat je niet mag verloochenen. Niet alleen maar trouw zijn aan een groep of trouw aan wat iedereen wel goed vindt, maar trouw zijn aan je eigen hart.

Trouw zijn aan je eigen hart en de stem van je hart weer leren terugvinden; soms is een mens dat kwijtgeraakt. In de tijd van de profeet hier na de ballingschap speelde dat ook. En dan komt de Heer weer terug bij zijn mensen en dan zegt Hij:

Ø Ik, Ik ben de Here, en buiten Mij is er geen Ver1osser. Ik heb verkondigd, verlost en doen horen, en ben geen vreemde onder U; gij toch zijt mijn getuigen, luidt het woord des Heren, en Ik ben God. (Jesaja 43:11,12)

Ik ben geen vreemde

Je kent MIJ toch? Je hoort toch bij MIJ? Je bent - om het zo te zeggen - uit hetzelfde hout gesneden. Je hebt deel aan de goddelijke natuur. Je bent een deel geworden van Hem; in jou die goddelijke vonk, in jou die goddelijke kern.

Veracht jezelf niet; denk niet te klein over Jezelf. Dat wordt immers al zo vaak gedaan. Je bent een koninklijk mens; een koninklijk kind, door de Vader bemind. De rabbijnen zeggen: de ergste zonde is, om te vergeten dat je een koningskind bent. Af en toe mogen we dat weer tegen elkaar zeggen.

Op een tentoonstelling ‘Foto’s van vluchtelingen’ sprak ook een Iraanse vluchtelinge, een dichteres. Ze droeg voor ‘uit eigen werk’.

Drie Nullen.

Drie keer begon ik opnieuw

drie keer begon ik bij nul.

Ik bouwde een nieuw huis,

maar het stortte in.

Ik legde een nieuwe weg,

maar die liep dood.

Ik maakte een nieuw nest,

in de hoogste boom.

Maar het viel omlaag, door een jager.

Nu wil ik geen huis meer,

geen weg meer, geen nest meer.

Ik ga vliegen.

En ik vlieg tot mijn vleugels geen kracht meer hebben.

Tot mijn longen geen zuurstof meer krijgen.

Tot mijn hart niet meer pompt.

Deze vrouw heeft haar eigen geloof, haar eigen verhaal. Zij heeft de weg gevonden tot haar eigen hart. Ondanks alles geeft ze het niet op.

Dat is het geheim. Daarvoor wil de Heer ons de kracht geven, de inspiratie. Vergeet het niet: jij hebt die vonk van binnen. Het Koninkrijk is in je.

[1] Zie ook Spreuken 7:5