Sabbat

DE SABBAT - HASHABAT

tb>h

Deel 1: Alléén voor de Joden?

Deel 2: Hoe ging Yeshua ermee om?

Deel 1: Alléén voor de Joden?

“Toen G’d op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. En G’d zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat G’d scheppende tot stand had gebracht.” (ty>arb B’reshit [Genesis] 2:2-3).Deze zevende dag, die de Eeuwige tot rustdag heeft verklaard, is niet de zondag, zoals u misschien veronderstelde, maar de zaterdag. Nou, u denkt nu misschien: het ligt er maar aan vanaf welke dag men begint te tellen. Als men ervan uitgaat, dat de eerste dag in de week een maandag zou zijn, wat volgens de gebruikelijke kalender ook het geval is, dan komt men inderdaad uit op de zondag als zevende dag. Dat wordt echter door het opstandingsverhaal in h>dxh tyrb B’rit haChadasha [het Nieuwe Testament] tegengesproken. We lezen namelijk o.a. in Lucas 24:1-3, dat Yeshua haMashiach [Jezus Christus] bij het aanbreken van de zondag uit het graf is opgestaan: “En op de Shabat rustten zij naar het gebod, maar op de eerste dag der week (]v>ar ,vy Yom Rishon) gingen zij reeds vroeg in de morgenstond met de specerijen, die zij gereedgemaakt hadden, naar het graf. Zij vonden de steen van het graf afgewenteld, en toe zij er ingegaan waren, vonden zij het lichaam van Yeshua haAdon [de Here Jezus] niet.” - Heeft men het hier over een maandag? Neen, want uit vers 1 blijkt duidelijk, dat de opstanding plaats vond op de dag ná de Shabat [zaterdag], dus op zondag en niet op maandag. Als de zondag hier de eerste dag wordt genoemd, dan kan hij dus niet de zevende dag zijn. Bovendien is hier de Joodse tijdrekening van toepassing. De dagen van de week zijn in het Hebreeuws als volgt:

1e dag zondag yom rishon ]v>ar ,vy

2e dag maandag yom sheni yn> ,vy

3e dag dinsdag yom shlishi y>yl> ,vy

4e dag woensdag yom r’vi’i yiybr ,vy

5e dag donderdag yom chamishi y>ymx ,vy

6e dag vrijdag yom shishi y>y> ,vy

7e dag zaterdag yom shabat tb> ,vy

De zevende dag heet in het Hebreeuws dus tb> ,vy Yom Shabat ofwel yiyb>h ,vy Yom haSh’vi’i, maar hij wordt in de Nederlandstalige bijbels sabbat genoemd. De instelling van de Shabat als wekelijkse rustdag vinden wij in de 10 Woorden ofwel de 10 Geboden zowel in tvm> Sh’mot [Exodus] 20:8-11 alsook in ,yrbd D’varim [Deuteronomium] 5:12-15. Daar lezen wij: “Gedenk de Shabatdag dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de Shabat van de Eeuwige, uw G’d; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. Want in zes dagen heeft de Eeuwige de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Eeuwige de Shabatdag en heiligde die”. In tvm> Sh’mot [Exodus] 31:12-17 vinden wij een herinnering aan het Shabatgebod: “De eeuwige zeide tot Moshe [Mozes]: Gij dan, spreek tot de Israëlieten: maar Mijn Shabatot [sabatten] moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de Eeuwige ben, die u heilig. Gij zult de Shabat onderhouden, want deze is iets heiligs voor u; wie hem ontheiligt, zal zeker ter dood gebracht worden, want ieder die daarop werk verricht, zal uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten. Zes dagen mag men arbeiden, maar op de zevende dag zal er een volledige Shabat zijn, de Eeuwige geheiligd: ieder die op de Shabatdag werk verricht, zal zeker ter dood gebracht worden. De Israëlieten zullen de Shabat onderhouden, door de Shabat te vieren, zij en hun nageslacht, als eenaltoosdurend verbond. Tussen Mij en de Israëlieten is deze een teken voor altoos, want in zes dagen heeft de Eeuwige de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag heeft HIJ gerust en adem geschept.” De Shabat is de rode draad, die dwars door de hele geloofsstructuur van Israël loopt en alleen al in deTora wordt er 32 keer over de Shabat gesproken. De dvmlt Talmud zegt hierover: “Meer dan Israël de Shabat gehouden heeft, heeft de Shabat Israëlbehouden en bijeen gehouden”.

Shabat alléén voor Israël?

Een van de problemen waar men tegen aan loopt, als men zich als christen oriënteert op de Joodse wortels van zijn geloof, is het feit dat beide g’dsdiensten een verschillende wekelijkse rustdag hebben: het Jodendom de Shabat, die vrijdagavond bij zonsondergang begint en weer zaterdagavond bij zonsondergang eindigt, en het christendom de zondag welke duurt van middernacht tot middernacht. Als wij dezelfde G’d aanbidden en beiden dezelfde bijbel als G’ds woord beschouwen en de inhoud daarvan in ons leven toepassen, dan rijst onmiddellijk de vraag: waarom houden wij niet dezelfde rustdag? Of is de Shabat alléén voor de Joden? Volstrekt niet! Het is een historisch feit, dat de eerste christenen ruim 300 jaar lang de Shabat vierden (dus óók niet-joden). En Yeshayahu haNavi (de profeet Jesaja) zei reeds meer dan 2700 jaar geleden: “Welzalig die sterveling die dit doet, en het mensenkind dat daaraan vasthoudt; die acht geeft op de Shabat, zodat hij hem niet ontheiligt” (vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] 56:2). Let wel: hij zegt niet “Welzalig de Israëliet”, maar hij zegt heel universeel en wereldomvattend: “Welzalig ieder mensenkind, dat de Shabat houdt!” - In vers 6 gaat hij verder: “En de vreemdelingen die zich bij de Eeuwige aansloten om Hem te dienen, en om de naam van Adonai lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn, allen die de Shabat onderhouden, zodat ze hem niet ontheiligen, en die vasthouden aan Mijn verbond: hen zal Ik brengen naar Mijn heilige berg en Ik zal hun vreugde bereiden in Mijn bedehuis...” - Hier staat dus niet: de vreemdelingen die zich bij Israël aansloten, maar: de vreemdelingen die zich bij de Eeuwige aansloten, ...allen die de Shabat onderhouden! Een veelgehoord argument is namelijk, dat je als christen alleen maar de Shabat hoeft te onderhouden als je in Israël woont en je daar dus moet aanpassen. Wel, deden ze het maar! Toch helaas houden de christelijke kerken niet eens in Israël zelf de Shabat, want de diensten zijn daar net als hier in Nederland gewoon op de zondagochtend! Y’shayahu [Jesaja] profeteerde echter, dat zelfs op de nieuwe aarde de gelovigen uit alle volken (dus niet alleen de Joden) nog steeds de wekelijkse Shabat zullen vieren: “Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor Mijn aangezicht zullen blijven bestaan, luidt het woord van Adonai, zo zal uw nageslacht en uw naam blijven bestaan. En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van Shabat tot Shabat, dat al wat leeft zal komen om zich voor Mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Eeuwige” (vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] 66:22-23). Het Shabatgebod is dus in het verleden, in het heden, maar ook in de toekomst niet alleen voor de Joden van toepassing, maar voor een ieder die de G’d van Israël wil dienen: “Zes dagen mag arbeid verricht worden, maar op de zevende dag zal er een volkomen Shabat zijn: een heilige samenkomst; generlei arbeid zult gij verrichten, het is een Shabat voor de Eeuwige in al uw woonplaatsen”. (arqyv Vayiq’ra [Leviticus] 23:3). Hier staat dus niet alleen, dat de Shabat de dag om te rusten is, maar ook, dat de heilige samenkomst op Shabat dient te worden gehouden!!! Opnieuw rijst de vraag: als G’ds woord zo duidelijk is over de Shabat, waar komt de zondag dan als wekelijkse rustdag en dag van de samenkomst voor de christenen vandaan?

Shabat vervangen door zondag

Tot aan het concilie van Nicea in het jaar 321 vierden de messiasbelijdende Joden alsook de gelovigen uit de volken nog geheel de Shabat. Toen de gemeenschappen van de eerste gelovigen buiten Israël meer en meer uit heidenen gingen bestaan, ebde de betekenis van de Shabat steeds verder weg. Ondanks hun geloof in Yeshua vierden zij weer de reeds in de vóórchristelijke tijd bij de heidenen bekende “Dies Solis” [de zonnedag] ter ere van de zonnegod, en noemden hem nu “Dominica Dies” [Dag des Heren]. Later, in het zog van de versmelting tussen staat en kerk, verbood keizer Constantijn in 321 op advies van Eusebius álle christenen, dus óók de Joodse gelovigen, het vieren van de Shabat, om daardoor het Christendom geheel van zijn Joodse wortels los te maken. Het doel hiervan was om tegenstrijdige belangen te verenigen. Zoals bekend vereerden de heidenen de zon, en de zondag behoorde tot de ver-eringscultus. Door de Shabat af te schaffen en de zondag te heiligen hoopte men dat daardoor méér heidenen (in naam) tot de kerk zouden toetreden. Keizer Constantijn had hierdoor de zekerheid, dat de rust in het Romeinse Rijk zou wederkeren. Een stap verder ging Paus Sylvester (314-335), die verklaarde dat “deShabat voor de Christenen een dag is van afschuw jegens de Joden. Men behoort die dag niet te houden, want het is een verwerpelijk gebruik”. Nog bonter maakte het Paus Innocentius I (402-417). Hij veroordende dat er op de Shabat geen g’dsdienstige samenkomst mag worden gehouden en dat de sacramenten niet mogen worden uitgereikt. We zien hieraan, dat de Shabat dus juist in die tijd nog steeds door Christenen gehouden werd en daarom “moest” worden verboden. We zien ook, dat er geen heilige en oprechte motieven zoals de herdenking van de opstanding des Heren tot de invoering van de zondag als kerkdag hebben geleid, maar een afschuw van de Joden, dus puur antisemitisme alsmede afgoderij! Tijdens de Reformatie is veel hersteld, wat door de rooms-katholieke kerk was afgeschaft, maar het herstel van de Shabat hoorde daar helaas niet bij. Integendeel! Nu begon men de zondagsrust te verdedigen op grond van bijbelteksten. Wij zullen deze teksten nader bekijken.

Kolossenzen 2:16-17

Men is nogal van mening, dat een christen de vrijheid geniet om zelf te bepalen welke dag men als wekelijkse rustdag mag kiezen, namelijk de zondag in plaats van de Shabat. Wij zijn immers “vrij van de wet”, zegt men. Om deze opvatting te staven, wordt vaak Kolossenzen 2:16-17 aangehaald, waarin Sha’ul [Paulus] zegt: “Laat dan niemand u blijven oordelen in zake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is” (NBG-vertaling). Men gebruikt deze tekst echter niet alleen om de zondagsrust te rechtvaardigen, maar vooral ook om te bewijzen, dat de Kash’rut [spijswetten], Rosh Chodesh (nieuwe maan), de bijbelse feestdagen en uiteraard ook deShabat door het geloof in Yeshua achterhaald en afgeschaft zouden zijn of in elk geval niet dwingend aan de christenen uit de heidenen mogen worden voorgeschreven! Velen zeggen dat Paulus hier een aanval opent op wat zij noemen “de dwaalleer van de terugkeer tot de Mozaïsche wet” omdat zij ervan uitgaan dat de ceremoniële wetten met de komst van Christus hun betekenis hebben verloren en slechts een schaduw zijn van datgene waar het echt om gaat:Christus! De NBG-vertaling suggereert daarom evenals de Nieuwe Bijbelvertaling en de Willibrord-vertaling, dat de genoemde inzettingen SLECHTS een schaduw zouden zijn van hetgeen komen moest en in de Groot-Nieuws-vertaling staat het nog nadrukkelijker: “Dergelijke zaken zijn niet meer dan een schaduw van de dingen die moeten komen; de werkelijkheid zelf is Christus!” Maar wat staat er in het Grieks? Daar wordt het woordje “slechts” (monon monon) ofwel “niet meer dan” helemaal niet gebruikt:

Mh oun tiV umaV krinetw en brwsei h en posei h en merei eorthV h noumhnia h sabbatwn

a estin skia twn mellontwn to de swma tou cristou.

Mē oun tis humas krinetō en brōsei ē en posei ē en merei heortēs ē noumēnias ē sabbatōn

ha estin skia tōn mellontōn to de sōma tou Christou.

De Statenvertaling is op dit punt correct, door het woord “slechts” er niet toe te voegen. Hier lezen wij aldus: “Dat u niemand oordeele in spijs of in drank, of in het stuk des feestdags, of der nieuwe maan, of der sabatten; welke zijn een schaduw der toekomende dingen, maar het lichaam is van Christus”. Ook in deLuther-vertaling komen we het woordje “slechts” niet tegen: “Zo laat nu niemand u een gewetenszaak maken van spijs of van drank, of ten opzichte van feestdagen of nieuwemaandagen of sabatten; hetwelk is de schaduw van hetgeen toekomende was; maar het lichaam is in Christus”. Het idee, dat een schaduw iets negatiefs zou zijn, zoals de overige vertalingen suggereren, komt natuurlijk uit het Griekse denken, zoals Plato dit heeft onderwezen. Hij beschreef namelijk een grot waarin wij mensen zitten, met ons gezicht naar de muur. Achter ons is de opening, maar die kunnen wij niet zien omdat wij met de rug naar de opening zitten. In de buitenlucht zijn er dingen zoals vogels of bewegende bomen die door het zonlicht in de opening op de muur worden geprojecteerd als schaduwen. En de meeste mensen denken volgens Plato, dat die schaduwen de realiteit zijn. Dat is natuurlijk dom en daarom zegt Plato dat het wijs is om niet te veel aandacht aan de schaduw te besteden. In dit soort Grieks denken, dat onze bijbelvertalers door de eeuwen heen heeft beïnvloed, bestaat derhalve misverstand dat schaduwen waardeloze dingen zijn en dat je alleen maar hoeft om te keren om “het licht” te zien. Een schaduw wordt dus door een voorwerp of een persoon veroorzaakt die zich voor een lichtbron bevindt en het heeft ook de vorm ervan, maar daarom is het nog niet de zaak waar het juist om gaat en om deze reden ziet men een schaduw als minder belangrijk of in sommige gevallen zelfs als iets dreigends, iets negatiefs. Zowel TeNaCH (het z.g. Oude Testament) alsookB’rit haChadasha (het Nieuwe Testament) leren ons echter, dat de afschaduwing van wat er komen zal in de belichaming van de Mashiach, ons door de Eeuwige juist is gegeven als iets zeer waardevols. Zo is de Shabat een afschaduwing van het Duizendjarig Vrederijk. Door het vieren van de Shabat mogen we als het ware door een kier naar de troonzaal van de Eeuwige kijken. Het is een dag die je het Koninkrijk van de Almachtige laat zien, voelen en ruiken, ervaren in allerlei opzichten. Het is niet een instelling die in de eerste plaats dichtgeplakt hoort te zijn met allerlei ge- en verboden. En nu komen we eigenlijk tot de kern van hetgeen Sha’ul haShaliach (de apostel Paulus) in feite bedoelde met de geciteerde tekst. Sha’ul trok het bestaansrecht van de Shabat [sabbat], de Moadim[feestdagen] en de Kash’rut [spijswetten] helemaal niet in twijfel, maar waarschuwde de gemeente veeleer voor de overdreven manier waarop deze door het orthodoxe jodendom werd en wordt toegepast. Door de eeuwen heen hebben de rabbijnen allerlei wetjes en regeltjes opgesteld in een poging om aan te vullen wat de Eeuwige misschien zou zijn vergeten. De woorden het stuk des feestdags (Statenvertaling) laten duidelijk zien, dat Sha’ul het hier had over de praktische indeling van een feestdag en de overige inzettingen. Dat blijkt ook uit de tussenkop: “De dwaasheid van menselijke inzettingen” (NBG-vertaling). Wie de Bijbel serieus neemt als het Woord van G’d, moet erkennen dat zowel de spijswetten alsook de bijbelse feestdagen en de Shabat geen menselijke, maar g’ddelijke inzettingen zijn en derhalve in bovenstaande tekst niet bedoeld kunnen zijn! Sha’ul heeft het dus over de praktische invulling daarvan, waarvoor allerlei regels werden opgesteld, die zo vèrgaand waren, dat de Joden als het ware een juk werd opgelegd. Zijn kritiek sluit dus naadloos aan bij die van Yeshua. Voor de Eeuwige gaat het er niet om hoe men bepaalde dingen doet, maar waarom men ze doet en dat men ze doet! Ze moeten allemaal wijzen naar het hoofd van het lichaam: Yeshua! We hoeven ons daarom door de rabbijnen geen dingen laten voorschrijven die helemaal niet in de Tora staan zoals bijvoorbeeld de scheiding van melk- en vleesproducten of het scheuren van velletjes wc-papier en alvast klaarleggen op de dag voor de Shabat en zo kan ik nog een tijdje doorgaan met al die regels en voorschriften die G’d nooit bedoeld heeft. Daar had Sha’ul het over toen hij schreef: “Laat niemand u iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken of het vieren van feestdagen, nieuwemaan en sabbat.” In de Tora vinden wij heel gedetailleerde instructies omtrent G’ds wil hoe wij met deze zaken moeten omgaan en daarom hoeven wij ons geen menselijke regels hieromtrent laten voorschrijven buiten de Tora om. Dat bedoelde Sha’ul, maar helaas wordt deze tekst door velen zo opgevat dat Paulus de christenen daarmee wilde zeggen dat zij deze dingen helemaal niet hoeven te doen en dat zij zich door de Joden niets moeten laten opleggen. Deze denkhouding zien wij heel duidelijk in de vertaling van Het Boek: “Laat u dus door niemand bekritiseren over wat u eet of drinkt. En of u zich al of niet aan feestdagen en rustdagen moet houden. Dit soort dingen zijn immers maar tijdelijk. Zij zijn slechts een schaduw van toekomstige zaken. Maar ons lichaam behoort aan Christus toe”. Deze interpretatie (want een vertaling kan men het niet noemen) gaat wel heel erg ver: hierin wordt niet alleen gesteld, dat je mag eten en drinken wat je maar wilt, het staat je zelfs vrij of je feestdagen en rustdagen überhaupt wilt houden of niet. Je mag het helemaal zelf weten! Verder wordt ons hier wijsgemaakt dat dit soort dingen maar tijdelijk zijn. Wel, dat is dus iets heel anders dan wat er in de oorspronkelijke Griekse grondtekst staat en wat Sha’ul bedoeld heeft. Laten we daarom voor vers 16 ook nog twee andere vertalingen raadplegen, te beginnen bij de Willibrord-vertaling: “Laat niemand aanmerkingen op u maken inzake eten en drinken of het vieren van feestdagen, nieuwe maan of sabbat” en de Groot-Nieuws-vertaling: “Trek u dus niets aan van kritiek als het gaat om eten en drinken, het vieren van feestdagen, nieuwe maan of sabbat”. Dit zinnetje kan men op twee manieren opvatten: a) negatief: “laat je niet bekritiseren dat je deze dingen niet doet, want we zijn vrij van de wet en hoeven ze niet te doen” en b) positief: trek je niets aan van de kritiek en doe het gewoon, want wij moeten G’d meer gehoorzamen dan de mensen.” Ziet u het verschil? Gezien het feit dat G’d niet veranderd is en Zijn geboden en inzettingen onverminderd van kracht zijn zowel voor de Jood, maar ook voor de Griek, want G’d maakt geen onderscheid, lijkt mij opvatting b) het meest voor de hand liggend. We moeten dus erg zorgvuldig leren omgaan met de keuze van de juiste bijbelvertaling om G’ds woord en Zijn bedoelingen goed te kunnen verstaan!

1 Korintiërs 16:1-2

Sommigen denken dat zij op grond van de collecte op de eerste dag der week in 1 Korintiërs 16:1-2 een bewijs vinden dat de samenkomsten reeds toen al op de zondag waren en niet meer op de Shabat: “Wat de collecte voor de heiligen betreft, moet u de richtlijn volgen die ik aan de gemeenten in Galatië gegeven heb: Laat ieder van u elke eerste dag van de week naar vermogen iets opzij leggen. Dan hoeft er bij mijn komst geen geld meer te worden ingezameld”(Nïeuwe Bijbelvertaling). Deze tekst wordt gaarne aangehaald omdat er naast de vermelding van de zondag vooral de collecte genoemd wordt en dan denkt men daarbij nogal gauw aan een collecte zoals die in de huidige kerken een vast onderdeel van de dienst vormen. Het gaat hier inderdaad over de eerste dag van week, dus de zondag, er wordt echter niet gesproken over een samenkomst, en ook niet over een collecte in de samenkomst. Laten we deze tekst daarom ook nog een keer in de NBG-vertaling lezen: “Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft, doet ook gij, evenals ik het in de gemeenten van Galatië geregeld heb: elke eerste dag der week legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg, en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden”, en in de Groot-Nieuws-vertaling: “Elke eerste dag van de week moet u thuis allemaal naar vermogen iets opzij leggen en het opsparen. Dan hoeft er bij mijn komst niet meer gecollecteerd te worden”. In deze beide vertalingen wordt niets over een samenkomst gezegd, en ook niets over een collecte tijdens een samenkomst, maar over het thuis opzij leggen en opsparen van geld, en dat is nogal iets wat je nu eenmaal niet op de Shabat doet!

Handelingen 20:7-8

“En toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken, hield Sha’ul [Paulus] een toespraak tot hen en, daar hij van plan was de volgende dag te vertrekken, zette hij zijn rede voort tot middernacht. En er waren verscheidene lampen in de bovenzaal, waar wij vergaderd waren.” - Dit is de enige tekst waaruit blijkt dat er inderdaad op de eerste dag der week, dus op de zondag, Messiasbelijdende Joden samengekomen waren om brood te breken. Maar is dit echt een bewijs dat reeds toen de shabatviering door de zondagsviering was vervangen? Geenszins! Het is niet zo verwonderlijk, dat zij op die dag bij elkaar kwamen om brood te breken, want in Handelingen 2:46 lezen wij, dat ze dit praktisch elke dag deden: “...en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten, en zij loofden G’d en stonden in de gunst bij het gehele volk.” Dat in Handelingen 20:7 de eerste dag der week nadrukkelijk genoemd wordt, heeft een andere reden. De volgelingen van Yeshua bleven alstoragetrouwe Joden (Handelingen 21:20) ook na Zijn dood en opstanding nog geheel de Shabat vieren. Daar de dagen van de Joodse kalender telkens op de avond beginnen, begint reeds op zaterdagavond omstreeks 18.30 uur de Yom Rishon [eerste dag der week]. Zo hielden zij in direkte aansluiting op de algemeneShabat speciale samenkomsten bij een van hen thuis, waar zij “met elkaar brood braken”, dat wil zeggen een maaltijd hielden, de Schriften en de mondelinge overleveringen bestudeerden. Daartoe behoorde ook het leven en de leer van Rabbi Yeshua, die zij aan elkaar doorvertelden en met elkaar bediskussieerden. Ook andere Joodse groeperingen hielden zulke bijeenkomsten, hetzij op de shabatavond, hetzij op andere avonden. Het is heel goed denkbaar dat de Joodse volgelingen van Yeshua al vroeg op de zaterdagavond, direct na zonsondergang, dat is dus na afloop van de Shabat, voor deze bijeenkomsten gingen bestemmen. De bovengenoemde beschrijving van een dergelijke bijeenkomst in Handelingen 20:7-8 is daar een duidelijk voorbeeld van. Eerst wordt vermeld, dat zij op de eerste dag van de week samengekomen waren om brood te breken (Hand. 20:7a). De misvatting zou nu kunnen ontstaan dat dit op zondagochtend was, maar het vervolg van het verhaal wijst uit, dat deze samenkomst ‘s avonds plaatsvond. Omdat Sha’ul de volgende dag (dag in de zin van ‘overdag’, dus zondagochtend) van plan was te vertrekken, zette hij zijn toespraak voort tot middernacht (Hand. 20:7b). Ter meerdere sfeertekening van het nachtelijke karakter van de bijeenkomst worden de lampen in de bovenzaal vermeld (Hand. 20:8). Deze avondbijeenkomsten kan men dus letterlijk avondmaalsdiensten noemen, maar staan verder los van de samenkomsten ter herdenking van de opstanding van Yeshua. Vrome Joden (messiasbelijdend of niet) zijn gewoon elke dag bij het aanbreken van de ochtend de nieuwe dag te beginnen met het ochtendgebed oftewel tyrx> Shacharit, welke tegenwoordig keurig zowel in het Hebreeuws alsook in het Nederlands in de Sidur staat, het Joodse gebedenboek. Als er een sjoel [synagoge] in de buurt is, dan gaat men daarheen om samen met andere Joden het Shacharit te bidden. Is dit niet het geval, dan doet men het thuis. Ongetwijfeld heeft het ochtendgebed op de ochtend van de eerste dag der week voor messiasbelijdende Joden een speciale betekenis gekregen, omdat Yeshua op dit tijdstip is opgestaan uit het graf. Maar aanleiding om van de Shacharit op zondagochtend een uitgebreide eredienst te maken ter vervanging van de shabatviering was er niet, zolang de eerste gemeente hoofdzakelijk uit Joden bestond. Zo is ook de tekst uit Handelingen 20:7-8 geen geldige rechtvaardiging voor de huidige christelijke zondagsviering en zondagsrust. Dat is en blijft een menselijke inzetting!

Gehoorzaamheid

Voor u en voor mij blijft daarom de vraag: wie moeten wij meer gehoorzamen, G’d of de mensen? Begrijp me goed: het is beslist niet mijn bedoeling, u door middel van deze bijbelstudie “opnieuw onder de wet te plaatsen” en een “nieuw juk op te leggen”. Integendeel! Natuurlijk zijn wij vrijgekocht (niet van de Tora, maar van de straf op de overtreding van de Tora) door het bloed van Yeshua en gelukkig hoeven we onze behoudenis niet door goede werken en het houden van allerlei wetten en regels zelf verdienen. Sterker nog: we zouden het niet eens kunnen! Juist daarom is G’d ons daarin tegemoet gekomen en heeft Zijn Zoon op aarde gestuurd om dat te doen wat voor ons onmogelijk is! Door Zijn offer aan het kruis heeft Hij ons waarlijk vrijgemaakt. Maar onze vrijheid in Yeshua wil nog niet zeggen dat wij de Tien Geboden nu maar rustig opzij kunnen schuiven en kunnen doen en laten wat wij willen! Vrijheid, blijheid? Volstrekt niet! Alle tien Geboden zijn (inclusief het Shabatgebod) ook voor ons nog steeds van toepassing! Wat G’d toen opgedragen heeft zal Hij nu niet afkeuren en wat Hij toen verboden heeft, zal Hij nu niet goedkeuren: “Gij zult geen vreemde goden aanbidden, gij zult niet stelen, gij zult niet echtbreken” enz. heeft Yeshua nooit afgeschaft! De mensen zijn veranderlijk, maar G’d niet! Hij blijft altijd dezelfde en spreekt zichzelf niet tegen! Het is waar: wij staan niet meer onder de wet, maar wij staan ook niet boven de wet! In al Zijn liefde verwacht onze hemelse Vader nog steeds gehoorzaamheid van Zijn kinderen, zoals elke vader dat doet! Yeshuaheeft ooit gezegt: “Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil Mijns Vaders, die in de hemelen is” (vhyttm Matit’yahu - Matthéüs 7:21). De wil van de Vader staat in Zijn Woord. Hij verlangt van ons niets wat onbillijk is. Aan ons de keuze: aan de ene zijde hebben wij het volmaakte Woord van G’d, dat ons de rust op de zevende dag, de Shabat, leert en aan de andere zijde de kerkelijke traditie, die de zondag, de eerste dag der week als rustdag vordert. Gelooft u de Bijbel nog steeds “van kaft tot kaft”? Kies dan heden wien gij dienen zult...

Deel 2: Hoe ging Yeshua ermee om?

In het vorige hoofdstuk van deze bijbelstudie hebben wij kunnen lezen, dat de Shabat niet alleen voor de Joden bedoeld is, maar voor alle gelovigen! De Shabatdient immers enerzijds om de Joden eraan te herinneren dat de Eeuwige voor hen de verlossing uit de slavernij in Egypte had volbracht, maar ook om een ieder te herinneren aan het volbrachte verlossingswerk van Yeshua! Bij het sterven riep Hij immers: “Het is volbracht!” Als het vleselijk lichaam van Yeshua na Zijn sterven op de Shabat rustte, dan is het niet meer dan logisch, dat in navolging daarvan ook het geestelijk lichaam van Yeshua, de gemeente, na het sterven van de ‘oude mens’ de Shabat eveneens in ere gaat houden, en dat we op die dag gedenken dat wij de rust ingegaan zijn door aanvaarding van het volbrachte werk van Yeshua! (,yrbi Ivrim [Hebreeën] 4).

Voorbeeld

We begonnen deze bijbelstudie met de tekst uit ty>arb B’reshit [Genesis] 2:2-3, die ook deel uitmaakt van de Qidush, de wijding van de Shabat op vrijdagavond: “Toen G’d op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. En G’d zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat G’d scheppende tot stand had gebracht”. Waarom rustte G’d op de zevende dag? Was Hij moe van het werken? Natuurlijk niet! In Psalm 121:4 lezen wij immers: “Zie, de Bewaarder van Israël sluimert noch slaapt”. Als Hij niet moe was, waarom ging Hij dan rusten? Om dezelfde reden waarom Yeshua gedoopt werd! Had Yeshua het nodig om gedoopt te worden? Nee! Waarom liet Hij zich dan dopen? Om te laten zien hoe het moet! Als voorbeeld, dat wij behoren na te volgen. En zo zit het dus ook met de Shabat, de zevende dag! Maar in beide gevallen zijn er helaas nog steeds christenen die menen, dit voorbeeld niet te hoeven opvolgen. Terwijl Yeshua als volwassene ondergedompeld werd, worden in de meeste kerken baby’s besprenkeld, en terwijl G’d zelf op de zevende dag rustte en die heiligde, rusten de meeste christenen op de eerste dag en heiligen die. Men beroept zich hierbij op het feit, dat Yeshua op de eerste dag is opgestaan. Maar is Shabat vieren dan de opstanding verloochenen? In tegendeel! De Shabat is de viering van de rust die we in G’d genieten door het offer en de opstanding van Yeshua.

Onder de Wet?

Altijd, als men het met christenen over de Shabat heeft, krijgt men een standaard antwoord: “Wij zijn niet meer onder de Wet en wij hoeven ons niet opnieuw een juk te laten opleggen”! Einde discussie! Het lijkt wel voorgeprogrammeerd, net alsof je een cassettebandje afdraait! Maar weet men eigenlijk waar men het over heeft? Laten we even bekijken wat die term inhoudt. De term “onder de Wet” (upo nomon upo nomon) komt tien maal voor in B’rit haChadasha (het Nieuwe Testament), en wel in de brieven aan de Romeinen, de Galaten en de Korinthiërs. Maar uit de uitspraak van Sha’ul (Paulus) in Romeinen 6:15-16 blijkt wel duidelijk, dat hij die Wet (hrvt Tora) zeker niet als iets negatiefs beschouwde: “Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de Wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet! Weet gij niet dat gij Hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid?” In hoofdstuk 7:7 gaat hij verder: “Wat zullen wij dan zeggen? Is de Wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de Wet”. In vers 12 komt hij tot de conclusie: “Zo is dan de Wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed!” Als wij deze tekst dus toepassen op de Shabat, wat is er dan verkeerd aan? Uit bovenstaande teksten wordt immers duidelijk, dat de term “onder de Wet zijn” aantoont, dat de Wet op zich niet verkeerd is, maar de manier hoe men ermee omgaat! Dus moet de term “onder de Wet zijn” eennegatieve toepassing inhouden van de Wet, die Sha’ul [Paulus] juist “heilig, rechtvaardig, juist en goed” noemt. Op gelijke wijze is de term “werken der Wet”(ergoi tou nomou ergoi tou nomou), die eveneens tien maal voorkomt in de brieven aan de Romeinen en de Galaten, te zien als “het wettisch toepassen van de geboden uit de Tora”. Let wel: “Wet” is eigenlijk een verkeerde vertaling! Tora betekent niet “Wet” maar “Instructie”, en dat geeft al aan dat je er niet wettisch mee kunt omgaan. En toch wordt het gedaan, en niet alleen door Joden! Dit legalistische denken vinden we ook bij gelovigen uit de volken. Het is typisch, dat veel christenen, die prefereren “vrij te zijn van de Wet”, die men als “juk” ervaart (let wel: wij hebben het hier over de Wet van G’d!), geen enkele moeite hebben met het strikt navolgen van wetten, die door mensen gemaakt zijn! Elke kerk, of zij nou rooms-katholiek, protestants of evangelisch is, heeft haar eigen wetten, haar eigen kerkorde, haar eigen statuten, waarvan het de normaalste zaak is, dat men zich daar zonder te morren aan houdt. Daarentegen heeft men er heel veel moeite mee, om G’ds geboden, regels en instructies te gehoorzamen. Velen denken oprecht (omdat het ze zo geleerd is), dat de Wet voor hun niet meer van toepassing zou zijn omdat zij in Yeshua vervuld is en ‘dus’ bij het Oude Testament hoort. Yeshua heeft echter zelf gezegd: “Meent niet, dat Ik gekomen ben om de Wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de Wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen!” (vhyttm Matit’yahu[Matthéüs] 5:17-19). Hij zegt: “wie ze doet!” Dat is het, wat ook Ya’aqov [Jacobus] bedoeld als hij zegt: “Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood.” (bqiy Ya’aqov [Jacobus] 2:26). Als Yeshua het heeft over “de kleinste dezer geboden”, dan bedoelt Hij uiteraard óók de Shabat! Hij zegt dus, dat je zeer klein zal heten in Zijn Koninkrijk, als je de mensen leert dat de Wet (inclusief het shabatgebod) niet meer van toepassing zou zijn. In deel 2 van deze bijbelstudie gaan we kijken, hoe de eerste gemeente en Yeshua zelf met de Shabat omgingen.

De eerste gemeente en de Shabat

“En hun weg nemende over Amfipolis en Apollonia, kwamen zij te Tessalonica, waar een synagoge was. En Sha’ul [Paulus] ging, zoals hij gewoon was, daar binnen en behandelde drie Shabatot [sabbatten] achtereen met hen gedeelten uit de Schriften”. In deze tekst uit tvlipm Mif’alot [Handelingen] 17:1-2 lezen wij, dat Sha’ul de vaste gewoonte had, om ook ná zijn bekering nog op Shabat de sjoeldienst bij te wonen. Waarom deed hij dat? Omdat Yeshua [Jezus] nooit gezegd had, dat hij dat maar op zondag moest doen. Integendeel! Het boek Handelingen staat er vol van, dat de gelovigen, Joden zowel als niet-joden, op deShabat samenkomsten hielden. We laten daarom enkele van deze teksten even de revue passeren, om maar met tvlipm Mif’alot [Handelingen] 13:14 te beginnen: “Doch zelf gingen zij van Perge verder en kwamen te Antiochië in Pisidië, en op Yom Shabat [de sabbatdag] in de synagoge gegaan zijnde, namen zij plaats”. In hetzelfde hoofdstuk lezen wij in de verzen 42 tot 44: “En toen zij vertrokken, verzochten zij hun tegen de eerstvolgende Shabat weder deze woorden te spreken. En na het uitgaan van de synagoge, volgden vele van de Joden en de vereerders van G’d, die Jodengenoten waren, Sha’ul [Paulus] en Bar-Naba[Barnabas], die dan ook tot hen spraken en bij hen aandrongen om te blijven bij de genade G’ds. En de volgende Shabat kwam bijna de gehele stad bijeen om het woord G’ds te horen”. En zo bleef het ook meer dan 400 jaren lang. Het was vanzelfsprekend, dat de gelovigen de Shabat heiligden overeenkomstig het gebod van de Allerhoogste. Hij heeft immers nooit gezegd, dat je de Shabat slechts hoefde te houden tot de dag dat de Mashiach [Messias] zou komen. Neen!Het is een eeuwigdurende inzetting! Yeshua heeft het houden van de Shabat niet stopgezet, ook niet een dag opgeschoven, en Zijn Vader is eveneens nooit van gedachte veranderd! Hij heeft nooit gezegd, dat de Shabat nu maar door de zondag vervangen moest worden. Dat deden mensen die zich christenen noemden, maar het niet waren, omdat afgoderij en antisemitisme hun voornaamste motieven daarvoor waren (keizer Constantijn en diverse pausen). Om deze stap achteraf toch nog te legitimeren, worden de twistgesprekken van Yeshua met sommige (niet alle!) P’rushim [Farizeeën] aangehaald in een poging aan te kunnen tonen, dat zelfs ook Yeshua grote problemen met het houden van de Shabat gehad zou hebben en ervan vond dat het daar maar mee afgelopen moest zijn. Maar was dat wel zo?

Yeshua en de shabat

Zelfs xy>mh iv>y Yeshua haMashiach [Jezus Christus], de mensgeworden Zoon van de Allerhoogste, heeft de Shabat geëerbiedigd, door pas op de eerste dag der week op te staan uit de dood maar gedurende de gehele Shabat te rusten in het graf! Is de slaaf meer dan zijn Meester? Behoren wij niet net zo te wandelen als Hij heeft gedaan, als wij zeggen dat we in Hem blijven? Er zijn talrijke plausibele passages in h>dxh tyrb B’rit haChadasha [het Nieuwe Testament], welke eenstemmig betuigen dat Yeshua haMashiach principieel de nauwkeurige inachtneming van de Shabat als hvjm Mitz’va [bijbels gebod] erkende. In vhyttm Matityahu [Matthéüs] 24:20 b.v. geeft Yeshua aan Zijn Talmidim [discipelen] het advies: “Bidt dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een Shabat”, en in Marcus 1:21 lezen wij: “En zij kwamen te K’far-Nachum [Kapernaüm] en terstond op de Shabat ging hij naar de synagoge en leerde”. Deze woorden bewijzen niet slechts Yeshua’s gebondenheid aan het Joodse leer- en bedehuis, de sjoel, maar ook Zijn strikte naleving van het Techumvoorschrift (Talmud-tractaat Erubin 4:3), dat wandelingen op de Shabat beperkt tot 2000 ellen buiten het Shabatgebied, dat in het algemeen beperkt is tot het gebied van een stad of een dorp. Yeshua ging dus de stad in nog vóór het aanbreken van de Shabat om de dienst in de sjoel bij te kunnen wonen. Lucas verhaalt in zijn vierde hoofdstuk vers 16: “En Hij kwam te Natzeret (Nazaret), waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens Zijn gewoonte op Yom Shabat [de sabbatdag] naar de synagoge en stond op om voor te lezen”. In het zelfde hoofdstuk staat: “Hij daalde af naar K’far-Nachum [Kapernaüm] een stad in de Galil [Galilea], en Hij leerde hen geregeld op de Shabat” (vers 31). Weet u, als Yeshua iemand was geweest, die zo nu en dan wel eens de Shabat had geschonden, laat staan als Hij in Zijn prediking had opgeroepen tot schending of zelfs afschaffing van de Shabat, zoals sommigen beweren, dan zou de Hoge Raad, het Sanhedrin, niet in verlegenheid zijn geraakt bij het zoeken naar een reden om Hem ter dood te veroordelen. Moshe [Mozes] zegt immers in Sh’mot [Exodus] 31:14 ondubbelzinnig:“Wie de Shabat ontheiligt, zal zeker ter dood gebracht worden”. In Marcus 14:55 lezen we echter: “De overpriesters nu en de hele Raad trachtten een getuigenverklaring tegen Yeshua te vinden om Hem ter dood te kunnen brengen, maar zij vonden er geen”. De hogepriesters in Jeruzalem konden Yeshuamet de beste wil van de wereld niet betrappen op een verboden handeling, hetzij op de Shabat, hetzij bij een of ander vergrijp jegens de Tora of de Halacha. Invhyttm Matit’yahu [Matthéüs] 26:59 zien wij, dat zij daarom zelf dingen gaan verzinnen: “De overpriesters en de gehele Raad trachtten een vals getuigenis tegen Yeshua te vinden om Hem ter dood te brengen, maar zij vonden er geen, hoewel er vele valse getuigen optraden”. De noodzaak van het Sanhedrin om valse getuigen in te huren, duidt ondubbelzinnig zowel op Zijn onschuld als ook op Zijn trouw jegens de Tora. Geen wonder! Want Yeshua was helemaal geen onverschillige Jood die in de marge leefde, maar een echte Rebbe [wonderrabbi], wiens menszijn niet gescheiden kan worden van Zijn Jood-zijn.

Twistgesprekken over de shabat

Ondanks de boven genoemde feiten worden er, om de afschaffing van de Shabat door de Kerk te rechtvaardigen, nog steeds de zogenaamde twistgesprekken van Yeshua met de P’rushim [Farizeeën] aangehaald. Maar is dit wel het juiste woord? Was er wel sprake van een twist of was het veeleer een discussie over actuele vragen van rabbijnen onder mekaar, zoals dit ook vandaag de dag nog gebruikelijk is? Kwam Yeshua inderdaad regelmatig in botsing met hen op het punt van de Shabat? Heeft Hij een geheel nieuwe visie op de Shabat gegeven of heeft Hij reeds bestaande opvattingen hieromtrent alleen maar nader toegelicht? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, moeten we de bewuste teksten nog eens heel kritisch lezen.

Werken van noodzakelijkheid

“Te dien tijde ging Yeshua op de Shabat door de korenvelden en zijn Talmidim [discipelen] kregen honger en begonnen aren te plukken en te eten. Maar toen deP’rushim (Farizeeën) dit zagen, zeiden zij tot Hem: Zie, uw discipelen doen wat men op Shabat niet mag doen. En Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen watDavid gedaan heeft, toen hij en die met hem waren honger kregen? Hoe hij het huis G’ds binnengegaan is en zij de toonbroden hebben gegeten, waarvan hij noch die met hem waren mochten eten, doch alleen de Kohanim [priesters]? Of hebt gij niet gelezen in Tora [de wet], dat op de Shabat de Kohanim in>dqmh=tyb Beit haMiq’dash [de tempel] de Shabat schenden zonder schuldig te zijn? Maar Ik zeg u: Meer dan Beit haMiq’dash is hier. Indien gij geweten hadt, wat het zeggen wil: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande, dan zoudt gij geen onschuldigen hebben veroordeeld. Want Ben haAdam [de Zoon des mensen] is heer over de Shabat!” (vhyttm Matit’yahu [Matthéüs] 12:1-8, vergelijk Marcus 2:23-28 en Lucas 6:1-5). - Heeft Yeshua tegen de P’rushim gezegd dat Zijn vrienden zich van het vierde gebod niets hoefden aan te trekken omdat Hij toch maar van mening was dat de Shabat afgeschaft en door de zondag vervangen mocht worden? Neen! Wat Yeshua hier aantoonde was, dat werken van noodzakelijkheid en werken van barmhartigheid volgens de Tora op Shabatwel degelijk geoorloofd zijn en men hieromtrent geen gewetensbezwaren hoeft te hebben. Zijn zorgvuldige verklaring van het vierde gebod duidt de altijddurende verplichting aan van het G’dsdienstig waarnemen van de zevende dag als een heilige Shabat. Hij deed dit op rabbijns niveau onder aanhaling van enkeleTorateksten: ,yrbd D’varim [Deuteronomium] 23:25, a lavm> Sh’mu’el alef [1 Samuël] 21:1-6, arqyv Vayiq’ra [Leviticus] 24:9, rbdmb Bamid’bar [Numeri] 28:9-10 alsook a lavm> Sh’mu’el alef [1 Samuël] 15:22 en i>vh Hoshea [Hosea] 6:6. Yeshua zou geen Wet verklaard hebben, die bestemd was om opgeheven te worden, maar Hij heeft ongetwijfeld bedoeld een punt vast te stellen, dat van nut zou wezen voor de gelovigen in alle eeuwen; en zo moet het ons leren, dat ook voor de christenen (niet slechts de Joden) de Shabat wel onder de aanwijzing is van het vierde gebod, maar niet onder de verplichtingen die mensen daaraan hebben toegevoegd. Marcus brengt dit aspect in zijn versie van deze gebeurtenis nog scherper naar voren: “En het geschiedde, dat Hij op deShabat door de korenvelden ging en zijn discipelen begonnen onder het gaan aren te plukken. En de P’rushim [Farizeeën] zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op de Shabat wat niet mag? En Hij zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen wat David gedaan heeft, toen de nood drong en hij en die met hem waren, honger kregen? Hoe hij onder het hogepriesterschap van Av’yatar [Abjatar] het huis G’ds binnengegaan is en de toonbroden gegeten heeft, waarvan niemand mag eten dan de priesters, en hij ze ook aan degenen, die met hem waren, gegeven heeft? En Hij zeide tot hen: De Shabat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de Shabat. Alzo is Ben haAdam [de Zoon des mensen] heer ook over de Shabat.” (Marcus 2:23-28). Yeshua stelde zich hier niet tegenover de Joodse traditie, maar Hij hanteerde juist de rabbijnse juridische bewijsvoering. Hij zei niet dat het houden van de Shabat op zich verkeerd zou zijn en dus maar afgeschaft moest worden, maar legt juist uit wat het eigenlijke doel van de Shabat is. Yeshua maakt met het voorbeeld van David duidelijk dat de Shabat niet als een starre wet bedoeld is, waardoor je als het ware op je tenen moet lopen. Neen, de Shabat is gegeven als een voorrecht, als iets goeds. De Shabat mag geen last, geen tiran zijn, maar hij is er ten dienste van de mens. Daarom zei Yeshua ook: “De Shabat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de Shabat.” Hij gaf daarmee geen nieuwe visie op de Shabat, want bijna dezelfde woorden vinden wij ook terug in de Talmud: “De Shabat is u gegeven, en niet gij aan de Shabat.” (Mechil’taEx. 31:13; B. Yoma 85b). Door Zijn uitspraak, dat de Zoon des mensen ook Heer over de Shabat is, laat Hij meteen ook zien wie de Wetgever is: Hijzelf! Hij wil dat wij G’ds geboden beleven in het kader van barmhartigheid. Het moet ons in de eerste plaats gaan om een relatie van liefde tot G’d en onze naaste.

hkalm M’lacha

Maar wie gefixeerd is op regels, krijgt automatisch een kritische instelling zoals de P’rushim [Farizeeën] in het bovenstaande verhaal. Zij stoorden zich hier aan het gedrag van de Talmidim [discipelen] van Yeshua, die door het plukken en met hun handen stuk wrijven van de aren M’lacha deden. Het woord hkalmM’lacha staat in de Tora genoemd, en daarmee wordt elke activiteit bedoeld die nodig was voor de bouw van ]k>m Mis’kan [de tabernakel]. M’lacha, in het Jiddisch “Melocho” genoemd, wordt omschreven als een handeling van een mens door de constructieve beoefening van zijn intelligentie en bekwaamheden, of anders gezegd: de uitvoering van een idee aan een voorwerp door de kunstvaardigheid van de de mens. M’lacha is het product van overleg, bedoeld, bij volle bewustzijn verricht, met de noodzakelijke middelen, kortom een creatieve, actieve menselijke geest. Op Shabat is M’lacha niet toegestaan. Zulk werk is een schending van de Shabat en zo is men ertoe gekomen om het begrip M’lacha te verdelen in 39 M’lachot, die ieder weer gespecificeerd zijn. De Mishna noemt de 39 werkzaamheden die M’lacha zijn en de andere werkzaamheden die daar weer van afgeleid zijn (Tol’dot):

1. zaaien,

2. ploegen,

3. maaien en afsnijden of plukken

4. losse producten bijeenzamelen,

5. dorsen, iets losmaken en afsnijden (dus ook melken of persen),

6. wannen,

7. uitzoeken,

8. malen (dus ook fijnsnijden of -stampen)

9. zeven (dus ook filteren)

10. kneden,

11. bakken (dus ook braden en koken),

12. wol afscheren (dus ook baard, hoofdhaar en nagels knippen)

13. wol schoonwassen

14. wol uitkloppen

15. wol verven

16. wol spinnen

17. scheringsdraden opspannen,

18. twee doorhaallussen maken,

19. twee inslagdraden weven,

20. twee draden splijten,

21. een knoop leggen,

22. een knoop losmaken,

23. twee steken naaien,

24. scheuren met de bedoeling om twee steken te naaien,

25. een hert vangen,

26. een hert slachten,

27. een hert de huid stropen,

28. de huid van een hert inzouten,

29. de huid van een hert looien,

30. van leer haar afkrabben of lijnen inkrassen (dus ook schaatsen)

31. leer in vorm of maat afsnijden,

32. twee letters schrijven,

33. schrift uitwissen,

34. bouwen,

35. afbreken met het doel om weer te bouwen,

36. vuur uitblussen,

37. vuur ontsteken (dus ook onze moderne elektrische apparaten aan- of uitzetten),

38. de laatste slag doen met de hamer, dat is de laatste hand aan werk leggen,

(dus iets afmaken waar men aan begonnen is),

39. overbrengen van een terrein naar andere terreinen (en terug).

Men kent ook het begrip hjqvm Muq’tza; dit betekent dat een voorwerp niet in de handen genomen mag worden en niet bewogen, omdat daarmee M’lachagedaan kan worden. De Muq’tza is uit voorzorg door de rabbijnen ingesteld. Extreme voorbeelden voor de tvdlvt Toladot, de van de M’lacha afgeleide werkzaamheden zijn o.a. het afscheuren van w.c.-papier. Daarom ligt er in de w.c.’s van orthodoxe Joden speciaal van te voren afgescheurde velletjes w.c.-papier klaar voor gebruik op Shabat. Hieruit wordt duidelijk, dat je met de invulling van het werkverbod op Shabat heel ver kan gaan. Waar ligt de grens? Yeshuaherinnerde de P’rushim eraan, dat zelfs de Kohanim (priesters) de Shabat schonden. Hij wees op het dagelijks voorbeeld van de priesters, waarvan zij evenzeer in Tora lazen. In de tempel deden de priesters zeer veel werk op de Shabat, daar zij offerdieren slachtten, van de huid ontdeden en verbrandden, deden dusM’lacha, hetgeen in een gewoon geval een ontheiliging van de Shabat zou zijn. Toch werd dit nooit als een overtreding van het vierde gebod aangezien, want de tempeldienst eiste en rechtvaardigde dit. Hierdoor wordt aangetoond, dat noodzakelijk werk op Shabat wettig en geoorloofd is, niet slechts tot onderhoud van het leven, maar voor de dienst aan de Eeuwige. En indien Yeshua Heer is over de Shabat is het voegzaam, dat die dag en al het werk van die dag, Hem gewijd zullen zijn. Krachtens deze Hem opgedragene macht stelt Yeshua hier vast, dat werken van noodzakelijkheid, indien zij dit werkelijk zijn, en niet voorwendsels of door ons zelf geschapene noodzakelijkheid, op Shabat verricht mogen worden, en deze uitleg van de Tora toont duidelijk aan, dat zij bestendigd zal worden. Hoewel Yeshua dus werken van noodzakelijkheid toeliet op Shabat, wil Hij toch, dat wij zullen weten en gedenken, dat het Zijn dag is, en daarom in Zijn dienst en tot Zijn eer besteed dient te worden.

Werken van barmhartigheid

Behalve werken der noodzakelijkheid zijn ook werken van barmhartigheid toegestaan. Alle Shabatwetten worden namelijk aan kant gezet als men een leven moet redden, bijvoorbeeld als iemand (mens of dier) in het water valt. Dan is men verplicht om hem te redden ook al overtreedt men daarmee het draagverbod. Men mag de drenkeling zelfs met de auto naar een ziekenhuis brengen als dat voor zijn levensbehoud nodig is. Op Shabat rijdt men normaal gesproken geen auto omdat de auto Muq’tza is. De eerbied voor het leven heeft dus tot gevolg dat zodra ziekte of levensgevaar in het geding zijn, het werkverbod opgeheven wordt. Daarom komen wij in de Talmud ook de volgende regel tegen: “Ontheilig ten behoeve van hem één Shabat, opdat hij nog vele Shabatot moge vieren.” (B.Shabat 151; B. Yoma 85b). In het Nederlands bestaat de gezegde: “Nood breekt wetten”. En dat is ook zo! Yeshua maakte dit duidelijk door de diverse genezingen, die Hij op Shabat verrichtte. In vhyttm Matit’yahu [Matthéüs] 12:9-14 lezen wij b.v.: “En Hij vertrok van die plaats en ging in hun synagoge. En zie, daar was een mens met een verschrompelde hand. En zij legden Hem de vraag voor, of het geoorloofd is op de Shabat te genezen, om Hem te kunnen aanklagen. Maar Hij zeide tot hen: Wie zou er onder u zijn, die een schaap heeft en die, als dit op een Shabat in een put valt, het niet grijpen zal en eruit trekken? Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven? Derhalve is het geoorloofd op de Shabat wel te doen. Toen zeide Hij tot die mens: Strek uw hand uit. En hij strekte haar uit en zij werd weder gezond gelijk de andere”. Yeshua deed met Zijn antwoord op hun vraag een beroep op hun eigen mening en praktijk: Zouden zij een schaap dat op Yom Shabat in een put valt, niet onder zware lichamelijke inspanning er weer eruit trekken? Ongetwijfeld zouden zij dit doen, de Tora laat dit toe! In Lucas 14:1-6 zei Yeshua in een soortgelijke situatie bijna dezelfde woorden: “En het geschiedde, toen Hij op Shabat in het huis van een der hoofden van de P’rushim [Farizeeën] kwam om brood te eten, dat zij nauwkeurig acht op Hem sloegen. En zie, er stond een waterzuchtig mens voor Hem. En Yeshuaantwoordde en zeide tot de wetgeleerden en Farizeeën, zeggende: Is het geoorloofd op de Shabat te genezen of niet? En zij hielden zich stil. En Hij vatte hem bij de hand en Hij genas hem en liet hem gaan. En Hij zeide tot hen: Als een zoon of een os van iemand van u in een put valt, wie zal hem er dan niet terstonduittrekken ook op Yom Shabat [de sabbatdag]? En zij waren niet in staat iets daartegen in te brengen”. Yeshua voegde hier zelfs het woordje terstond in om te benadrukken dat men het niet zou uitstellen tot na de Shabat, opdat het dier of de persoon niet zou omkomen! Ook in Lucas 13:10-17 was Yeshua niet in overtreding van het vierde gebod, maar baseerde zich op een door de rabbijnen algemeen aanvaarde regel, dat het geoorloofd is om vee los te maken opShabat om het in staat te stellen te eten en te drinken: “Hij was bezig te leren in een der synagogen op Shabat. En zie, er was een vrouw, die reeds achttien jaren een geest van zwakheid had en verkromd was en zich in het geheel niet kon oprichten. Toen Yeshua haar zag, sprak Hij haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid; en Hij legde haar de handen op, en terstond richtte zij zich op en zij verheerlijkte G’d. Maar de overste der synagoge, het kwalijk nemende, dat Yeshua op de Shabat genas, antwoordde en zeide tot de schare: Zes dagen zijn er, waarop gewerkt moet worden, komt dan om u te laten genezen en niet op Yom Shabat [de sabbatdag]. Maar de Here antwoordde hem en zeide: Huichelaars, maakt ieder van u niet op de Shabat zijn os of zijn ezel van de kribbe los en leidt hem weg om hem te laten drinken? Moest deze vrouw, die een dochter van Avraham is, welke de satan, zie, achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op Yom Shabat? En toen Hij dit zeide, schaamden zich al zijn tegenstanders, en de gehele schare verheugde zich over al de heerlijke dingen, die door Hem geschiedden”. Zij schaamden zich omdat Yeshua zich beriep op het gewone gebruik onder de Joden, dat door niemand afgekeurd werd. Hij had genoegzaam bewezen, dat het niet slechts geoorloofd, maar uiterst recht en voegzaam, dus een Mitz’va was, om deze arme vrouw op Shabat te genezen, en wel openlijk in de sjoel, de synagoge, opdat allen getuigen zouden zijn van het wonder.

Conclusie

Het is dus beslist niet waar, dat men op Shabat helemaal niets mag doen! Zowel Yeshua alsook de Talmud leren ons, dat óók binnen het orthodoxe Jodendom werken van noodzakelijkheid en werken van barmhartigheid zonder meer zijn toegestaan. Hetzelfde Hebreeuwse woordje dcx Chesed betekent zowel g’dsvruchtig en vroom alsook genadig en barmhartig, om aan te duiden, dat werken van barmhartigheid in zekere zin ook werken der g’dsvrucht zijn, dus zeer betamelijk op Shabat. Wat kunnen wij leren uit bovenstaande voorbeelden? Op de eerste plaats concluderen wij, dat Yeshua op geen enkele wijze gesuggereerd heeft dat de Shabat ooit vervangen zou worden door een andere dag, namelijk de zondag. Verder heeft Hij nooit beweerd, dat het vierde gebod niet meer van toepassing zou zijn. Wat Yeshua wèl duidelijk naar voren bracht is, dat de Shabat niet als een starre wet bedoeld is, vol met regels wat men allemaal wel of niet mag doen, maar als een kostbaar geschenk aan ons, een voorrecht, als iets goeds! Het is waar: Yeshua heeft ons vrijgemaakt van de wet, maar wij behoren wel zorgzaam te wezen om die vrijheid niet te misbruiken, of haar in losbandigheid te verkeren. Zie hoe gunstrijk de Eeuwige voor ons is, dat Hij ons op de zevende dag der week tijd toestaat voor verkwikking van het lichaam, om na een drukke werkweek weer even op adem te komen. Maar in plaats van dankbaar dit voorrecht te aanvaarden, geeft men de voorkeur aan een andere dag, de zondag. Als Sha’ul ons leert, dat wij door het offer van Yeshua niet meer gebonden zijn aan al die wetjes en regeltjes die door de rabbijnen zijn ingesteld, dan wil dat nog niet zeggen, dat wij ook zomaar G’ds wetten opzij mogen schuiven! Laat dit goed tot ons doordringen! Ook christenen dienen zich aan het vierde gebod te houden. Laten wij derhalve de Shabatrust tot voordeel zijn voor zowel ons lichaam alsook voor de innerlijke mens. Want zonder de storende invloed van allerlei bezigheden kan een mens zich beter op zijn Schepper richten. Dan komt men er gemakkelijker toe om na te denken, te danken en te bidden. Yeshua, maar ook Zijn Talmidim (discipelen), Sha’ul [Paulus] en de andere Sh’lihim[apostelen] brachten steeds hun Shabatot [sabbatten] door in de synagogen. Wij moeten er een gewetenszaak van maken om dit eveneens te doen (natuurlijk niet in de synagoge, maar in de gemeente of desnoods in een huisgemeente, want waar twee of drie in de naam van Yeshua bij elkaar zijn, daar in de Heer in hun midden), als wij er de gelegenheid toe hebben, en niet te denken dat wij de gehele Shabat evengoed thuis met het lezen van een goed boek, voor de televisie of op het voetbalveld kunnen doorbrengen, want de g’dsdienstige Shabatsamenkomsten zijn een g’ddelijke instelling, waarvoor wij moeten getuigen, al is het dan ook slechts met twee of drie. Het is dus onze plicht om, als wij er de gelegenheid toe hebben, de Shabat te heiligen in g’dsdienstige samenkomsten, en zonder geldige reden behoort onze plaats niet ledig te wezen: “Zes dagen mag arbeid verricht worden, maar op de zevende dag zal er een volkomen Shabat zijn: een heilige samenkomst; generlei arbeid zult gij verrichten, het is een Shabat voor de Eeuwige in al uw woonplaatsen”. (arqyv Vayiq’ra[Leviticus] 23:3). Yeshua leerde op de Shabat in de synagoge. Onderwijs geven en van Yeshua ontvangen is een zeer voegzaam werk op Shabat, en juist in de synagoge, die in het Jiddisch niet voor niets ‘sjoel’ [Schule], dus ‘school’ wordt genoemd. Er zijn meerdere wijzen van weldoen op Shabat dan de eredienst bijwonen. Werken van barmhartigheid die wij als gelovigen op Shabat kunnen doen zijn zieken en eenzamen bezoeken, of hulp verlenen aan hulpbehoevenden. Dit is namelijk weldoen uit een beginsel van liefde en barmhartigheid, met ootmoed en zelfverloochening en hemelsgezindheid van geest, en het zal welgevallen vinden bij de Eeuwige. Voor de viering op vrijdagavond en zaterdagmiddag thuis is er een liturgie, en daarnaast is het aan te bevelen om een messiasbelijdende Joodse gemeente te bezoeken voor de zaterdagochtenddienst.

De eeuwige Shabat

De wekelijkse Shabat is een schaduw van de komende Shabat; het duizendjarig Vrederijk! Maar door het offer van Yeshua mogen wij eens de eeuwige Shabatingaan, mits wij Hem hebben aangenomen als Heer en Verlosser, en mits wij gehoorzaam zijn aan de geboden van Zijn Vader, die dus niet buiten werking zijn gesteld! De schrijver van de Hebreeënbrief wil ons daarom waarschuwen: zoals het volk Israël tot de dag van vandaag geen rust heeft gevonden vanwege de ongehoorzaamheid aan G’ds wetten, zo heeft ook de gemeente van Yeshua tot de huidige dag geen rust gevonden vanwege diezelfde ongehoorzaamheid: de diverse Kerkscheuringen, de verdeeldheid van de christenen in ontelbare denominaties en sekten, de inquisitie en geloofsoorlogen, de onverdraagzaamheid en dikwijls zelfs haat tussen christenen van verschillende kerken zoals in Noord-Ierland getuigen daarvan. Deze onrust wordt ook gekenmerkt door een typisch verschijnsel van de laatste tijd: de vele “zwervers”, mensen die van de ene kerk of gemeente naar de andere gaan, daar een tijdje blijven en dan weer vertrekken, steeds op zoek naar “de ware gemeente”, waar men eindelijk tot rust kan komen. Het geloof in Yeshua alléén is dus geen garantie, de eeuwige rust te mogen ingaan. Geloof, maar óók gehoorzaamheid aan G’ds geboden zijn beiden noodzakelijk! Yeshua heeft ooit gezegt: “Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil Mijns Vaders, die in de hemelen is” (vhyttm Matit’yahu [Matthéüs] 7:21). Laten wij derhalve de ernstige waarschuwing in ,yrbi Ivrim [Hebreeën] 3:15-19 en 4:1-13 serieus nemen: “Wie waren het dan, die, hoewel zij de stem gehoord hadden, G’d verbitterden? Waren dat niet allen, die onder Moshe [Mozes] uit Egypte waren uitgegaan? En van wie heeft Hij een afkeer gehad, veertig jaren lang? Was het niet van hen, die gezondigd hadden en wier lijken in de woestijn lagen? Aan wie anders zwoer Hij, dat zij tot Zijn rust niet zouden ingaan, dan aan hen, die ongehoorzaam geweest waren? Zo zien wij, dat zij niet konden ingaan wegens hun ongeloof. Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot Zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven. Want ook ons is het evangelie verkondigd evenals hun, maar het woord der prediking was hun niet van nut, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen, die het hoorden. Want wij gaan tot de rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn, zoals Hij gesproken heeft: gelijk Ik gezworen heb in mijn toorn: Nooit zullen zij tot Mijn rust ingaan, en toch waren Zijn werken van de grondlegging der wereld af gereed. Want Hij heeft ergens van de zevende dag aldus gesproken: ‘En G’d rustte op de zevende dag van al Zijn werken’; en hier wederom: ‘Nooit zullen zij tot Mijn rust ingaan’. Aangezien nog te wachten is, dat sommigen tot die rust zullen ingaan, en zij, die het evangelie eerst ontvangen hebben, niet ingegaan zijn wegens hun ongehoorzaamheid, stelt Hij wederom een dag vast, heden, als Hij door David na zo lange tijd spreekt, zoals boven gezegd werd: ‘Heden, indien gij zijn stem hoort, verhardt uw harten niet’. Want indien Yehoshua [Jozua] hen in de rust gebracht had, zou Hij niet meer over een andere, latere dag gesproken hebben. Er blijft dus een Shabatsrust (let op: er staat hier niet: zondagsrust!!!) voor het volk van G’d. Want wie tot Zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals G’d van de Zijne. Laten wij er dus ernst mede maken om tot die rust in te gaan, opdat niemand ten val kome door dit voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen. Want het woord G’ds is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zo diep, dat het vaneen scheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten; en geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen.”

De Sabbat Stichting

Aansluitend op deze bijbelstudie wil ik ook nog vermelden dat de Sabbat Stichting een informatiefolder heeft uitgegeven, waaruit ik graag het een en ander wil citeren: “De Sabbat vormt het sluitstuk van G’ds scheppingswerk. Op de vijfde dag zegt Hij: ‘het is goed’. Op de zesde dag: ‘het is zeer goed’ en op de zevende dag: ‘dit is heilig’. Adam rust met G’d op de eerste Sabbat van de wereldgeschiedenis en de mens wordt geacht dat wekelijks te doen tot in alle eeuwigheden. Het gaat pas mis als Adam en Eva eigenmachtig wijzigingen aanbrengen in G’ds adviezen, daartoe aangezet door satan. Ook op het moment dat G’d Zijn tien geboden aan de mens geeft in de Sinaï, zien we dat de mens het werk van eigen hand, het gouden kalf, verkiest boven de rust in G’d. Zij maken een andere feestdag voor de HERE (Exodus 32:5). Het Nieuwe Testament leert dat Jezus G’ds wet op een volmaakte manier heeft gehouden. Hij toonde Zich daarmee solidair met G’ds schepping, zelfs tot in de dood. Daarmee neemt Hij de zonde van de wereld op Zich. Als Jezus sterft roept Hij: ‘Het is volbracht!’ Jezus rust in het graf (tijdens de Sabbat) en staat vervolgens weer op om aan Zijn nieuwe werk te beginnen (ná de Sabbat). Wij kunnen kiezen Hem daarin te volgen, of eigenmachtig een werkdag omdopen tot rustdag en daarmee G’ds heilige werk trachten te ‘verbeteren’. Zoals Adam en Eva in het paradijs en zoals het volk Israël in de Sinaï. Sabbat vieren, hoe dan? Het is heel eenvoudig. G’d heeft in 10 regels duidelijk gemaakt hoe we op aarde kunnen proeven van het geluk dat Hij ons wil geven. Het vieren van de zaterdag als Sabbat vormt een belangrijk onderdeel van die geboden. Een monument van G’ds schepping dat we altijd bij ons kunnen hebben, wie we ook zijn of waar we ook zijn. G’ds opdracht aan ons is heel eenvoudig. In het paradijs zijn we begonnen daarvan af te wijken en dat doen we nog steeds. De niet te doorgronden vergevingsgezindheid van G’d maakt het ons mogelijk onze verkeerde keuzes te herzien. Ook als die keuzes verbonden zijn met jarenlange tradities en wanneer het wijzigen ervan grote consequenties kan hebben voor ons sociale leven. Sabbatvieren kan op eigen gelegenheid of door aansluiting te zoeken bij gelovigen die de zaterdag als Sabbat vieren.” - Tot zover het citaat uit de folder van de Sabbat Stichting. Moge de Eeuwige ook u op het hart leggen om met blijdschap in het hart de door G’d zelf geheiligde Shabat te vieren, waarin de verwachting van de spoedige komst van onze Mashiachtot uitdrukking komt.

,vl> tb> Shabat Shalom - Gut Schabbes!

Werner Stauder