NIK: Wekelijkse toelichting van het van toepassing zijnde Torah gedeelte
Livinson Instituut: Wekelijks commentaar bij het betreffende Torah gedeelte.
Instituut voor Joods Studies. Vanuit de Zohar wordt er een kijkje genomen in het wekelijkse Thoragedeelte. ChaBaD Nederland
Wekelijkse Tora lezing en overdenking door rabbijn I. Vorst
Chabad: Weekly Tora portion
Aish - Weekly Tora portion
BethYeshua: Wekelijkse overdenking over de Parasha HaSjavoea
Be-resjiet, בראשית: In het begin schiep God de hemel en de aarde (Gen. 1:1-6:8).
Noach, נח: Dit is de geschiedenis van Noach (Gen. 6:9-11:32).
Lèkh Lekhâ, לך‾לך: De Eeuwige (יהוה) zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, je geboorteplaats en je vaders huis naar het land dat ik je zal wijzen’ (Gen. 12:1-17:27).
Wa-jerâ, וירא: En de Eeuwige verscheen hem bij de eiken van Mamre (Gen. 18:1-22:24).
Chajjei Sârâh, חיי שרה: Sara leefde honderd en zevenentwintig jaar (Gen. 23:1-25:18).
Toledot, תולדת: Dit is de geschiedenis van Abrahams zoon Isaak (Gen. 25:19-28:9).
Wa-jetse, ויצא: Jakob verliet Berseba en ging naar Charan (Gen. 28:10-32:3).
Wa-jisjlach, וישלח: Jakob stuurde boden voor zich uit naar zijn broer Esau, naar het land Seïr, het gebied van Edom (Gen. 32:4-36:43).
Wa-jesjèv, וישב: Jakob woonde zich in het land Kanaän, waar ook zijn vader gewoond had (Gen. 37:1-40:23).
Mi-qets, מקץ: Na verloop van twee volle jaren kreeg de farao een droom (Gen. 41:1-44:17).
Wa-jiggasj, ויגש: Juda trad naar voren (Gen. 44:18-47:27).
Wa-jehi, ויהי: Jakob leefde zeventien jaar in het land Egypte (Gen. 47:28-50:26).
Sjemot, שמות: En dit zijn de namen van de zonen van Israël die naar Egypte waren gekomen (Ex. 1:1-6:1).
Wa-’era, וארא: Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God, de Ontzagwekkende, maar mijn naam (tetragrammaton) heb ik niet aan hen bekendgemaakt (6:3) (Ex. 6:2-9:99).
Bo, בו: De Eeuwige zei tegen Mozes: ‘Kom naar de farao’ (Ex. 10:1-13:16).
Be-sjallach, בשלח: Toen de farao het volk liet vertrekken, voerde God hen niet langs de weg die door het gebied van de Filistijnen loopt (Ex. 13:17-17:16).
Jitro, יתרו: Jetro, Mozes’ schoonvader, een priester in Midjan, hoorde wat God voor Mozes en voor zijn volk Israël had gedaan (Ex. 18:1-20:23).
Misjpâtiem, משפטים: Dit zijn de rechtsregels die je hun voor zult houden (Ex. 21:1-24:18).
Teroemâh, תרומה: Vraag de Israëlieten heffingen voor mij te nemen (Ex. 25:1-27:19).
Tetsawwèh, תצוה: Draag de Israëlieten op om je voor de permanente verlichting zuivere olijfolie te brengen (Ex. 27:20-30:10).
Ki tissâ, כי תשא: Als je onder de Israëlieten een telling houdt (30:12) (Ex. 30:11-34:35).
Wa-jaqhel, ויקהל: Mozes riep de hele gemeenschap van Israël bijeen (Ex. 35:1-38:20).
Peqoedei, פקודי: Hier volgt een berekening van de hoeveelheden materiaal die voor de tabernakel gebruikt werden (Ex. 38:21-40:38).
Voor kinderen. Kleurplaten over het wekelijkse Torah gedeelte en verder informatie voor kinderen over allerlei onderwerpen binnen het Jodendom
Sefer Bereesjiet is het eerste van de vijf boeken van de Tora. Het is een boek vol verhalen: hoe de wereld is ontstaan, over het leven van de eerste mensen en het begin van het joodse volk. Van Abraham en Sara en hun tocht naar het land Kena’an, tot en met Jakov. Vanwege een hongersnood in Kena’an woont
hij met zijn twaalf zonen, zijn enige dochter Dina en hun families in Egypte. Joseef, een zoon van Jakov, krijgt daar een heel belangrijke positie, hij wordt onderkoning.
Het tweede boek van de Tora gaat over hoogtepunten uit de joodse geschiedenis. Het boek begint in Egypte, waar joden als slaven moesten werken voor de farao. Ze willen daar weg, maar farao laat ze pas gaan nadat Egypte door allerlei plagen wordt getroffen: kikkers, sprinkhanen, duisternis.... Na de tiende plaag mag het joodse volk onder leiding van Moshe dan eindelijk vertrekken, naar hun eigen land. Onderweg in de woestijn bij de berg Sinaj gebeurt er iets heel bijzonders. Moshe komt de berg af met twee stenen platen. Daarop staan de Tien Geboden. Tien regels, om op een goede manier met elkaar om te gaan.
Het derde boek van de Tora is een boek vol regels. Die gaan over de offers die vroeger in het beet hamikdasj (de tempel) werden gebracht, welke dieren kosjer zijn en de voorschriften voor joodse feestdagen. Maar in sefer Wajikra staan ook veel regels over hoe je op een goede manier met je medemensen omgaat.
Het vierde boek van de Tora beschrijft de gebeurtenissen tijdens de veertigjarige reis door de woestijn, op weg naar het beloofde land. Het was een grote groep mensen, want de twaalf zonen van Jakov hadden veel nakomelingen gekregen.
Alle afstammelingen van één zoon vormden samen een stam. Zo had je bijvoorbeeld de stam van Ruben en de stam van Benjamin.Mensen van dezelfde stam reisden samen en sloegen hun tenten bij elkaar in de buurt op. De twaalf stammen werden het symbool voor het hele joodse volk.
Het vijfde boek van de Torahh ....
Site met de Torah parsjiot vertelt voor kinderen. Toelichting van beheerder "De Torah is geen makkelijke tekst. Maar als wij de Torah willen overdragen aan onze kinderen, zullen wij de Torah voor kinderen begrijpelijk moeten maken. Deze helpt u daarbij."
Wa-jiqrâ, ויקרא: De Eeuwige riep Mozes en sprak vanuit de tent der samenkomst (Lev. 1:1-5:26).
Tsav, צו: Gebied Aäron en zijn zonen als volgt (6:2) (Lev. 6:1-8:36).
Sjemini, שמיני: Op de achtste dag riep Mozes Aäron en zijn zonen (Lev. 9:1-11:47).
Tazria‘, תזריע: Wanneer een vrouw een kind baart (12:2) (Lev. 12:1-13:59).
Metsorâh, מצרה: Dit zijn de voorschriften voor de melaatse op de dag van zijn reiniging (14:2) (Lev. 14:1-15:33).
Acharei mot, אחרי מות: Na de dood van de twee zonen van Aäron (Lev. 16:1-18:30).
Qedosjiem, קדשים: Weest heilig, want ik, de Eeuwige, jullie God, ben heilig (19:2) (Lev. 19:1-20:27).
Èmor, אמר: Zeg tegen de priesters, de zonen van Aäron (21:2) (Lev. 21:1-24:23).
Be-har, בהר: De Eeuwige sprak als volgt tot Mozes, op de berg Sinaï (Lev. 25:1-26:2).
Be-choeqqotai, בחקתי: Als jullie acht slaan op mijn bepalingen (Lev. 26:3-27:34).
Be-midbar, במדבר: En op de eerste dag van de tweede maand, in het tweede jaar na hun uittocht uit Egypte, sprak de Eeuwige tot Mozes in de Sinaiwoestijn, in de tent der samenkomst (Num. 1:1-4:20).
Nâso, נשא: Tel ook de Gersonieten, per familie en per geslacht (4:22) (Num. 4:21-7:89).
Be-ha‘alotkhâ, בהעלתך: Zeg tegen Aäron dat hij de lampen zo op de standaard zet dat het licht van alle zeven lampen naar voren valt (8:2) (Num. 8:1-12:16).
Sjelach lekhâ, שלח לך: Stuur er een aantal mannen op uit om Kanaän, het land dat ik de Israëlieten geven zal, te verkennen (13:2) (Num. 13:1-15:41).
Qorach, קרח: De Leviet Korach, de zoon van Jitshar, de zoon van Kehat, en de Rubenieten Datan en Abiram, de zonen van Eliab, en On, de zoon van Pelet, kwamen tegen Mozes in opstand (Num. 16:1-18:32).
Choeqqat, חקת: Dit is een wet van de eeuwige Thora die de Eeuwige heeft ingesteld (19:2) (Num. 19:1-22:1).
Bâlâq, בלק: Balak, de zoon van Tsippor, zag wat Israël de Amorieten had aangedaan (Num. 22:2-25:9).
Pinchâs, פינחס: Dankzij Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heb ik mijn woede tegen de kinderen Israëls laten varen (25:11) (Num. 25:10-30:1).
Mattot, מטות: Mozes zei tegen de stamhoofden van de kinderen Israëls (Num. 30:2-32:42).
Mas‘ei, מסעי: Dit zijn de tochten die de kinderen Israëls gemaakt hebben (Num. 33:1-36:13).
Dewariem, דברים: Dit zijn de woorden die Mozes tot heel Israël heeft gesproken (Deut. 1:1-3:22).
Wâ-etchannan, ואתחנן: En ik heb de Eeuwige gesmeekt (Deut. 3:23-7:11).
‘Eqèv, עקב: Wanneer u gehoorzaamt aan deze voorschriften (Deut. 7:12-11:25).
Re’eh, ראה: Zie, heden leg ik u voor zegen en vloek (Deut. 11:26-16:17).
Sjofetiem, שפתים: Stel in alle poorten die de Eeuwige, uw God, u in uw stammen zal geven, rechters en beambten aan (Deut. 16:18-21:9).
Ki tetse, כי תצא: Als u ten strijde trekt tegen uw vijanden (Deut. 21:10-25:19).
Ki tâwo, כי תבוא: Als u het land zult binnengaan dat de Eeuwige, uw God, u als erfgoed zal geven (Deut. 26:1-29:8).
Nitsâwiem, נצבים: Hier bent u allen nu bijeen, ten overstaan van de Eeuwige, uw God (Deut. 29:9-30:20).
Wa-jelèkh, בילך: Hierna ging Mozes en sprak deze woorden tot geheel Israël (Deut. 31:1-30).
Ha’azinoe, האזינו: Neigt het oor, hemelen, nu ik ga spreken, | Luister, aarde, naar wat ik zeggen zal (Deut. 32:1-52).
Ha-berâkhâh, הברכה: En dit is de zegen die Mozes, de man Gods, uitsprak over de kinderen Israëls, voor hij stierf (Deut. 33:1-34:12).
Exodus: Shemot - Va'eira - Bo - Beshalach - Yitro - Mishpatim - Terumah - Tetzaveh - Ki Tissa - Vayakhel - Pekudei
Leviticus: Vayikra - Tzav - Shemini - Tazria - Metzora - Acharei Mot - Kedoshim - Emor - Behar - Bechukotai
Nummeri: Bemidbar - Naso - Behaalotecha - Shlach - Korach - Chukat - Balak - Pinechas - Matot - Masei
Deuteronomium: Devarim - Va'etchanan - Eikev - Re'eh - Shofetim - Ki Teitzei - Ki Tavo - Nitzavim - Vayelech - Haazinu - V'Zot HaBerachah
Een overzicht van alle parasjot met alle Tora teksten en bijbehorende Haftara lezingen