Begeleidende brief

De leden van de Generale Synode van de Geformeerde Gemeenten

Scriba

Weleerwaarde heer ds G.J. van Aalst

Ferdinant Bolstraat 12

2981 CC Ridderkerk

Betreft Appèlschrift van een lid van de classis Dordrecht

Afschrift aan Kerkenraden en predikanten van de Gereformeerde Gemeenten (op verzoek van de GS vertrouwelijk)

Datum 24 september 2001

Zeer geachte leden van de Generale Synode der Gereformeerde Gemeenten,

In aansluiting op het overleg met de preses en de behandeling van ons bezwaarschrift willen wij u het volgende berichten.

In het gesprek met de Preses voorafgaand aan de behandeling:

- is de toespraak met Bijbelstudie ter kennisname aan hem meegegeven

- is met hem besproken dat wij de toespraak ter toelichting op onze visie voor de inhoudelijke behandeling door de synode wilden houden. Als de inhoudelijke behandeling niet ter synode zou plaatsvinden, wilden wij geacht worden, dat wij de toespraak ter vergadering hebben gehouden en hebben hem gevraagd om een afschrift hiervan aan alle leden van de Generale Synode te zenden

- hebben wij hem gezegd dat onze voorkeur uitgaat naar behandeling in openbaarheid. Nu worden allerlei gissingen gedaan. Een bijbelse onderbouwing moet volgens ons open kunnen plaatsvinden

- zei hij dat het ons vrijstaat om de toespraak met notitie te zenden aan iedereen, wie ons dat goeddunkt. Hij vroeg zelf voor de verzending te zorgen.

Wij zenden u daarom bijgaand de toespraak, zoals die bedoeld was uit te spreken op de vergadering van de Generale Synode op 12 september 2001 bij de behandeling van artikel 9 Appelschriften te weten b. Appelschrift van een lid van een gemeente uit de classis Dordrecht, inclusief de daarbijbehorende Bijbelstudie met betrekking tot de doop.

Behandeling van Artikel 9 b

Bij de behandeling van dit punt zei de Preses terecht dat het verschil van inzicht niet alleen de doop betreft, maar ook de plaats van het volk Israël en de plaats van de gelovige uit de heidenen en onze relatie tot het verbond zoals God heeft gesloten met Abram.

De Preses concludeerde eveneens terecht dat de visie van appellanten haaks staat op de leer zoals die binnen de Gereformeerde Gemeenten wordt geleerd.

Vanwege pastorale motieven, stelde hij voor om een commissie in te stellen die in gesprek met appellanten nogmaals duidelijk zouden maken dat hun visie niet overeenstemt met de leer en de belijdenisgeschriften welke zijn gebaseerd op de Bijbel.

Zoals een geachte afgevaardigde terecht opmerkte hebben wij met klem aan de Generale Synode gevraagd op bijbelse gronden een bewijs te leveren voor de kinderdoop (en daarmee verband houdende zaken).

Deze vraag hebben wij gesteld aan de kerkenraad, de classis en de particuliere synode. Ook hebben wij gevraagd inhoudelijk aan te geven waar onze visie niet overeenkomt met de Bijbel.

Steeds hebben zij geprobeerd ons terug te leiden naar leer en belijdenis, zonder concreet in te gaan op de naar ons inzicht op de Bijbel gegronde motieven.

Er resten nu nog slechts twee mogelijkheden. Immers:

o òfwel het bewijs is NIET te leveren

De leer is blijkbaar niet in overeenstemming met de Bijbel. Wij zijn dan, vanwege onze visie en het daaruit voortvloeiend niet dopen van onze dochter Hanneke, onterecht onder censuur gesteld

o òfwel het bewijs is WEL te leveren

Indien onze visie niet met de Bijbel overeenstemt, willen wij ons, op basis van op de Bijbel gegronde argumenten, graag laten overtuigen.

Indien geen Bijbels bewijs voor de kinderdoop wordt gegeven en ook niet wordt aangegeven welke van de door ons genoemde argumenten in strijd zijn met de Bijbel, is de op ons uitgeoefende tuchtmaatregel onterecht.

Wij gaan ervan uit dat een van de leer afwijkende visie wordt weerlegd vanuit de Bijbel. De basis van het belijden binnen de Gereformeerde Gemeenten is toch Bijbel-getrouwheid? Als bewijzen alleen vanuit “de leer, welke is gegrond op de Bijbel”, worden weerlegd, moet de Bijbel blijkbaar worden gelezen vanuit leer-perspectief. De leer staat dan boven de Bijbel.

Dat onze vaderen hiervoor heel beducht waren, blijkt uit artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daar staat dat wij op Gods Woord meer acht moeten geven, dan op de ordinantiën. Zij zien dit als een belangrijk teken van de ware kerk in onderscheid van de valse kerk.

Het verdriet ons dat de kerkenraad ons onder censuur plaatst, vanwege ons zoeken naar de grond voor de kinderdoop in Gods Woord. Wij willen ons stellen onder het gezag van Gods Woord en ons openstellen voor het licht van de Heilige Geest. Die kan ons en ook u, indien wij onvoorwaardelijk naar Hem willen horen, in al de waarheid leiden.

In artikel 29 van de NGB staat dat we niet aan de ordinantiën meer gezag mogen toeschrijven dan aan Gods Woord. U doet een beroep op ons dat we de leer zullen navolgen, meer dan dat we in Gods Woord grond kunnen vinden voor de kinderdoop.

Wij hopen en bidden dat indien God vindt dat wij Zijn Woord onjuist hebben geïnterpreteerd, Hij ons dat ook zal laten zien. Wij hopen dat ook u zich wilt stellen onder de onvoorwaardelijke heerschappij van Zijn Woord en bidden dat de Heere u, ons en allen binnen onze gemeenten rijkelijk wil verlichten door het licht van de Heilige Geest, opdat we niet in donkerheid behoeven voort te gaan.

Gode bevolen,

Met vriendelijke groeten,

mede namens mijn vrouw,

AG

N.B. Het onderhavige stuk is bijlage bij de hierboven afgedrukte brief