Germanen

Voor de volksnaam zie eerst bij Chariomanes. Verzameling van volken die oorspronkelijk woonden in Noord-Europa en zuidwaarts trokken en zich vestigden in Midden-Europa. Belangrijke Germaanse stammen waren: Friezen en Saksen langs de Noordzee, Franken en Alamannen langs de Rijn, Vandalen in de Hongaarse laagvlakte, Goten in de Balkan en Zuid-Rusland. Naast landbouw was plundering een belangrijke bron van levensonderhoud. Aan het einde van de 4de eeuw n.Chr. begon de Grote Volksverhuizing; Germaanse stammen trokken het Romeinse Rijk binnen en vestigden een aantal koninkrijken: de Westgoten (Visigoten, wellicht de Friese Groten danwel Friese Maiori) in Zuid-Frankrijk en Spanje, de Franken van de Rijn tot de Pyreneeën, de Angelen en Saksen in Engeland, de Oostgoten (Ostrogoten) en Langobarden (Langbaarden) in Italië. In de sterk geromaniseerde gebieden, namen Germanen op den duur de Romeinse cultuur en taal over. Deze gebieden werden al in de 5de eeuw gekerstend; de oudere Germaanse gebieden pas in de 8ste eeuw of later.

© 2017 F.N. Heinsius