Halbertsma

In de zeventiende en achttiende eeuw zijn na Gysbert Japicx verschillende Friese dichters en schrijvers naar voren gekomen. Ze hebben er allemaal aan bijgedragen dat veel Friezen naast het Nederlands ook hun eigen volkstaal gingen lezen. In de negentiende eeuw kwamen Joost, Eeltsje en Tsjalling Halbertsma naar voren. Aan dit merkwaardige trio danken de Friezen hun wc-kalenders met volksvertellingen, geestige, romantische en dramatische verhalen, lyrische verzen en humoristische rijmpjes over het echte volksleven in Friesland. In 1822 verscheen het eerste werkje met een nog fatsoenlijke omvang van 36 pagina's; aangroeiend tot omvangrijke Rimen en teltsjes met wel 600 pagina's. De Halbertsma's hielden zich daarnaast intensief met de geschiedschrijving van Friesland bezig, vooral het familielid dr. Herrius Halbertsma. Halbertsma studeerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en specialiseerde zich in onder meer oudheidkundig bodemonderzoek. Vooral de talrijke kerkopgravingen gaven hem naamsbekendheid met als hoogtepunt de Sint-Bonifatiuskerk in Dokkum en de Lebuïnuskerk in Deventer. In zijn boek over de Friese koningen heeft hij uitgebreid uitgelegd hoe dit altijd verkeerd begrepen en uitgelegd is, vooral door de Europese adel. Ook wordt sinds 1947 nog regelmatig aan een vooraanstaande Fries en/of Friezin de Dr. Joast Halbertsmaprijs uitgereikt op het gebied van geschiedenis, taal- en literatuurwetenschap. De prijs bestaat uit een flink geldbedrag met een oorkonde daarbij, en wordt uitgereikt in Grouw.

Team Halbertsma bij een opgraving

© 2017 Frederik N. Heinsius