Groningen (stad)

(Fries: Grins) Hoofdstad van en gemeente in de Nederlandse provincie Groningen gelegen aan het Van Starkenborghkanaal, Eemskanaal, Damsterdiep en Winschoterdiep; 82,77 km2, 168.754 inw. (1997). Groningen ligt als een der grootste Nederlandse steden duidelijk afgezonderd van de andere belangrijke bevolkingsconcentraties in het westen, midden en zuiden des lands op een geografische breuklijn door het noorden van het land afkomstig van Vlieland. Ten noorden en oosten van de lijn Alkmaar-Arnhem, die Nederland grofweg in tweeën verdeelt, is geen enkele plaats van een vergelijkbare omvang en stedelijke allure te vinden, evenmin in een groot deel van het aangrenzende Duitsland. De stad neemt daardoor een vrij unieke positie in als uitgesproken 'metropool van het noorden'. Gezien haar centrumpositie in geheel noordelijk Nederland is het begrijpelijk dat de stad Groningen steeds een duidelijk stempel heeft gedrukt op de haar omgevende provincie. Deze ontleent thans haar naam aan de stad, doch werd in de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden ook reeds aangeduid als 'Stad en Lande'. Dit 'Lande' slaat dan op de 'Ommelanden' van de stad, de landschappen van het noordelijk kleigebied en het zuidelijk Westerkwartier. Sinds de Middeleeuwen heeft de stad getracht deze Ommelanden politiek en economisch te overheersen. En niet zonder succes, getuige bijvoorbeeld het feit dat zich in de Ommelanden geen enkele stad heeft kunnen ontwikkelen, afgezien van het kleine Appingedam, 'hoofdstad' van het gewest Fivelingo. Ook het beeld van alle in de stad Groningen samenkomende wegen en kanalen spreekt duidelijke taal. Via de kanalen is de stad verbonden met Oost- en Zuidoost-Groningen, Delfzijl en de Eems, Harlingen en het IJsselmeer.

De Veenkoloniën maken historisch gezien geen deel uit van de Ommelanden. Niettemin speelde de stad juist bij de ontwikkeling van dit gewest een van haar opmerkelijkste rollen. Ze nam de leiding van de ontginning van het veenmoeras op zich, toen er tegen het einde van de 16de eeuw een grote vraag naar turf kwam. Grote veengebieden werden opgekocht en aan ontginningsmaatschappijen verhuurd. De voorschriften die de stad daarbij stelde omtrent de bewerking van de blootgekomen zandgrond en de aanleg van nederzettingen, hebben in hoge mate de totstandkoming van het huidige veenkoloniale landschap bepaald. Alle turfaanvoer werd ook door de stad geleid, via een door haar zelf geëxploiteerd kanalennetwerk. Vanzelfsprekend voor een provinciehoofdstad en verzorgend centrum van de hoogste orde in het noorden des lands zijn het de dienstverlenende bedrijven en instellingen van allerlei aard die het stadskarakter in de eerste plaats bepalen. Belangrijke elementen uit de dienstensector zijn niet alleen de goed ontwikkelde detailhandel en grossierderij, maar ook de universiteit, het marktwezen, de grote veemarkt, het bank- en verzekeringswezen en het hoofdkantoor van de Nederlandse Gasunie, culturele instellingen (schouwburg, cultuurcentrum, musea, tentoonstellings- en congrescentrum annex evenementenhal de Martinihal en de regionale omroep) en een geheel volledig scala van onderwijsvoorzieningen, waaronder de uit 1614 daterende universiteit en het corps Vindicat atque Polit. Verder vallen in de dienstensector nog vele instellingen op het gebied van bestuur (zowel gemeentelijk als provinciaal), rechtspraak en gezondheidszorg (drie ziekenhuizen, waaronder het bekende Academisch Ziekenhuis). Een belangrijke functie heeft Groningen ook als centrum van verkeer en vervoer. De stad is een knooppunt van autobuslijnen en vervoerdiensten en ook van de spoorwegverbindingen van de provincie. Via de luchthaven Eelde is Groningen opgenomen in het binnenlands luchtvaartnet. Een belangrijke stimulans voor Groningen als dienstencentrum was gelegen in het hiernaartoe overplaatsen van rijksdiensten vanuit Den Haag. De industriële sector verschaft slechts een derde deel van de werkgelegenheid in de stad. Niettemin is de stad Groningen daarmee toch veruit het grootste industriële centrum van de provincie en zelfs van het gehele noorden des lands. De industrie is gevarieerd van karakter; de belangrijkste bedrijfsklassen zijn de grafische nijverheid, de voedings- en genotmiddelenindustrie en de elektrotechnische industrie. Te noemen valt voorts de Hunzecentrale, gedeeltelijk gestookt met aardgas van de NAM (een samenwerking van Shell en Exxon), die de provincies Groningen en Drenthe van elektriciteit voorziet en de nieuwe windmolenparken in het Eemsgebied.

De oudste kern van Groningen lag rond de beide centrale pleinen van de stad: Grote Markt en Vismarkt, waarop ook nu nog de belangrijkste straten uitlopen. De oudste grachtengordel die de stad omsloot, is nog grotendeels intact en begrenst de binnenstad in functionele zin: de 'city'. Tweemaal zo groot is het gebied binnen de ruimere vestingwerken die begin 16de eeuw werden aangelegd onder leiding van Menno van Coehoorn. In 1878 werd deze verdedigingsring ontmanteld. Van de oorspronkelijke zeventien 'dwingers' vindt men er slechts een viertal terug in het huidige Noorderplantsoen. Het stadshart binnen de oudste grachtengordel, hoewel zwaar beschadigd in 1945, telt vele cultuurmonumenten. Zeer bekend, o.a. door de bij restauratiewerkzaamheden ontdekte oude fresco's en gewelfschilderingen, is de Martinikerk (13de eeuw, verbouwd in de 15de eeuw) met de bijbehorende Martinitoren (15de en 16de eeuw, 96 mtr. hoog, daarmee de op twee (Utrecht, Amersfoort) na hoogste kerktoren van Nederland). Fraaie elementen in het stadsbeeld zijn verder de A-kerk (13de eeuw), het stadhuis (1810), het provinciehuis, het Prinsenhof en het zgn. Goudkantoor (1635). Zeer karakteristiek zijn de verschillende oude 'gasthuizen' (bejaardentehuizen) die in Groningen bewaard zijn gebleven. Deze gasthuizen dateren in aanleg reeds uit de middeleeuwen en liggen als onvermoede stille dorpjes ingeklemd tussen de dichte bebouwing van de binnenstad. Rond het gebied omsloten door de 16de-eeuwse vestingwerken liggen de oudere uitbreidingswijken van de stad: de Grunobuurt, de Herewegwijk, de Oosterpoortwijk, de Oosterparkwijk (met het stadion van de FC Groningen), de Korrewegwijk, de Tuinwijk, de Oranjewijk en de Schilders- en Zeeheldenwijk. Ten noorden en zuiden van deze gordel liggen de ruimere naoorlogse nieuwbouwwijken, op meer dan 2 km van de binnenstad. De wijken in het zuiden kwamen het eerst gereed: Laanhuizen (aanleunend tegen het grote stadspark), Corpus den Hoorn, De Wijert, Coendersborg en Groenestein. Van nog recenter datum zijn de nieuwbouwwijken in het noorden: Selwerd, Paddepoel, Vinkhuizen en Lewenborg. Ten westen en oosten van de stad worden de openingen in de ring van deze naoorlogse wijken gevuld door handels- en industrieterreinen. Het grootst is het terreinencomplex in het oosten, dat in het verruimde Eemskanaal ook een havenaccommodatie bezit. Behalve een groot aantal nieuwe industrieën vonden ook het vervoerscentrum en de nieuwe veemarkt hier een plaats.

Vindicat senator Pieter Jelles Troelstra

© 2017 F.N. Heinsius