Admiraliteit

De Friese Admiraliteit is vermoedelijk oud. Op 6 maart 1596 is zij vastgelegd in een resolutie bij de Staten-Generaal. Ontbonden werd zij in 1795 met de komst van de Bataafse Republiek. De Marine, Admiraliteit en Kustwacht, zitten in elkaars vaarwater. De Admiraliteit bestrijkt van oudsher het binnengaats ('ad-mar-alen-tijd') zeegebied, gelegen aan de Noordzee, Middelzee, Oostzee en Zuiderzee. Met instrumenten als licenties, in- en uitvoergelden, en zeekustinspecteurs vormt bescherming van koopvaardij en bevolking de hoofddoelstelling. Het buitengaatse deel valt onder de Marine. Actief in open zee en in de internationale wateren, buiten de jurisdictie van de Kustwacht. De Admiraliteit van Friesland was tot 1644 gevestigd in Dokkum, en sindsdien in Harlingen. De heffing voor konvooi- en licentiegelden rekent men nu wel tot de in- en uitvoerrechten. Met een licentie mocht men goederen vervoeren. Op een dag ging in Harlingen een groot deel van het Admiraliteitshuis in vlammen op (12 t/m 13 februari 1771). Een deel van het archiefmateriaal was voorgoed verloren, maar resterend materiaal werd overgebracht naar het Departement van de Marine in Den Haag. Toen ook daar brand uitbrak, verging het resterende materiaal (8 januari 1844). Het handschrift Haagsma, korte notities genoteerd voor 1844, is daarmee een waardevol archief.

   Admiraliteitshuis op een tekening van Jacobus Stellingwerff (1723)

© 2017 F.N. Heinsius