"Ma, we gaan verhuizen naar een huis in de wijk dicht station Goebeng", komt Pa vertellen op een middag na werktijd.
"Ik krijg een kantoor bij het station, en ik hoef dus niet zover te fietsen naar mijn werk", verklaart hij nader.
"En het huis is wat groter, met zes vertrekken in het hoofdgebouw".
"We zullen aan de jongens vragen of ieder een eigen slaapkamer wilt hebben, en of toch gezellig bij elkaar willen slapen", oppert Ma. "Zullen we even kijken wat de indeling wordt?" Zo gezegd, zo gedaan.
Een grote voorkamer, afsloten met veel glaswerk, heerlijk licht. Daarachter het salon met de piano van Ma. Twee deuren aan de rechterkant, één geeft toegang tot de grote eetkamer. De andere deur leidt naar de jongensslaapkamer, van Ruud, Bert en Fred. Toch gezellig met ons drieën in één kamer.
De twee deuren aan de linkerkant van de voorkamer gaan respectievelijk naar de logeerkamer en de slaapkamer van Ma en Pa.
In de logeerkamer mogen de nichten Dee, Prul en Guus uit Semarang logeren in de vakantie.
Over de hele breedte van het salon en de eetkamer is aan de achterzijde een groot, overdekt terras.
"Mogen we een tafeltennistafel op dat terras plaatsen", vraagt Ruud.
"Ja, dat is goed", antwoordt Ma. En Pa moet wel voor zo’n tafel en bijbehoren zorgen.
Aan de kant van de eetkamer komt een rotanzitje.
"Pa, zorg je ook voor een houten rek, waar ik mijn orchideeën aan op kan hangen. Dat rek kan mooi langs de overloop naar de bijgebouwen geplaatst worden". Ma heeft haar plannen ook al klaar.
Ja, in de tuin voor het rotanzitje komen de grote potten met rozen. En in de voortuin, langs het hekwerk, komen de cana’s.
"Hebben wel een goede kebon nodig", vindt Ma. "Behalve het onderhoud van de tuinen, moet hij ook de fruitbomen in de gaten houden".
In de achtertuin staan twee grote manga-bomen, een djamboeklotook-boom, en nog twee z.g. japanse kersebomen. Langs zijkant een paar papaya-bomen en bij de achterpoort een aantal pisangbomen.
In de voortuin staan de djamboe-ayer-boom, waarvan de rijpe vruchten knalrood kleuren, een manga-boom, een blimbingboom (stervrucht), een zuurzak- en een djeroeknipis-boom.
Ma maakt in de zijtuin een kruidentuin met o.a. een koemis-koetjing plant, waarvan de bladeren, als thee, koortswerend is.
"Pa, wie wonen er naast ons?", vraag ik.
"De familie Banke. Mijnheer werkt op het hoofdkantoor van de spoorwegen", is het antwoord.
Even over de stenen scheidingsmuur gluren. Ja hoor, daar lopen ook kinderen van onze leeftijd. De zoon, van mijn leeftijd, en Yvonne, met haar blonde haren in een keurige vlecht, van Berts jaar. Nog een stel oudere kinderen, maar die hebben mijn belangstelling niet.
"Pa en Ma, mag ik aan de zijkant een badmintonveld uitleggen?" Is de vraag van Bert. "Ik ga dan een clubje oprichten met meisjes en jongens uit de buurt. En als eerste vraag ik Yvonne wel!"
En zo komt er een badmintonveld in de zij-achtertuin, aan de kant van de familie Banke.
In de achtertuin laat Pa een kippenhok maken. Meer een kippenren met een overdekte slaapplaats voor de kippen.
Tegen de zijmuur worden een aantal houten nestgelegenheden getimmerd. Verse eieren voor het ontbijt of voor de gerechten, die de kokkie maakt.
De kokkie beheert de keuken, onder supervisie van Ma.
"Is het niet leuk om ook een volière te maken? "vraagt Ma.
"Met wat voor soort vogels?", is de vraag. “Wat denken jullie van parkieten?"
"Ja, dan zal ik de timmerman vragen om zo’n vogelhok te maken".
Een week later komt een vrachtwagen met houten, afgekeurde spoorbiels en nog wat meer hout. Onder de kersenboom verrijst een prachtige volière. Ma heeft intussen bij de Chinese kamp, in de buurt van de rode brug, nestkastjes voor de parkieten gekocht. De Chinese kamp is een wijk met erg veel winkels en winkeltjes van Chinezen. Een gele en een groene parkiet zijn de eerste bewoners. Apart soort parkietenvoer wordt door Ma verzorgt. Twee parkieten in zo’n groot geval is niet zo gezellig. Dus nog een paartje aanschaffen. De vogels vonden dat allemaal wel gezellig, want ze beginnen in de nestkastjes een nest te bouwen. Het is gemakkelijk om bij de nestkastjes te komen, en als nieuwsgierig jongetje ga ik, stiekem, in de nestkastjes gluren. Vol verbazing kijk ik naar de vier eitjes. Prachtig!
Eén keer en nooit meer mag ik het hok in! En als straf mag ik de kebon helpen met water geven aan de planten in de voortuin. Water halen in de put in de achtertuin en in emmers naar de voortuin brengen waar kebon met een grote gieter de plantjes water geeft.
"Als je zoveel van dieren houdt, wil je dan een paar duiven hebben, van die mooie sierduiven met zo’n prachtige staart?", zegt Pa. Geweldige ouders heb ik. Ik hoef niet een ja te knikken of te zeggen. Aan mijn ogen en lichaamshouding weten ze het antwoord al. Een week later komt de man die het parkietenhok heeft gemaakt met een Duiventil. Samen met de kebon monteren ze het hok op een ronde paal. Zo, nu kunnen de hond of katten niet bij de duiven komen.
"Hé Fred", zegt Ma, die achter mij staat, terwijl ik vol bewondering naar MIJN duivenhok kijkt. "Wat vind jij van deze twee duiven? Net gehaald in de Chinese kamp, bij dat winkeltje, waar ze dieren verkopen".
Sprakeloos neem ik de door met de twee duiven in ontvangst.
"Zet ze maar ik één van de hokken, maar sluit dat hok dan af met een steen. Ze moeten eerst wennen aan hun nieuwe omgeving".
De ladder op en de duiven in een hok geplaatst met een baksteen ervoor. Ze kunnen wel naar buiten kijken, maar niet uit het hok vliegen. Na twee dagen gaat de steen eraf en de twee duiven verkennen de omgeving. Intussen sta ik klaar met een bakje duivenvoer om ze straks weer in het hok te lokken. Wat een geluk de duiven blijven in en om de tuin vliegen en als het gaat schemeren vliegen ze zelf hun hok in. De natuur doet de rest. De duiven maken een nest, leggen eieren en de eerste nakomelingen steken kopjes uit het nest. Ook hun eerste vlieglessen zijn prachtig om mee te maken.
Ook de kippen doen hun best om zich voort te planten.Ma laat niet altijd alle eieren uit de legnesten halen. Dus soms heeft een hen de gelegenheid om haar eieren uit te broeden. De hen de kuikens worden apart gehouden in de koeroengan. Op mijn hurken naar dat kleine grut kijken is heel leuk. Maar als mijnheer de haan vindt dat ik mij teveel bemoei met zijn nakomelingen stormt hij op mij af. En één keer heeft hij met zijn scherpe sporen van zijn poot mijn achterhoofd beschadigd.Achter het huis stroomt een water onder de betonnen platen. Is het een gewoon afvoerkanaaltje, een riool of wat anders? Hier en daar zijn de betonnen weg. Dus via die openingen kan je je papieren bootjes laten varen. Nog leuker zijn de bootjes gemaakt van de bast van een bananenboom. Die gaan niet zo snel stuk en kunnen dus langer mee."Zullen we eens een houten boot maken?""Ja leuk, kunnen onze soldaatjes meevaren!"
Met veilen en beitelen wordt de boot gemaakt. Bijna 30 centimeter is de boot lang en hij drijft prima in het water. Maar wat drijft daar achter de boot? Bruin en het lijkt op een saucijsje zonder vel. Is het toch een menselijk uitwerpsel? Goed je handen wassen na zo’n vaarpartij !!
Behalve voor planten en dieren hebben Ma en Pa interesse in onze hobbies. Zo ook in het maken van loden soldaatjes. Ruud krijgt een vorm om de lanciers en hun paard te maken. Bert verheugt zich met het gieten van soldaten in looppas, met volle bepakking. Alleen de officier heeft geen rugzak, maar een zwaard. En ik mag de lopende, infanterist verzorgen.
Een anglo waar kokkie het eten op kookt, wordt apart gehouden voor het gieten van de soldaatjes. Op het houtskool vuurtje wordt een soort soeplepel van ijzer geplaatst en het lood of tin wordt daarin gesmolten. Als alles goed heet wordt de vloeibare lood in de opening van de vorm gegoten. Nadat de vorm is afgekoeld wordt de vorm geopend en is het een verrassing of het soldaatje er goed uitziet. Niet goed dan terug in de gietvorm. En zo groeit het leger van de loden/tinnen soldaatjes. Met financiële hulp van Ma of Pa wordt bij de Chinese winkel aanvullende figuren gekocht. De prachtig gekleurde generaal, die de cavalerie aanvoert. De kapitein van de lopende infanterie. De ook al mooi geverfde kolonel van de stormtroepen. Na een poosje komt de marine met de matrozen en hun luitenant-ter-zee de troepen versterken.
Op de tegels in de voorgalerij worden de troepen ingedeeld in twee groepen. De ene partij links in de hoek, de andere aan de rechterkant. Achter de linies zitten de schutters met hun elastiekjes en goed gerolde propjes papier en op een teken van één van de spelers mag je propjes schieten op de vijandelijke legers. Wanneer alle manschappen van een partij omgeschoten zijn is het uit met het spel. Is het altijd wel vervelend, vinden de jongens, dat alles opgeruimd moet worden. Je mag niets eens alles opnieuw opstellen en gewoon laten staan. Met jongens uit de buurt worden de soldaten-vormen weleens geruild voor een week of zo. Fijn al die uitbreidingen.
Met Rhenie, de zoon van oom Jafet, heb ik ook veel plezier gehad. Samen op de fiets naar de nabij liggende tennisbaan. Lekker rondjes rijden op de tennisbaan, of precies over de lijnen rijden, tot de djaga ons wegjaagt. Gillend van het lachen de poort uit fietsen. Dan maar thuis in de achtertuin knikkeren of voetballen met een tennisbal.
Maar ja, de scholen moeten ook hun aandacht krijgen.
Ma heeft mij aangemeld bij de Theresia school. Naast de pastorie en de kerk. Een heel groot grasveld vormt de scheiding tussen de pastorie en de zesklassige school. Via de vijfde klas kom ik in zesde klas. Juffrouw Veltkamp kan heel mooi vertellen over haar vacanties bij het Tobameer in Sumatra. Met open mond en klapperende oren wordt er altijd aandachtig geluisterd naar haar verhalen.
"Als ik groot ben ga ik er ook naar toe", mijmert de elfjarige Fred.
Ja, juffrouw Veltkamp kan prachtig vertellen.
Van Nono in Nederland komt geregeld een brief per luchtpost. Het studentenleven in Rotterdam bevalt hem wel. Hij heeft een kamer in de binnenstad van Rotterdam kunnen huren. De envellopen hebben mijn belangstelling vanwege de postzegels die er op staan. En als hij een serie kinderpostzegels op de envellope heeft gestuurd is mijn interesse voor een postzegelverzameling gewekt. Postzegels van Nederland en overzeese gebieden is het onderwerp.
Wat wonen we toch in een fijn huis in de Maarschalkstraat met naast ons de familie Banke en even verderop, in de Stripaan Louisiusstraat woont de familie Coert. Nono Coert is ook werkzaam bij de staatsspoorwegen. Hilly, zijn echtgenote, is een lieve vrouw en ze hebben een zoontje, Raymond, die iedere week in een ziekenhuis onder de hoogtezon moet. Waarom weet ik niet, want volgens mij is hij kerngezond. Als ze bij ons op visite komen mag ik met hem in de kinderwagen rondrijden. Hebben wij allebei veel plezier.
Op de dagen dat Raymond naar het ziekenhuis moet mag ik met hem en zijn moeder mee, in de betjak. In de behandelkamer hebben we alle drie zo’n donker brilletje op. Na de behandeling weer naar huis en ja hoor, Ma heeft bij de verkoopster van allerlei lekkere hapjes het één en ander gekocht. De ene keer ondeh-ondeh, de andere keer risoles of kwee-kwee of ketan item.
In die tijd komen er heel wat verkopers en verkoopsters met verschillende artikelen langs de deur.
De vrouw met rijst en gerechten, o.a. petjel.
De klontong-chinees met zijn karretje vol manifacturen. Hij wordt zo genoemd, omdat hij zijn komst aankondigt met een apparaatje dat ratelt.
Klon-tong-tong, Klong-tong-tong ...
De man die koeienmest verkoopt voor de planten in de voortuin.
De fruitverkoper met manden vol manga’s, ananas of ramboetans, afhankelijk van de bloeitijd.
En vanaf de schemering beginnen de verkopers met etenswaren te lopen.
Tok-tok-tok-tok… het wagentje van de bami-chinees.
"Saté-ajam!", roept de satéverkoper. Komt hij aan met zijn picolan.
Hé, en daar is de man die verschillende soorten soto verkoopt.
Aan voedsel geen gebrek.
Tegenover het huis is de SOOS. Daar kunnen de medewerkers van de spoorwegen zich ontspannen. De biljarttafel staat klaar en de tafeltennistafel. In de zithoek is het gezellig verpozen en de djongos komt wel allerlei soorten frisdrank brengen.
Als de bezoekers ’s middags nog niet aanwezig zijn, mogen wij, de kleintjes, even ping-pongen en de oudere jongens gaan biljarten. Maar als de eerste mannen aankomen, moeten wij weg.
Het is 1939 en de spanningen in Europa lopen op. De kranten staan vol berichten en foto’s.
Iets tussen de landen Oostenrijk en Duitsland, Duitsland valt Polen binnen.
Er is ook iets in en met Italië. En Engeland maakt zich druk om het Suezkanaal, Gibraltar en de middellandse Zee.
Ik hoor Pa en Ma hierover praten en merk dat zij zenuwachtig aan het worden zijn.
Als jonge jongen kan ik het allemaal niet volgen en mijn vrije, onbezorgde leven gaat gewoon door.
10 mei 1940 Duitsland valt Nederland aan.
Ma wordt er nerveus van en Pa loopt constant op zijn nagels te bijten.
Mijn broer Nono studeert in Rotterdam, of zit hij nu bij de luchtafweer bij het vliegveld Waalhaven bij Rotterdam? Is hij gemobiliseerd?
Er komen geen berichten door.
In de krant staan foto’s van een platgebombardeerde straat in Rotterdam.
"Hé, dat is de straat waar Nono een kamer heeft."
Pa probeert Ma te troosten. Het is niet meer zo gezellig in huis.
Ik ga maar in de achtertuin voetballen, met een tennisbal. Of hangen aan de rekstok, die Bert heeft gemaakt tussen de djamboeboom en een houten paal.
31 augustus.
Het is altijd één groot feest op Koninginnedag in Indië.
Traditiegetrouw ga ik naar de militaire parade kijken in de benedenstad van Soerabaja. Bij het viaduct, bij het gouverneurskantoor.
Na afloop speelt het militaire orkest altijd het Wilhelmus en bijna iedereen zingt mee. Twee coupletten.
Een paar dagen later wordt in het voorprogramma in de bioscoop de grote parade in Batavia vertoont.
De tarzanfilms zijn wel mijn favoriete films.
Als ik met Guus naar "Tarzan van de Apen" ga kijken sta ik onbewust tussen zijn knieën. Thuisgekomen laat hij aan Ma zien haar ik wat haartjes uit zijn dijbeen heb gertrokken. Zo spannend vind ik de film!
De bioscoop staat op het eind van de Maarschalkstraat, vlak bij de pasar. Ik geniet altijd van de avond-pasar met al die petroleumlampjes. Heel gezellig. Om half acht is het bedtijd, dus snel naar huis.
Op 8 december 1941 breekt de oorlog met Japan uit. Pa hoeft niet op te komen bij de landstorm om als soldaat belangrijke gebouwen te beschermen. Van de L.B.D., lucht-beschermings-dienst, komt het advies om helmen te dragen als er luchtalarm wordt gegeven. Van Pa krijg ik een helm om mee te nemen als ik naar school ga. Ik doe de helm onder het schoolbord voor in de klas, bij de andere helmen van de leerlingen.
Via de kranten en de radio volgen nog meer raadgevingen om je te beschermen tegen luchtaanvallen en tekorten aan drinkwater en voedsel.
"Zullen we een schuilkelder maken in de achtertuin?"
"Ja. Maar er moeten minstens acht personen in kunnen. En er moeten mensen erin kunnen slapen!"
"Ook moet er proviand en water aanwezig zijn. Je weet maar nooit!"
De volgende dag wordt met een vrachtwagen een lading afgekeurde spoorbiels afgeleverd. Een stuk of drie mannen beginnen onder de twee manga-bomen in de achtertuin een soort blokhut van de spoorbiels te maken. Eén uitgang wordt gebouwd richting de bijgebouwen en de andere uitgang staat in een hoek van 90 graden richting de overloop. Het rek met de orchideeën wordt verplaatst. Daarvoor in de plaats komt een muur van bielsen om die uit/ingang te beschermen tegen de luchtdruk als er een bom in de buurt valt. De hele schuilplaats wordt bedekt met een laag zandgrond, waarop graszoden worden gelegd. Binnen een week is alles klaar en voor ons tieners is het een prachtige speelplaats. De ernst van de situatie is nog niet tot ons doorgedrongen.
"Ach, waar maken we ons druk om!" is de algemene gedachte. "Duitsland wordt dit jaar nog verslagen. De oorlogen in Azië duren niet langer dan drie maanden."
Dan zijn er nog van die mooie liedjes: "Neerland herrijst, met zijn fiere vorstin", "Vliegenier, goede reis vliegenier" en "Vliegtuigen van Japan zijn maar van blik".
En de kustbatterijen van het K N.I.L. schieten de vijandelijke schepen zo de zeebodem in!
Guus schijnt gemobiliseerd te zijn als sergeant bij een kustbatterij. En dan hebben wij nog een geweldige vloot!
Dus, wat kan ons gebeuren?