De dienstwoningen waar ik gewoond heb waren allemaal groot, gezellig en meestal in de buurt van het station gelegen waar Pa kantoor hield. Zo ook de woning in Modjokerto, waar wij intussen naar verhuisd waren.
Het personeel van de Staatsspoorwegen van het district Modjokerto.
Pa, staand achter de rij stoelen, de negende van links.
Ma, zittend op één van de stoelen, de derde van rechts.
Om ons huis te bereiken vanaf de straat, moesten we over een bruggetje over een riviertje.
Of was het een open riool? Het was in ieder geval een stromend watertje.
Verder was de tuin aan drie zijden geheel ommuurd. Aan de linkerkant vormden de bijgebouwen waar de bedienden verbleven de afscheiding en achter de muur aan de achterzijde van de tuin liep de spoorlijn. Hier was een deur gemaakt en daar wachtte Ma ’s middags op de thuiskomst van Pa. Wij, de kleine kinderen, mochten alleen tot die achterdeur komen.
In de voortuin was een grote boom met lianen. Aan die lianen konden we tarzantje of aapje spelen, wat ik als kleuter van vier of vijf jaar ook naar hartenlust deed.
Als je een sneetje in de stam kerfde, kwam er wit vocht uit. Dat vocht streken we uit over de afgevallen grote bladeren. Na een tijdje droogde het vocht op en bleef een soort vliesje rubber over.
Voorzichtig eerst een balletje maken van het vliesje van het eerste blad. Dan dat balletje over de andere gedroogde vliesjes rollen tot je een grotere rubberen bal hebt. Mooi speeltuig uit de natuur!
De parochie-priester was pastoor Schoenmakers.
Als missionaris kwam hij vaak bij ons op huisbezoek.
Hij werd zelfs een huisvriend.
Kaarten met de grote jongens en Pa was best gezellig.
Hebben Guus en zo daar het bridgen geleerd?
En ik mocht naar de kleuterschool.
Een lieve kleuterjuffrouw mocht die paar Nederlandse kleuters begeleiden.
In de jaren '30 was het crisis. Als jongetje van 4 à 5 jaar snapte ik dat niet zo...
Ja, een minister van financiën ergens in Nederland wilde bezuinigen. Daarom werden de salarissen van de ambtenaren verminderd.
Ook de ambtenaren in Nederlands-Indië moesten er aan geloven. Pa werd dus ook gekort op zijn salaris. Vond hij niet zo prettig.
Mijn oudste broer Nono studeerde aan de H.B.S. in Malang en dat kostte al wat geld. Bovendien was Nono in de kost bij de familie Coert in Malang. Daar maakte hij vrienden met o.a. de zoon van de familie die, volgens de traditie in Indië, ook als oudste zoon de roepnaam Nono meekreeg.
Pa en Ma gingen overleggen wat nu te doen met minder geld. Verontwaardigd wist Pa het: "Ik heb nooit Europees verlof aangevraagd.
Maar nu doe ik dat wel! De regering betaalt de overtocht naar Nederland voor het hele gezin, punt uit!"
En zo werd besloten om naar Nederland te gaan, met de boot naar Den Haag.
Hoe mijn ouders dat geregeld hebben weet ik niet, maar wij gingen Nederland.