Na een fantastische bootreis met ss. Sibajak kwamen we in de Van weede Dijkveltstraat te wonen. Pa en Ma en vijf zonen.
Nono ging naar Rotterdam om te studeren aan de Erasmus universiteit.
Voor een jongen van 5 jaar was het wonen in een flatgebouw een hele ervaring op zich. Kleinere vertrekken in vergelijking met de grote kamers van de dienstwoningen op Java.
Wij bivakkeerden in een benedenwoning. We hadden alleen een klein achtertuintje met struiken en heesters en geen voortuin en tuin opzij van het huis.
Mijn speelterrein werd dus de straat. Gelukkig was er in die tijd weinig verkeer: Eén auto in de hele straat!
Via een gangetje moesten wij naar onze slaapkamers in de uitbouw in de achtertuin.
In de wintermaanden heel erg koud. Met verbazing zag ik in de ochtenduren de ijsbloemen op de ramen.
Pa was eerder opgestaan om de enige potkachel in huis, in de zit/voorkamer, met steenkolen te vullen en aan te steken.
Die steenkolen had hij op de één of ander manier in kolenkit.
En voor het eerst van mijn leven woonden er mensen boven ons huis. Via het portiek konden ze naar hun woning.
Allemaal nieuwe zaken voor mij. Verbazingwekkend, vragend, een beetje angstig, interessant, nieuwsgierig.
Pa en Ma hadden heel wat uit te leggen aan hun jongste zoon.