Het is 1954 en volgens het Ministerie van Onderwijs is er overal een tekort aan onderwijzend personeel.
Op diverse sollicitatie brieven aan verschillende lagere scholen, van Schoonebeek tot Middelburg en Uden, krijg ik geen of een afwijzende reactie.
Volgens Ma komt er heus wel een oplossing.
Op een dag word ik uitgenodigd om bij Pastoor Pompen in de pastorie op bezoek te komen.
Hij is op dat moment voorzitter van het schoolbestuur van de R.K. scholen in de nieuwe wijk Morgenstond.
Hij vraagt of ik wil meewerken aan de opbouw van de nieuwe jongensschool.
Geweldig! Ik hoef niet eens te solliciteren. Per 1 september 1954 mag ik in tijdelijke dienst beginnen.
De school komt in het nieuwe gebouw in de Tinaarlostraat 20 en bestaat uit drie klassen.
In de eerste klas komt Frater Hermenegildus.
De tweede-klassers komen onder mijn hoede.
Hoofd van de school is Frater Edwino die les geeft aan de derde klas.
De school staat op tien minuten lopen van ons huis aan de Denekampstraat 34.
Na de kennismaking met de twee fraters-collegea inspecteren wij onze toekomstige klaslokalen.
Er komen tevens drie klassen van de meisjesschool in hetzelfde gebouw.
Hè, wie zie ik daar?!? Het hoofd van de meisjesschool met haar twee onderwijzeressen.
Ria Verberckmoes is één van de leerkrachten.
1954 kan voor mij niet meer stuk:
- het behalen van mijn onderwijzersakte,
- een nieuwe school in de buurt,
- Ria als onderwijzeres in hetzelfde gebouw.
Wat een gelukkige samenloop van omstandigheden. (Of is het de voorzienigheid?)
Omdat ik voor en jaar uitstel van militaire dienst heb gekregen, komt een ambtenaar van het Ministerie van oorlog ieder jaar controleren wat ik voor baan heb.
Zo komt onverwachts op een dag een heer bij Het hoofd der school om te vragen naar een zekere F.K. Lapré.
Hij wordt mijn klas binnengelaten, waar ik de jongens les sta te geven.
“Meneer, kan ik u spreken?” zegt de ambtenaar.
“Een momentje, even de jongens wat rekenwerk opgeven!” is mijn antwoord.
“Ja maar… Kunt U die jongens wel alleen laten?”
“Natuurlijk. Als het gesprek maar niet te lang duurt. Wij gaan even naar de kamer van Frater Edwino!”
“Ja maar… “
Na een kort informatief gesprek vertrekt de ambtenaar en kan ik weer terug naar mijn klas.
Nadien heb ik nooit meer een ambtenaar in mijn klas gezien. Wel moest ik ieder jaar schriftelijk uitstel aanvragen.
Na vier keer uitstel van militaire dienst komt afstel.
Binnen de kortste tijd is de Kardinaal de Jong school uitgebreid tot een zesklassige school.
Met veel plezier heb ik getracht de jongens kennis bij te brengen.
Eens in de week blijf ik na schooltijd met een klein groepje leerlingen knutselen, in een lokaal onder de school.
De Haagse gemeente, HAJA (Haagse Jeugd Actie) vergoedt deze vorm van naschoolse activiteit met een dubbeltje per leerling.
Op woensdag-middag is het vaste prik lekker voetballen op het sportveld naast de school.
De dag voor Palmpasen (een zaterdag) is een gewone schooldag.
Met de alle leerlingen en onderwijzers lopen wij ieder jaar door de wijk mee met de palmpaasoptocht.
Links Frater Hermenegildus;
Rechts Frater Edwino (Hoofd van de school)
Onderwijzeres Ria Verberckmoes met haar leerlingen.
De school is in de loop der jaren uitgebreid tot een Lagere School met 24 klassen.
Dat paste niet allemaal in het schoolgebouw aan de Tilaarnostraat.
Zo gaf ik uiteindelijk les in de dependance aan de Hertenrade in de nieuwbouwbuurt Bouwlust.
Na de tweede klas heb ik nog les mogen geven aan de derde, de vierde en de vijfde klas.
De vijfde klas is mijn laatste klas geweest voordat ik per 1 juli 1968 een vaste aanstelling kreeg aan de VGLO (Voortgezet Gewoon Lager Onderwijs) “Beatrijs” in Moerwijk.
Van 1 september 1954 tot 1 juli 1968, dat is bijna 14 jaar onderwijzer aan de Lagere School wat begon als mijn eerste baan met een tijdelijke aanstelling.
Een maand later wordt de VGLO volgens een onderwijswet omgezet in LEAO (Lager, Economisch, Administratief Onderwijs).
Daarmee was ik onderwijzer af en werd ik leraar bij het Voortgezet Onderwijs.