Het is 10 oktober 1991.
Een beetje gespannen word ik wakker na een rustige nacht.
Ria wordt ook wakker en ik haal beneden twee kopjes om zoals gewoonlijk samen op bed te genieten van de heerlijke koffie.
Na het fruitontbijt checken we nog even de bagage.
Langzamerhand druppelt de rest van de familie binnen en met een vrolijke groep begeven wij ons naar het station.
Riet en Louis Prins zwaaien ons uit.
Hun dochter en mijn schoondochter Esther gaat met ons mee.
Iedereen heeft er veel zin in.
We komen ruim op tijd aan op Schiphol.
Met kloppend hart zie ik hoe Guido bij de incheckbalie de tickets regelt.
De koffers met de rode herkenningslinten gaan op de lopende band op weg naar het vliegtuig.
Er is nog even tijd voor koffie met wat lekkers.
Anneke Hartman komt ons "een goede reis" wensen.
Ook Bert en Hedwig wensen ons een "selamat jalan". Zij vertrekken later en zullen zich in Jakarta bij ons voegen.
Dan gaan wij op weg naar de gate vanwaar de Garuda Indonesia, vlucht GSA805, zal vertrekken.
We vliegen met een Boeing 747, vertrektijd 13.05 uur.
Indonesische stewardessen en een steward verwelkomen ons.
In mijn beste Bahasa probeer ik wat te zeggen: "Selamat pagi!"
Oh neen, het is "Selamat Siang" of is het "Selamat Soré"?
Een beetje beduusd zoek ik mijn zitplaats op naast Ria.
De jongens regelen wel waar de handbagage wordt opgeborgen.
Op tijd taxiet het vliegtuig naar de startbaan.
De motoren brullen: "Op naar Indonesië!"
Captain Rahardjo en purser Hardyanto zorgen voor een perfecte vlucht.
De maaltijden zijn prima en wij kunnen rustig slapen.
Wij worden wakker als we Abu Dabi naderen.
In Abu Dabi wordt een tussenstop gemaakt en de bemanning wordt afgelost door een andere crew.
Het is 21.20 plaatselijke tijd.
Om 00.20 stijgen wij weer op om naar Medan door te vliegen.
De spanning stijgt, maar ik probeer zo rustig mogelijk te blijven.
Als ik naar Ria en de kinderen kijk, ben ik gerust dat deze reis een bijzondere belevenis zal worden.
Het vliegtuig nadert het Indonesisch eiland Sumatra.
Nieuwsgierig kijk ik door het vliegtuigraampje en ik zie de branding van de zee langs de kust.
Kleine bootjes met één zeil dobberen op de golven.
Langzaam schuift het tropisch groen van de bomen onder het vliegtuig voorbij.
Wat zal ik in Indonesië nog weten terug te vinden van "tempo doeloe"?
Het vliegtuig maakt een bocht en begint te dalen.
Vastgekluisterd op mijn stoel tuur ik vol spanning naar buiten, op zoek naar herkenningen.
Mijn hart begint sneller te kloppen en zit zowat in mijn keel!
De palmbomen en de huisjes aan de rand van de landingsbaan vliegen voorbij.
De wielen van de Garuda Indonesia raken de grond: We zijn in Indonesië!
Het vliegtuig mindert vaart en langzaam taxiet het vliegtuig naar de aankomsthal van het vliegveld bij Medan.
De motoren stoppen en in een roes pak ik mijn handbagage op.
Met Ria dicht bij me loop ik naar de uitgang.
Een weldadige, tropische warmte verwelkomt ons.
Langzaam dalen we de trap af.
Daar sta ik dan op Indonesische bodem, met mijn Ria en mijn vier jongens.
Met een brok in mijn keel kijk ik zwijgend om mij heen.
De geuren uit de tropen prikkelen mijn reukorgaan.
Aan de kleuren die zo anders zijn dan in Holland moet ik even wennen.
De witte, blanke toeristen steken af bij de gebruinde torso’s van de Sumatranen.
Dan hoor ik bekende en onbekende woorden en zinnen in het Indonesisch.
Al deze waarnemingen komen heel herkenbaar op mij over.
De eerste indrukken overspoelen mij en zwijgend onderga ik de gebeurtenissen.
Als wij naar de aankomsthal lopen moet ik de brok in mijn keel wegslikken en even heel diep ademhalen.
Na de formaliteiten in de aankomsthal kom ik weer wat bij van de overweldigende eerste indrukken.