Een torpedoboot van de Engelse navy vaart van Batavia naar…….
Op het achterdek, naast een machinegeweer kijk ik naar de lichtjes van de haven.
Het is vroeg in de avond. Het schip heeft in de middag gewonde Britse soldaten afgeleverd aan de geneeskundige troepen van de engelsen. Die soldaten zijn gewond geraakt tijdens de gevechten in Soerabaia.
Nu vaart het schip met Nederlandse evacuees uit Soerabaia naar voor mij nog onbekende bestemming.
De afgelopen dagen zijn voor als een nachtmerrie. Nu heb ik even rust en met weemoed staar ik naar het land dat ik ongewild moet verlaten.
Ma zit ergens onderin het ruim te praten over de gebeurtenissen van de afgelopen dagen.
Waar Pa, Ruud en Bert zijn, weten we niet. Ja, ergens in Soerabaia.
Van Guus al drie jaar lang geen bericht. Waar brengen ze krijgsgevangenen van het KNIL naar toe?
En van Nono in Holland hebben we sinds de inval van de Duitsers in Nederland ook al geen teken van leven gekregen.
Vele vragen spoken door mijn hoofd.
Waarom gebeurt dit allemaal ?
Waar gaat deze boot naartoe ?
Hoe zou het gaan met Pa en mijn vier broers ?
Komen wij wel terug naar Java ?
Wat moet dat in de toekomst ?
Is er wel een toekomst ?
Is er iemand die deze geschiedenis over Indië op de juiste manier zal bekendmaken ?
Ja, een marinier, die gediend heeft in Soerabaia heeft speurwerk verricht en de gebeurtenissen opgetekend in het boek "Macaber Soerabaia 1945".
Richard L. Klaessen geboren en getogen in Soerabaia heeft de onvoorstelbare tijd van toen in Indië opgeschreven.
Hoeveel Nederlanders hebben dat boek gelezen ???
Enkele citaten:
"...deze geallieerde Brits-Indiase eenheid heeft op 6 november 1945 in het bloeddorstige Soerabaia, 6050 Nederlandse vrouwen en kinderen uit een haast dodelijk greep van de Indonesiërs weten te evacueren en in veiligheid te brengen..."
"...op dat moment verbleven 2384 Nederlanders , waartoe ook Klaessen behoorde, als gijzelaars van de Indonesiërs in de Werfstraatgevangenis..."
"...op tijd konden de gegijzelde Nederlanders door de geallieerden bevrijd worden..."
De moord op de Britse Generaal Mallaby.
De moordpartij in het Simpanghotel, waar de Indische jongens in de toiletruimte koelbloedige werden doodgeschoten.
Het vlagincident bij het voormalig Oranjehotel in Toenjoengan, de hoofdstraat in het centrum van Soerabaia.
De moorden op de Japanse officieren, die hun zwaarden niet wilden afgeven.
De moord op het konvooi van vrouwen en kinderen.
Allemaal onderwerpen die in "Macaber Soerabaia 1945" beschreven worden.
Een boek dat niet achter elkaar gelezen moet worden. Het is redelijk zware literatuur. Dus iedere keer een stukje lezen.
Al deze zaken speelden zich af toen Ma en ik "opgesloten" zaten in het huis aan de Ketamponpark.
Opgesloten, omdat het levensgevaarlijk was om je op straat te begeven. De enige doodzonde, die de Indo’s hebben begaan, volgens de pemoeda’s, is dat de Indische mensen NEDERLANDERS zijn, trouw aan hun koningin en hun vlag, het rood-wit-blauw.
Daarom zijn het vijanden van de nieuwe Republiek Indonesia.
En intussen ploegt de torpedoboot verder door de Javazee. Een Engelse matroos, die mij zeep heeft gegeven om me te wassen, probeert mij duidelijk te maken dat de volgende haven Singapore is.
De drukte in de haven van Singapore is niet te beschrijven.
Nauwelijks zijn we aangemeerd of alle vrouwen en kinderen moeten snel weer in de Engelse legertrucks.
Weg uit de haven, dwars door de stad, over een dam de heuvels in naar een voormalig Japanse kazerne, nu in gebruik voor de Nederlandse vluchtelingen.
De betonnen gebouwen met één verdieping bestaan uit één grote ruimte.
De zalen zijn voorzien van houten bedden waarbij een matras is vervangen door een netwerk van dikke touwen.
De bedden zijn van elkaar gescheiden door een klein houten kastje. In dat kastje kan men de eigen spullen doen.
Maar Ma en ik hebben geen spullen. Alleen wat we aan ons lijf hebben is ons bezit. Al bijna een week lang.
Vrouwen en kinderen slapen naast elkaar. Circa twintig op een rij, vier rijen dik.
Tegen de avond komt een etenswagen. We moeten in de rij staan om een warme maaltijd en brood voor morgen te halen.
Ma en ik krijgen van een militair zijn gamel waar het eten in kan. In het magazijn kunnen wij bestek halen en een mok.
De volgende dag kunnen wij bij een adjudant-onderofficier een kampboekje halen waarin alles wat we krijgen wordt opgeschreven. Japanse legerkleding en – laarzen voor mij. Gelukkig zijn de Japanse soldaten niet zo groot, dus de twee korte broeken en de twee overhemden passen mij wel. O ja, Japanse legersokken mag ik ook meenemen.
Ma krijgt van de adjudant Singapore dollars. Wordt opgeschreven!!!
In de middag gaat er dagelijks een Rode Kruis auto naar het centrum van Singapore. Wij mogen meeliften.
Ma kan ondergoed en een jurk kopen bij een kledingzaak van een Chinees. Om vijf uur weer melden op het plein, want de auto vertrekt dan weer naar het kamp.
Het kamp wordt bewaakt door KNIL-militairen die in de voorliggende periode door de Japanners krijgsgevangen waren genomen en in Singapore te werk waren gesteld. Deze militairen kregen nu de wapens van het verslagen Japanse leger en moeten ons beschermen tegen vreemde indringers.
Geen sprake van dat ze na hun vrijlating naar huis mogen, naar hun gezin of ouders in Indië.
Er komen berichten binnen over wat er gebeurd is sinds de 15de augustus.
Pa, Ruud en Bert zijn opgesloten geweest in de Werfstraat-gevangenis. Daar zaten ook Oom Jafet en zijn zoon Rheny, die jonger is dan ik. Meer dan 2000 mannen schijnen daar opgesloten te zijn geweest. Als haringen in een ton, met de dood bedreigt.
Ze zijn door een elite eenheid van de Engelsen bevrijd. Na hun bevrijding zijn ze vervoerd naar Batavia.
Meer krijgen we niet te horen!
Hé, een bericht over Guus. Hij is op Java als KNIL-militair krijgsgevangen genomen en per schip vervoerd naar Tokio, Japan.
De groep Nederlandse ex-krijgsgevangenen waar hij toe behoort gaat naar de Filipijnen om getraind te worden voordat ze weer in Indië mogen vechten.
In tegenstelling met de KNIL-militairen mogen de Amerikanen, Engelsen, Australiërs en andere geallieerden terug naar hun vaderland!
Een Rode Kruis bericht : H.C. Lapré (Nono dus) is op de grens van Duitsland naar Nederland doorgestuurd naar Den Haag. GEWELDIG! Ons gezin heeft de oorlog en de ellendige nasleep overleeft!
We zijn nog niet herenigd, maar dat komt dan wel!
Wat moet je doen als jongen van 15 jaar in een vluchtelingenkamp?
Je zoek leeftijdgenoten die er niet zijn ! Wel een paar jochies van een jaar of dertien.
Stoere verhalen vertellen en een beetje de grote broer uithangen dan maar.
Het is ook leuk om met Japanse legerspul te spelen dat in een uithoek van de grote appelplaats is opgeslagen.
Het afweergeschut links en rechts om draaien, en dan omhoog en omlaag.
Antitankgeschut bedienen en zo.
Of ik zoek twee, drie jongens uit en ik ga met ze via de achterkant van het kamp de omliggende bossen in.
Via de achterkant, want de bewaking staat aan de voorzijde van het kamp. Spannend om de weg te zoeken door die voor ons onbekende bossen.
"Hé, daar zie ik gebouwen, daar rechts", roept één van de jongens.
Op dat moment worden we in het Engels iets toegeroepen. Met hun geweren in aanslag komen twee Britse militairen op ons af. Verschrikt staan we stil. Wat nu weer?
Volgens mij vragen ze in het Engels waar we vandaan komen en wat we aan het doen zijn. Met gebaren tracht ik duidelijk te maken dat wij gewoon aan het wandelen zijn en dat we daar vandaan komen, van het "kemp".
De strakke gezichten van de soldaten worden wat milder en een brede grijns komt op hun bruingebrande gezichten.
“You are refugees!”, hoor ik zoiets zeggen.
“Yes, yes”, zeggen we in koor.
We worden door de vriendelijke soldaten meegenomen naar een weggetje en ze duiden ons die weg naar ons kamp te nemen.
“Thank you! Thanks! Hartelijk dank. Bye, bye!”
We lopen via het weggetje terug naar ons tijdelijk tehuis. Aan de adjudant vertel ik onze ervaring en eerst kijkt hij mij verschrikt aan en met een opgeluchte stem zegt hij: “Weet je, dat de Japanners om hun kazernes mijnenvelden hebben aangelegd? Nu zijn wel veel mijnen opgeruimd, maar nog niet allemaal! Wat een geluk, dat jullie niet op zo’n mijn hebben getrapt!”
Pas veel later heb ik deze gebeurtenis aan Ma vertelt.
Eén van de dames in ons kamp schijnt vroeger lerares geweest te zijn. Met medewerking van het kampbestuur wordt naast de kantine een zaaltje vrijgemaakt om les te kunnen geven aan de meisjes en jongens van het kamp. Een ex-krijgsgevangene komt ook meehelpen en zo hebben we na vier jaar weer een schooltje. Helaas. Ik heb niet zoveel lol in het zitten op een stoel en luisteren naar de goede bedoelingen van de twee docenten.
Ze krijgen nog meer hulp. Het is toch wel gezellig op dat schooltje met al die jongelui.
In de kantine wordt ’s avonds een film gedraaid voor de volwassenen. Omdat ik wat militaire kleding heb gekregen van de adjudant ben ik net een jonge rekruut. In het midden van de rij die de kantine ingaat sta ik dan. Een KNIL-militair heeft van de Engelsen een MP-band om. Deze Militaire Politie-man moet de menigte controleren, geloof ik. Het zijn allemaal Engelse of Amerikaanse films, met of zonder ondertiteling. Maar ik heb een bril nodig, met andere woorden: Wat er allemaal staat weet ik niet. Het zullen wel allemaal spannende films geweest zijn, gehoord de reacties van het publiek. Voor mij was de spanning om als 15 jarige binnen te komen al erg groot.
Of er geklaagd is en door wie weet ik niet, maar er komt er bevel dat alle vrouwen met tienerjongens naar een ander plek moeten.
Ja, wat doen jongens van 11 jaar en ouder in een vrouwenkamp ????
Maar goed, een eind verder is een complex met allemaal houten barakken. Die barakken moeten eerst goed ontsmet worden. Waarom??? Omdat daar de romusha's in gewoond hebben. Een romusha is een Indonesiër die zich als vrijwilliger heeft opgegeven om voor de Japanse oorlogsindustrie te werken. Vrijwillig of sommigen gedwongen?
Maar de Japanners zijn verslagen en sinds een paar maanden hebben die mensen geen werk en geen eten en zijn door de Engelsen uit hun barakken gezet. Die barakken zijn goed genoeg voor Nederlandse vluchtelingen. Dus Ma en ik en nog een paar vrouwen met hun kinderen naar het nieuwe verblijf.
Later horen wij dat de vrouwen en kinderen die in het Irenekamp zijn achtergebleven in aanmerking zijn gekomen om zo snel mogelijk naar Nederland geëvacueerd te worden. Het Irenekamp gaat gebruikt worden door terugkerende Engelse troepen.
In Malakka zijn Nederlandse OVW-ers en Mariniers ondergebracht, omdat ze van de Engelsen (nog) niet naar Indië mogen.
Een paar mariniers komen zomaar een kijkje nemen in ons kamp.
"Waar komen jullie vandaan?" vraag ik hun.
Met een licht Brabants accent antwoordt er één: "Ik kom uit Breda. Heb me aangemeld als OorlogsVrijWilliger om de Jappen uit Indië te jagen!"
Een ander vermeldt: "Ik kom uit Eijgelshoven. Direct toen we in mei bevrijd zijn heb ik me aangemeld om als marinier naar Indië te gaan. Na drie maanden trainen, werd ik opgeroepen om te vertrekken! En nu mogen we niet eens naar Soerabaia gaan!"
Er volgen een paar krachttermen die toegewenst zijn aan de politiek. Van Ma mag ik die zinnen nooit meer zeggen.
In dat vrouwen-jongens kamp gaan de jongens maar stoere dingen uithalen. Er is toch geen school meer in het nieuwe kamp!
‘s Avonds met stokken gewapend langs het prikkeldraad lopen om indringers te verjagen!
Achter de bomen kijken naar de dansende paren in de kantine.
Een live-band speelt muziek van Glenn Miller en Tommy Dorsey. Een enkele keer zingt er iemand een lied van Vera Lynn of dames van het Vrouwen Hulp Korps doen de Andrew Sisters na.
http://www.youtube.com/watch?v=2pfCFU3Mqww
Een van onze jongens heeft van zijn moeder een Rood-Wit-Blauwe vlag gekregen.
Wij hebben de vlag aan een bamboestok vastgemaakt en voor onze barak opgericht.
Als het donker wordt gaat de vlaggenstok naar binnen.
Uit andere barakken komen jongetjes vragen of ze tegen ons oorlogje mogen spelen. Of hebben wij ze eerst uitgedaagd???
Nou ja, dan maar oorlogje spelen. Op het open veld wordt een (denkbeeldige) lijn getrokken. De grens, waarover je niet mag gaan. Wij maken met behulp van boomtakjes en kapotte dakpannen een soort loopgraaf. Dan verzamelen wat brokken klei en aarde.
Dat worden onze mortiergranaten. Als de "vijand" komt gooien we die granaten naar hun hoofd.
Een paar jongens van onze groep hebben ook stenen gevonden. En dat zijn dan de kanonskogels.
Ach ja, je hebt toch niets te doen en aan gevaar zijn we gewend geraakt.
Omdat er met de Rode Kruis wagen geen vervoer meer naar het centrum is gaan Ma en ik met het openbaar vervoer naar de winkels in Singapore. Gewoon langs de kant van de staan, je hand opsteken en het busje stopt wel. De plaats van bestemming opgeven, betalen en we worden netjes afgeleverd.
De andere passagiers vragen of ik in militaire dienst ben, omdat ik die Japanse militaire kleding aan heb.
Ma tracht uit te leggen hoe dat allemaal zit, maar het is niet te begrijpen voor de gewone bevolking van Maleisië en Singapore.
Van het geld dat Ma van de adjudant heeft ontvangen kopen we zoveel mogelijk kleding voor Pa, Ruud en Bert.
Wij zijn met niets in Singapore gekomen en Ma heeft er voor gezorgd, dat we met een paar rieten koffers en manden vol naar Java terugkeren.
Nog even wachten op het bericht dat er weer een boot naar Java gaat voor gezinshereniging!
Met een KPM-boot de "Placius" gaan we weer terug naar Soerabaia.
We worden opgewacht door Nederlandse mariniers die de gevechtsposities van de Britten hebben overgenomen.
Met een grote marinierstruck worden Ma en ik en nog een aantal vrouwen en kinderen, plus onze bagage, vervoerd naar een soort opvanghuis. Goederen en mensen worden daar uitgeladen en dan …… zoek zelf maar uit hoe je verder komt!
Ma en ik gaan de straat op en men heeft geleerd om je duim op te houden als je wilt liften. En ja, een mariniersjeep komt aan gereden en stopt bij ons.
"Waar willen jullie heen?" vraagt de marinier.
"Darmo, de bovenstad!"
"O, stapt maar in, daar zijn wij gelegerd. Ik zit in de Coenboulevard".
We rijden door straten, die er netjes bijliggen. Sommige gebouwen vertonen nog tekenen van een hevige oorlog.
De marinier merkt onze bezorgde blikken en zegt: "Vrijwilligers hebben de grootste brokken al opgeruimd, hoor. Het ziet er hier en daar al netjes uit. En de lijken van mensen en dieren zijn ook al opgeruimd. Wij wonen in de huizen waar de Japanse officieren hebben gewoond. De kazernes zijn nog verwoest en moeten nog opgebouwd worden".
Gezellig kletsend komen we aan in de bovenstad, de Darmobuurt.
Ma weet waar dhr. v.d. Jagt, een goede collega van Pa, woont. Ma wilt bij hem navragen of hij wellicht weet waar Pa nu verblijft.
En wat zegt hij?
"Ze wonen alle drie bij mij !"
Hoe groot de verrassing en de blijdschap is als Pa, Bert en Ruud van hun werk terugkeren, is niet te beschrijven!
Wij zijn grotendeels weer herenigd !
Het huis in de Ketamponpark is niet meer bewoonbaar. Van Oom Jafet mag Pa en zijn gezin in zijn huis wonen.
Oom Jafet, Tante Wies en de kinderen komen niet meer terug naar Soerabaia.
Vanaf die tijd wonen wij in de BOTHSTRAAT 25, Soerabaia.