Er volgen een paar hectische weken. Kranten en radio verspreiden tegenstrijdige berichten.
Zoals gebruikelijk in Aziatische landen is de geruchtenstroom losgebarsten. Pessimistische berichten worden weer tegengesproken door optimistisch nieuws.
Japan is verslagen in de straat van Malakka.
Japan heeft Malakka veroverd en staat voor Singapore, de grootste Engelse handels- en marinehaven in Azië.
Engeland heeft twee machtige slagschepen, de Prince of Wales en de Repulse. Die zullen de Japanse vloot vernietigen.
Een dag later: de Engelse vloot verliest twee slagschepen.
Singapore is veroverd door het Japanse leger.
De gecombineerde vloot van Schout bij Nacht Karel Doorman zal in de Javazee het Japanse invasieleger tegenhouden.
De Japanners zijn op Java geland meldt de radio, 1 maart 1942.
Als jongen van 11 à 12 jaar zijn de berichten niet meer te volgen.
Wat is waar en wat zijn maar loze geruchten?
Wij hebben toch een goede luchtmacht? Een flinke vloot en een goed uitgeruste landmacht. Wat doen de kanonnen van de kustbatterij van Guus? Het K.N.I.L. is toch niet te verslaan?
En het Japanse leger komt op de fiets!? En hun geweren en vliegtuigen stellen niets voor.
Hun tanks en pantserwagens schop je zo in elkaar.
Net als het Japanse speelgoed (made in Japan) in de winkels zijn ze snel kapot.
Maart 1942: het Japanse leger trekt Soerabaia binnen.
Een vlooteenheid heeft de haven in handen.
Generaal ter Poorten heeft voor de overgave getekend, 8 maart 1942.
Verslagen horen Ma en Pa de berichten aan.
Ruud wordt een beetje boos.
“Waarom zijn we niet geëvacueerd naar Australië? “
“En hoe had je daar willen komen?’, vraagt Pa.
“Gewoon, met een evacuatieschip, zoals de gezinnen van hoge militairen zijn weggegaan. Of met een vliegtuig. Ik heb gehoord dat de Catalina’s vliegtuigen naar Australië zijn gevlogen met evacués”.
“Zijn die berichten wel juist?”, probeert Ma de discussie te sussen.
Geïrriteerd loopt Ruud naar zijn kamer.
Ma houdt ons thuis. Ruud hoeft niet naar zijn H.B.S., Bert en ik mogen niet naar onze scholen. Je weet maar nooit wat er onderweg gebeurd nu het Japanse Leger in de stad is.
Na een paar dagen thuis gezeten te hebben gaat Pa op zijn fiets naar het hoofdkantoor van de Staatsspoorwegen om te informeren wat hij nu moet doen. Zonder haar angst en bezorgdheid aan haar kinderen te tonen wacht Ma gelaten de verdere gebeurtenissen af.
April 1942: Op bevel van de Japanse bezetter moeten alle Nederlanders van 17 jaar en ouder zich laten registreren. De Japanners gebruiken deze registratie om onderscheid te maken tussen de volbloed Nederlander, de Belanda totok, en de gemengbloedige Nederlander, de Indo Belanda.
De Belanda Totoks worden allen geïnterneerd in de vrouwenkampen en in de mannenkampen.
Pa komt uiterlijk rustig thuis en vertelt dat hij kennisgemaakt heeft met zijn nieuwe Japanse baas. Een hoofdingenieur van de spoorwegen in Japan die nu als hoge militair in Soerabaia gestationeerd is. Samen met Pa moeten ze de spoorwegen in tact houden voor het vervoer van legereenheden en het vervoer van proviand en ander materiaal.
Dat de ongeveer 200.000 Indo’s niet worden opgepakt, komt door het feit dat de Japanners ze nodig hebben in de industrie, de spoorwegen, de technische bedrijven en dergelijke. Volgens de Japanners zijn de Indonesiërs nog niet in staat de kaderfuncties te bemannen. De Indische Nederlanders werden gedwongen door te werken voor de bezetters. Wie niet mee wil werken, gaat naar een werkkamp ergens op Java.
De schoolgebouwen zijn in beslag genomen.
Hoera, wij hebben vacantie!
De Theresiaschool wordt omgebouwd tot een opvangkamp voor de gezinnen van de KNIL-soldaten. In de kazernes zit het Japanse leger waar vroeger de gezinnen van de Javaanse, Molukse en Timorese KNIL-militairen woonden. Deze militairen zijn of geïnterneerd of weggevoerd of ingedeeld bij het Japanse leger. Zoiets heb ik gehoord.
De propagandamachine van de overwinnaar draait op volle toeren.
Jonge Indonesiërs worden opgeroepen dienst te nemen in het Japanse leger om de vijand te verslaan.
In het straatbeeld duiken reclameborden op.
"Menghancurkanlah moesoeh kita,
Itoelah ingris dan america."
"Vernietigt onze vijand,
Dat zijn de Engelsen en Amerikanen!"
Koren op de molen van bepaalde Indonesische nationalisten.
Een oproep van deze mensen aan Indonesische jongelui en een stroom jongens meldt zich aan bij het Japanse leger.
Een oproep aan de bevolking om alle Nederlanders te boycotten heeft grote gevolgen voor de Nederlandse gezinnen.
Onze tuinjongen komt niet meer. Verlegen vertelt de baboe aan Ma dat ze niet meer mag komen werken bij ons gezin. De kokkie is bedroefd en kwaad, dat ze niet meer mag komen. Ze snapt er niets van.
Met verf kladden extreme jongeren onder bovenstaande reclameborden:
"Dan belanda".
Met andere woorden: Vernietigt ook de Nederlanders.
Er heerst een vreemde sfeer in huis. In de straten is het een wetteloze toestand.
Sta ik in de voortuin de planten te begieten.
De klontong-Chinees komt met zijn wagentje met manifacturen langs.
Een groepje Indonesische jongelui komt hem tegen en ze beginnen tegen het wagentje te duwen. Dat vindt de Chinese verkoper niet zo leuk.
Er volgt een woordenwisseling en meteen wordt de man in elkaar geslagen.
Een paar Indonesische politieagenten komen vanaf de politiepost op de hoek aangeslenterd en al glimlachend helpen ze de Chinees overeind.
En joelend en gillend rijden de jongelui het wagentje weg!
De bloedende man wordt naar de politiepost begeleid.
Gerampokt.
Er wordt een distributiestelsel ingevoerd.
De bonnen voor levensmiddelen en zo zijn te verkrijgen op het gemeentehuis en op diverse politiebureaus. Alleen voor Indonesische ingezetenen!
Nederlandse huisgezinnen kunnen op de zwarte markt de bonnen kopen van de Indonesiërs.
Rijst en meelproducten zijn alleen te krijgen met een distributiebon.
Zelfs lucifers zijn niet meer zomaar te krijgen. En olieproducten.
Ook groentesoorten worden schaars. Zeep is niet meer te krijgen.
Ja, ja, het Japanse leger heeft veel nodig voor de verdere oorlogsvoering.
De radio moet ingeleverd worden en Ma krijgt een briefje mee waarop staat dat de radio is ingeleverd.
Een geluk is dat de Japanse chef van Pa helemaal geen militair type is.
Hij is gewoon een ingenieur die met plezier aan de spoorwegen werkt.
Aangezien Pa van hetzelfde type is kunnen ze heel goed met elkaar samenwerken. Vele Japanse werknemers die bij de spoorwegen in Soerabaia aangesteld werden, waren trouwens niet zo oorlogszuchtig.
Voor hun gezinnen in Japan wordt dan ook regelmatig een groepsfoto gemaakt. Ook Pa staat dan op zo’n foto en via zijn baas krijgt hij weleens een foto mee naar huis. Komt dan in ons fotoalbum!
De samenwerking met zijn chef is zo goed, dat Pa wordt meegevraagd om een avond te logeren in een hotel in de bergen. Met hun tweeën uitrusten en bijkomen van het werk.
Diezelfde avond komen de eerste gealliëerde vliegtuigen boven Soerabaia.
Doorgebroken door de vijandelijke linies en afweergeschut.
Tijdens het luchtalarm, in de nacht, rennen we het huis uit en met ons zessen zitten we in de schuilplaats achter in de tuin.
We horen het afweergeschut van de Japanners eerst veraf, maar steeds dichterbij komen. Op het pleintje voor, links van ons huis, begint een luchtafweer-machinegeweer te ratelen en tegelijk horen we vliegtuigen overkomen, recht boven onze schuilplaats.
Een paar seconden later volgt een explosie. Een bom?? Vlakbij??
Stilte. Doodse stilte!
Er wordt op de voordeur gebonsd. Er wordt geroepen en commando’s gegeven. Wat nu weer?
Ma en Bert gaan de schuilplaats uit gevolg door Ruud en mij.
Ma doet de voordeur open en wordt tegelijk tegen de grond gemept.
Bert is de volgende die de klappen krijgt.
Ik zie Japanse soldaten met een bajonet op hun geweer en een paar Indonesiërs met gepunte bamboestokken. En een paar agenten.
Ma wordt door de agenten overeind getrokken en weggevoerd.
De groep trekt ook weg en wij blijven verbijsterd en ontredderd achter.
Wat is er eigenlijk aan de hand??
Nog voor de Japanse bezetting zijn de huizen voorzien van beschermende maatregelen tegen luchtaanvallen. Ramen waar glas in zit worden voorzien met papieren strippen, opdat de glassplinters niet overal heen kunnen spatten, als er een bom in de buurt valt.
Er worden verduisteringsgordijnen opgehangen en de lampen hebben verduisteringslampenkappen gekregen.
Bij luchtalarm moet men de elektriciteit uitschakelen.
Al die voorzieningen hebben Ma en Pa uitgevoerd. Ons huis ziet er ’s avonds niet meer zo gezellig uit!
Maar goed, ook nu we bezet zijn door het Japanse leger zijn de voorzieningen in tact gebleven.
Maar… tijdens dit luchtalarm is de elektriciteit niet uitgedaan.
Niet erg, omdat die ene lamp in de eetkamer ook nog voorzien was van een verduisteringssluitstuk op die verduisteringslampenkap.
Het is dus aardedonker in huis, op het moment dat we de schuilplaats ingaan.
Maar toen inderdaad een grote bom niet ver van huis ontplofte, scheurden de verduisteringsgordijnen en de sluitingsdop werd de kamer ingeslingerd.
Als een gloeiende spijker was er een lichtschijnsel vanaf de straat te zien.
Reden om de familie, althans één van de familie, op te pakken.
Spionnen? Die geven aan de vliegers een teken?
De volgende ochtend lopen Ruud, Bert en ik wezenloos door het huis.
Wat moeten we doen?
Gelukkig, daar is Pa. Thuis van zijn "dienstreis".
Pa wil tegelijk weer naar zijn kantoor, op de fiets, om het één en ander te regelen.
Hij is net opgestapt en wie komt daar in een betjak aan ??? MA !!!
Ze vertelt:
“Via de politiepost ben ik in een politiewagen naar het hoofdbureau getransporteerd. In de wachtkamer moeten wachten en eindelijk binnengeroepen bij de Indonesische hoofdinspecteur.
Daar mocht ik mijn verhaal vertellen. Hij keek mij aan, glimlachte en zei: ”Oh, het is een ongelukje. Ga maar naar huis!”
En hij zei het in het Hollands”.
Wat zijn wij blij dat alles toch goed is gekomen.
Maar het blijven spannende tijden.
Ik loop op straat en kom langs de weg een groep Indonesische kinderen van mijn leeftijd tegen. Ze zijn druk bezig met stenen een colonne rode vechtmieren te bestoken. Ze kijken dreigend naar mij en zeggen:
“Menghancurkanlah Belanda!”
Vernietigd de Nederlanders!
Ik kijk ze glimlachend aan en zwijgend loop ik verder. Mijn hart bonst in mijn keel. Krijg ik een steen tegen mijn achterhoofd?
Neen!
In die periode komen vaak provocerende opmerkingen voor.
Niet op reageren is de boodschap. Gewoon doorlopen!
Hoe mijn ouders ondanks de distributiestelsels voor rijst en andere levensmiddelen zijn gekomen hebben ze mij nooit vertelt.
Het wordt nog erger.
Op een gegeven middag komt de Japanse chef van Pa stomdronken aan de deur en probeert op zijn Japans, Maleis en gebroken Engels te vertellen dat de kempeitai (de Japanse Militaire Politie) op beschuldiging van sabotage op een militaire trein alle nog werkende Nederlanders op kantoor heeft meegenomen.
Dus ook Pa!
Alle Indo’s die toen nog gedwongen aan het werk waren zijn weggevoerd.
Bestemming onbekend !
Het bericht komt als een donderslag bij heldere hemel.
Ma kan en wil het niet geloven. Straks komt Pa wel weer thuis !
Maar Pa komt niet thuis, ’s avonds niet, de volgende dag niet en de hele maand niet. Wel komt er een dienstbrief van het hoofdkantoor van de Staatsspoorwegen. In het Indonesisch wordt Ma verzocht de dienstwoning zo snel mogelijk te verlaten.
Waarheen ? En de meubels en de dieren ?
Een rommelige, warrige en zenuwslopende tijd.
Meubels worden in een verhuiskar geladen en door een paar Indische jongens ergens opgeslagen. Waarheen weet ik niet meer.
Ma, Ruud, Bert en ik gaan naar een vies pension. Goedkoop denk ik. Met een vieze toilet, een glibberige badkamer, vuile lakens op de bedden.
Dan maar weer verhuizen. We komen in een goede kamer met kookgelegenheid terecht.
Leuk gelegen, achter een Japans bordeel. Geweldig!
Ma vindt dat niet een geschikte plek voor haar tienerzonen.
Zo zwerven wij enige tijd rond van kamer naar kamer. Maar uiteindelijk kunnen we voor langere tijd terecht in de garage van een goede kennis, de Familie Ruben in de Legoendistraat.
Ruud kan terecht aan de overkant, bij een mevrouw met haar drie dochters.
Die mevrouw vindt het wel zo prettig, een mannelijk persoon in huis! Haar man is weggevoerd en zit ergens in een interneringskamp.
Op een goede middag rijdt er een betjak voor de deur.
Een uitgemergelde man stapt uit en vraagt aan mevrouw Ruben of ze de betjakrijder wilt betalen.
Verbouwereerd betaalt Mevrouw Ruben de betjakrijder en begeleidt de magere man naar de garage.
Stomverbaasd kijken Ma en ik naar de man.
Dan volgt de emotionele uitbarsting. De man is PA !!!!!
Vrijgelaten bij gebrek aan bewijs ...
Na een paar dagen rust komen fragmentarisch wat verhalen.
Zoals de verhoren bij de kempeitai.
Het gillen van de medegevangenen tijdens verhoren.
Sommigen moeten urenlang in de brandende zon op de grond knielen.
De grote hond die dreigend op een gevangene afgestuurd wordt.
En dan de ondervragings-officier die Pa mild behandelt, omdat Pa hem doet denken aan zijn eigen vader in Japan. Zo’n vader is geen saboteur!
Omdat de kempeitai geen bewijs heeft tegen deze Nederlanders moeten ze maar weg. Waarheen dan ? Naar de gewone gevangenis, de Boeboetangevangenis. Waar dieven, moordenaars, verkrachters en ander boeventuig zitten.
Maar ja, de directeur schijnt ook niet te weten wat hij met deze mannen aan moet. Dus gewoon naar huis sturen.
Zo komen Pa en de andere mannen weer thuis.
En wie hebben we daar in die mooie auto ?
Ja hoor, de Japanse ingenieur met een fles alcoholische drank, voor de helft al leeggedronken.
Hij wilt Pa ook laten drinken. Ma en Pa weigeren heel vriendelijk.
Dat is goed, als Pa de volgende week maar weer op zijn kantoor aanwezig is !
Met ons vieren in de garage verblijven is geen doen.
Maar de oplossing is er weer: Pa heeft een halfbroer, Oom Willem.
Oom Willem is heel slechtziend en woont met zijn twee dochters in de Darmobuurt, en wel in het Ketamponpark.
Er wordt daar plaatsgemaakt voor nog vijf personen.
Het huis is niet zo erg groot. Een beetje inschikken en aanpassen maar.
Ach, in Indië kan er altijd een paar man bij.
De tijd vliegt om.
De berichten over het verloop van de oorlog worden nog ingewikkelder en het ene bericht wordt tegengesproken door een ander bericht. Het zijn wel verhalen van horen zeggen, want een radio of kranten hebben wij niet.
5 mei 1945. Een week later vernemen wij via Chinese kennissen dat er in Europa geen oorlog meer is.
Wij zitten nog volop in de zorgen. De Amerikanen hebben waarschijnlijk een eiland dichtbij Japan veroverd.
Wel zijn er heel veel Amerikaanse soldaten gesneuveld!
Men zegt dat geallieerde troepen in Birma het Japanse leger heeft teruggeslagen. De gezamenlijke vloten hebben de Japanse vloot gevoelige verliezen toegebracht. En zo meer. Maar wat is waar en wat is verzonnen ?
Er is inderdaad meer luchtalarm. De geruchten zijn dat de haven van Soerabaia en de olievelden gebombardeerd zijn. Er is ook veel meer luchtafweergeschut te horen tijdens zo’n luchtalarm.
De Japanse ingenieur, de baas van Pa, is ook nerveuser geworden zegt Pa.
Van het Japanse kader van de spoorwegen in Soerabaia moesten alle employees op de groepsfoto. Japanners, Indonesiërs en Indo’s.
Een week later komt ook Pa met twee groepsfoto’s thuis.
Achteraf begreep ik waarom de Japanse baas van Pa zo nerveus werd. Hij werd immers in die tijd wel geïnformeerd over de Japanse verliezen en bombardementen aan zijn thuisfront. Ik hoorde dat de gemoedelijke groepsfoto's in een poging het bezorgde Japanse thuisfront gerust te stellen opgestuurd werden.
Het wordt steeds moeilijker om aan levensmiddelen te komen.
Ook Chinese en Indonesische kennissen kunnen moeilijk aan rijst komen.
Hoe Ma en Pa het toch voor elkaar krijgen om de meest noodzakelijke levensmiddelen te bemachtigen, weet ik niet.
Indonesische groepen, vooral jongeren, worden agressiever.
Ze komen brutaal, min of meer intimiderend, aan huis vragen of de bewoners iets voor ze hebben. Eten, kleding, geld, of wat dan ook.
15 augustus 1945.
Het is erg stil in de straten.
Weinig verkeer, bijna geen voetgangers.
Wat is er aan de hand ??????
De volgende dag gaan Pa en Ruud toch maar samen naar hun werk.
Opgewonden komen ze thuis en vertellen dat Japan hoogstwaarschijnlijk de oorlog heeft verloren.
Is dat nu echt waar ??
’s Avonds hoor ik bij de achterburen zachtjes het Wilhelmus gezongen worden.
Waarom doen ze dat nou? Straks worden ze opgepakt door de Japanse politie! Of ………..????? Ik weet het niet meer.
17 augustus 1945.
Wat is het rumoerig op straat.
Groepen Indonesiërs komen zingend en brullend langs ons huis.
Er is ook meer autoverkeer, met Indonesische jongeren.
Ze roepen zoiets als: “Merdeka !”
Wat is er nu weer aan de hand ?
Is er wel vrede of is er toch oorlog ?
De verwarring en de onzekerheid zijn compleet:
Er rijden vrachtwagens van het Japanse leger voorbij met op de zijkant geschreven: "dimilik Republik Indonesia".
Maar geen Japanner te zien!