Onnoemelijk veel krijgt voor mij
een andere betekenis bij het getal googol;
Een 1 met honderd nullen.
Terwijl je in een normaal mensenleven
tweemiljard niet uitgeteld krijgt,
kun je na googol zonder einde verder.
Het leukst aan googol vind ik,
dat je het maar zo kunt hebben.
Deel willekeurig iets door bijna nul
en je hebt, zonder dat het een last wordt
onnoemelijk veel.
Het maakt oneindig beter grijpbaar.
Goochelen met cijfers.
Wie het beheerst, kan zich er
vorstelijk voor laten belonen.
Zonder dat iemand er iets mee opschiet
is het blijkbaar heel wat waard.
Échte bedrijven worden betaald
voor geleverde goederen of diensten.
Onze bedrijfsactiviteiten mogen,
nee, móeten iets kosten.
De overheid is de filantroop
die belooft vooruit te betalen
en ons opdraagt dat beloofde geld
ook écht op te maken.
Subsidie heet dat.
Bij overheidsbedrijven en taakorganisaties
resulteert die in een jaarlijks
circus van begroten en verantwoorden.
Getalsmatig is onze subsidie zo groot
dat handmatig tellen onbegonnen werk is.
Stapels elektronische bankbiljetten rollen
door de digitale knikkerpotjes van het bedrijf.
Komen die knikkers door gewenste potjes
dan vertellen in ver van “De Stijl”
verwijderde dashboards
dat we ons spel beheersen.
Meestal begeleidt een toelichting het werk.
En als volleerde kunsthandelaar
slagen we er in te duiden
hoe het groen, oranje en incidentele rood
wijst op een volleerde bedrijfsvoering.
Ik verdwaal steeds verder
in de steeds abstractere wereld van geld.
Het kan me gestolen worden.
Blij dat ik niet bij een bank
of verzekeraar werk.
Wat rest is ontgoogoling,
over het verlies van mijn liefde
voor grote getallen.