(leesfragment uit het boek 'Een zaak voor Mick Chandler)
Van toen ze de deur openzwaaide en op mijn schoot ging zitten, wist ik dat ze een goede keus was. Ze was vlot in de omgang, schreef weinig fouten en zette fantastisch sterke koffie. Maar laat ik beginnen bij het begin.Ik had een advertentie in de krant gezet:
“Juffrouw gevraagd. Kunnen telefoneren. Goed kunnen luisteren. Andere vaardigheden, als daar zijn: op je hoofd staan zonder handen, of: met je tong het puntje van je neus kunnen raken, zijn niet vereist. Geïnteresseerd? Bel dan naar detectivebureau Mick Chandler.”
Ze zwaaide dus de deur open. Ze zag er blits uit. Slank, blond en flamboyant verpakt in een rode leren broek en dito jasje. Ze nam een trekje van haar sigaret en blies een uitgerekte O in mijn richting."Ik ben Yolande en ik kom voor de advertentie." Haar stem klonk schor, alsof ze haar keel elke morgen met een mengsel van zand en mosterd gorgelde.
"U zou wat minder moeten roken," zei ik. Het was een stomme opmerking, zoals ik wel meer maak in aanwezigheid van roodgerokte, blonde vamps.
"Ik rook niet. Ik steek er wel eens eentje op maar ik geniet er niet echt van. Ik doe maar alsof. Om de mensen plezier te doen."
Ik keek geboeid toe hoe ze uit de deuropening gleed.
"Mijn naam is Mick Chandler.." begon ik om maar iets te zeggen, want ik betrapte mezelf erop dat ik naar het geruis van haar zijden kousen zat te luisteren.
Ze ging op mijn schoot zitten.
"Ik heb deze baan nodig. Echt nodig." Ze sloeg haar armen om me heen. Haar zoete parfum bedwelmde me.
"Iedereen heeft tegenwoordig een baan nodig," merkte ik op. Ik sprak met een neusstem à la Bogard, omdat haar neustopje tegen het mijne drukte.
"Je zal er geen spijt van krijgen, dat beloof ik je." Ik keek tegen haar helblauwe kijkers aan. Ze was een vleesgeworden cliché. Groot, blond en hitsig.
"Dat zal wel, dat zal wel, maar...kan U typen?" informeerde ik. Ze liet haar hand dwalen langs de binnenkant van mijn dijen.
"Ik kan het leren."
"Juist, hm, inderdaad. Een mens kan veel leren. Maar, wat kan u...Welke vaa..., alsjeblieft niet doen, ik ben nogal kittelachtig, welke vaardigheden hebt u eh..zoal? Wat voor werk deed U voor U..."
"Ik werkte bij madame Jeanne." Ze gaf geen verdere uitleg, en dat moest ook niet. Iedere Antwerpenaar kent immers het bordeel van Madame Jeanne. Ik probeerde er koel onder te blijven. Om me een houding te geven prutste ik maar wat aan de knoopjes van haar blouse.
"Waarom kwam U naar mij?"
Ik vroeg het meer om de conversatie wat op gang te houden, want ik wist natuurlijk al dat ze zoiets ging antwoorden in de aard van "Omdat U zo'n knappe bink bent, meneer Mick" of "omdat ik niet kan weerstaan aan intelligente mannen zoals U."
"Omdat het eens iets anders is."
Ze zag de vraagtekens in mijn ogen.
"Ik bedoel dat het niet zo opwindend is om geld te verdienen door op je rug te liggen."
Daar zat ik dus. Met een ex-prostituee op schoot die voor de baan van secretaresse kwam solliciteren. Hoe moest ik haar op een fatsoenlijke manier aan het verstand brengen dat zij er niet geschikt voor was? Ze moet mijn aarzeling gemerkt hebben, want ze zei haastig:
"Meneer Mick, U zal er geen spijt van krijgen. Ik kan heel wat voor U doen."
"Zonder twijfel, zonder twijfel, maar..."
"Als meisje van Madame Jeanne kom je veel te weten. Over je klanten bedoel ik."
"Dat zal wel."
"Luister." Ik berustte en luisterde.
Yolande beschikte over een fenomenaal geheugen. Ik was er zeker van dat, mocht dat voor haar verhaal enige betekenis gehad hebben, ze zich gemakkelijk van elke klant de kleur van sokken zou kunnen herinneren. Sommige dingen die ze vertelde kon ik moeilijk geloven. Zo beweerde ze dat de minister van binnenlandse zaken zich met een in confituur gedoopte handdoek liet slaan, waarna hij zich ging zitten aflikken op de vensterbank. En dat verhaal over de christelijke partijvoorzitter die onnoemelijke dingen deed met een dubbel gebakken krentenbrood... zou ze dat niet gefantaseerd hebben? Ze ging maar door, het ene verhaal al sterker dan het andere. Toen vertelde ze me over een ontsnapte boef, die allerlei perverse spelletjes met haar deed (zo moest ze in zijn neus peuteren met haar pinkje en luidop HARAKRISHNA roepen).
"Hij heet Fritz, een vaste klant. Hij komt elke vrijdag. Gewoonlijk vraagt hij dan naar Rosanne."
"Ik ken hem," onderbrak ik haar.
"Wie, Fritz? Ken jij Fritz?"
En of ik hem kende! Ik herinner me nog dat hij het geprobeerd had als bakkershulpje, en vervolgens als minister van buitenlandse zaken. Maar zijn brood was niet te vreten, en als minister was hij veel te integer. Zo kwam hij op het slechte pad.
"Natuurlijk ken ik hem," zuchtte ik. "Weet je toevallig waar hij nu uithangt?"
Ze schudde haar hoofd en een van haar blonde lokken viel over mijn neus.
"Wat wil je van die Fritz?" vroeg ze.
Ik blies de lok weg omdat ik niet in haar gezicht wilde niezen.
"Die hobby van Fritz, dat moorden, staat me niet aan. Maar ik ben vooral in hem geïnteresseerd omdat er een prijs op zijn hoofd staat."
"Je meent het niet! Een prijs op zijn hoofd? Bestaat zoiets echt, hier, in België?"
Ik glimlachte fijntjes.
"Je zal er niets over in de krant vinden. Maar het bestaat zeker. Ik heb er mijn beroep van gemaakt om gespuis zoals hij op te sporen."
"Betaalt het goed? En wie betaalt jou dan?"
Ik maakte een afwerend gebaar.
"Het is beter dat je daar niets over weet, geloof me. Trouwens, het is helemaal niet officieel, niks zwart op wit. Af en toe krijg ik een telefoontje. Meer niet."
"Heeft die Fritz er al veel...neergelegd?"
"Sinds zijn ontsnapping vorige maand, laat eens zien...eerst zijn oude onderwijzer, zijn schoolhoofd, de portierster van de school, en de ex-minister van onderwijs."
"Ik snap het al. Noemen ze zoiets niet een trauma? Een slecht verwerkte jeugdervaring?"
"Hm, jij bent helemaal niet zo dom als je er uit ziet, Yolande!"
"Ik kan me goed van de domme houden..."
Ik gaf haar een vaderlijke knuffel en vroeg:
"Welke dag is het vandaag?" Ik kon haar tenslotte toch niet aannemen zonder toelatingsproef.
"Vrijdag!" Ik knikte goedkeurend.
"Weet je wat, zet jij eens wat sterke koffie voor ons. En daarna breng ik Madame Jeanne een bezoek!"
"Ben ik dan aangenomen?"
Ik glimlachte.
"Het is geen topsalaris, je bent zeker beter gewoon."
"Geeft niks. Ik wil gewoon eens wat anders proberen. Heb je een asbak? Ik haat die sigaretten."
Er hing een bordje op de deur van madame Jeanne. 'GESLOTEN.' Ik belde aan en wachtte geduldig twee seconden. Toen trapte ik de deur in. Door een gordijn van wit stof zag ik madame Jeanne opdoemen. Mijn entree had de plaasteren bezetting niet geheel ongeschonden gelaten. Ze kuchte en haar bestofte boezem deinde weelderig op en neer.
"Kan je niet aanbellen zoals iedereen?" hoestte ze me toe.
Ik zette rustig mijn zonnebril met reflecterende glazen op.
"Vertel me liever waar ik Fritz kan vinden. Voor ik mijn geduld verlies."
"Bij Rosanne, in de Chambre Rose, eerste verdieping, kamer veertien," stamelde ze.
Met vier treden tegelijk sprong ik de trappen op. De deur van de chambre rose zat niet op slot, maar ik trapte ze toch in, om consequent te blijven met mezelf.
De kamer baadde in een onwerkelijk roze licht, dat over het roze behang, de roze tapijten en de roze bedsprei vreemde roze schaduwen wierp. Onder de bedsprei kronkelden twee lichamen. Ik rook een mengeling van eau de rose en ongewassen voeten.
"Zo zo, Fritz, weer op vrije voeten?" spotte ik. Geen reactie, tenzij nog meer gekreun.Ik kietelde Fritz' voetzolen met de franjes van de bedsprei.
"Hou op! Hou op!" gierde hij. Maar ik ging door. Met een ruk draaide hij zich om. Toen begon hij te grommen. Als een terriër. Zijn vrouwelijke kompaan interpreteerde dit echter als een uitnodiging tot een spelletje en trok hem giechelend terug onder de lakens. Mijn geduld was op. Ik haalde woedend een meetlint uit mijn binnenzak en mat de breedte van het raam. Veel ruimte was er niet, maar het kon net. Ik tilde het hoofdeind van het bed tot op de vensterbank en schoof het voluptueuze koppel door het raam. Het bed crashte op een tweepekaatje en bleef in wankel evenwicht hangen.
Tevreden keek ik neer op mijn werk. De crash had onder de bezoekers van Madame Jeanne een traumatische coïtus interruptus veroorzaakt. Woedend waren ze naar buiten gestormd. Een man met een rood hoofd en een gele onderbroek stond te tieren dat het een schande was. Hij wees erop dat zijn tweepeka pas afbetaald was, dat hij elke week naar de kerk ging, en dat God wel sterk overdreef om hem op deze manier te straffen. De anderen vielen hem daarin bij. Zij eisten recht op ongestoorde recreatie en tekenden ter plaatse een petitie om bedden uit het verkeer te weren. Toen ze mijn dreigende gestalte aan het raam opmerkten, bedaarden ze. Een kerel met reflecterende brillenglazen schrikt af, vooral als hij 1m 90 is zoals ik. De man van de tweepeka kalmeerde pas nadat ik wat tientjes uit het raam liet fladderen. Mokkend ging hij terug binnen, om af te maken wat hij begonnen was. Ik wachtte rustig af tot er voldoende toeschouwers waren. Deze kans op gratis reclame voor mijn bureau mocht ik niet laten liggen! Ik plaatste me met mijn rug naar het raam. Iemand begon te roffelen op een vuilbak. De spanning was om te snijden. Duizend ogen priemden in mijn rug. Ik dook. Mijn vlucht was fenomenaal. Wat ik echter niet had voorzien, was dat er onder het raam enkele streekjournalisten stonden. Mijn rechtervoet sloot niet mooi aan, omdat hij afschampte op het neusbeentje van één van die paparazzi. Mijn afsprong was verknoeid! Woedend draaide ik me om naar de menigte. Hier en daar verscheen een bordje met een negen. Geen enkele tien! Een opa die toch niet goed meer zag stak een elf omhoog, maar dat telde niet mee. Mijn zelfbeeld zakte naar een absoluut dieptepunt. Grimmig baande ik me een weg naar de tweepeka. Ik klom tot bij het bed en rukte de sprei weg. Gruwel! Alleen Rosanne lag erin. Van Fritz geen spoor! Nijdig gaf ik een trap tegen het ledikant. Het schommelde even en gleed dan verrassend snel over de motorkap de straat op. Een eindje verder werd het opgevangen door een groepje sekshongerige matrozen met permissie. Toen de menigte, verzadigd van al dat gekronkel, weer omkeek was ik al verdwenen.
Onder de tweepeka bevond zich namelijk een rioolputje. Zonder aarzelen was ik de diepte ingedoken!
In de modder van de riool ontdekte ik afdrukken van voetzolen. Naar hun misdadige anatomie te oordelen, waren ze van Fritz. Op handen en voeten zette ik de achtervolging in. Tastend en glijdend, soms in volslagen duisternis. De stank was nog het ergste. Maar het idee dat Fritz hetzelfde moest trotseren gaf me de kracht om door te gaan. Ik ontdekte de plaats waar Fritz, onwel geworden, zijn hinderlijke maaginhoud had gedeponeerd. Wat verder had hij last gekregen van acute darmkoliek, maar ik ploeterde er verbeten door. Na een tijdje begon ik dingen te zien die er niet konden zijn. Een rat met twee hoofden. Licht aan het einde van de tunnel. Ik hoorde vreemde melodieën en stemmen. Zoals die stem die tegen me zei: "De kleur van gras is soms rood." En dan weer "Het Zijn is één en onveranderlijk." Zo van die dingen. Ik besefte dat ik frisse lucht nodig had, want ik wilde geen tweede Jeanne d'Arc worden. Ik sleepte mezelf voort naar een laddertje. De klim was een vreselijke beproeving. Het leek wel of er sporten bijkwamen naarmate ik hoger klom. Uiteindelijk slaagde ik erin het putje van het deksel te stoten. Lucht!
Mijn hoofd verscheen midden in een kloostergang. Gelukkig was er niemand in de buurt. Die paters en nonnen nemen verschijningen van hoofden in hun kloostergang nogal ernstig. Ik nam rustig de tijd om wat zuurstof naar mijn geflipte hersenen te stuwen. Toen hees ik me met trillende armen uit de put. Hups! daar waren die stemmen weer! Ik tikte verveeld tegen mijn oor, maar het beterde niet. De stemmen waren echt! Het was een geroezemoes, zoals nonnen en paters in vergadering kunnen maken. Behoedzaam liep ik de gang af. Het geluid werd sterker, de stemmen duidelijker. Ik kwam op een binnenplaats en zag een kleine kapel. De poort was open. Ik glipte binnen en verschool me achter de doopvont. De kapel zat vol nonnen. Nonnen met haar op hun benen. Met baarden zelfs. Nonnen die naar tabaklucht roken en ongewassen voeten. Ik besefte dat hier iets niet klopte. Boven het gezoem van mijn gedachten klonk plots een luide stem. Mijn nekharen kwamen overeind. Ik kreeg de onweerstaanbare drang om met pindanootjes te gooien en AWOE te roepen. Om wild te zappen tot ik die vervloekte stem niet meer hoorde. Om mijn schoen naar het televisietoestel te gooien.
"Chères compatriottes! Het is in de belang van de patrie dat onze akzies worden voortgezet. De police, de gendarmerie, zij zijn makteloos! De bevolkink, zij zal binnenkort vragen naar de politiestaat!" Donderend applaus. , "Zo, zo," siste ik voor mezelf uit," rechtse rakkers hier! "
"Kij, Fritz, voor uwe aksions verdient kij un million op ne Zwitserse bank. Voilà. Hierzie. Het komt toch niet uit mijne zak." Oorverdovend gestamp en gejoel. Ik zuchtte. Fritz was hier erg populair. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes om het gezicht van de spreker te kunnen zien. Hij had verdorie een masker op! Waarom voelde ik dat ik hem kende? Ik piekerde me suf, maar kon de lange gestalte, noch de lijzige stem thuisbrengen. Fritz kwam naar voor. Ik grinnikte toen ik iedereen achteruit zag deinzen. De spreker gooide hem de cheque toe en kneep zijn neus dicht.
"En nu naar huis, vort! In bad." Fritz gehoorzaamde. Hij verdween uit mijn zicht. De spreker klapte in zijn handen. Iedereen kwam van zijn plaats en spurtte naar de gang. Daar gingen ze in een lange rij staan wiebelen. Plaspauze, begreep ik. Ik zag mijn kans schoon toen er een zich kwam opfrissen aan de doopvont. Hij pletste het heilige water in zijn nek en slurpte er zelfs van.
"Psst!" riep ik. Hij keek angstig omhoog, alsof hij een goddelijke berisping verwachtte. Ik gaf hem een klap op zijn hersens en trok zijn kleed uit. Snel sloot ik aan in de rij wachtenden..Na de verkwikkende plaspauze monsterde de lange spreker zijn troepen.
Af en toe stond hij stil om bij een rekruut de kledij te schikken. Hij trok de panties op, controleerde de sluiting van de beha's of maakte opmerkingen over de okselfrisheid der rekruten. Ook bij mij bleef hij staan. Hij bekeek me even verveeld en tastte dan onverwachts in mijn kruis. Ik aarzelde tussen giechelen of hem een lel verkopen, maar vermande me in afwachtend zwijgen. Hij keek ontsteld.
"Quoi? Keen wapen???"
"Niet nodig."
Ik demonstreerde op de dichtstbijzijnde rekruut een slidingtackle, op de volgende een vliegende kopstoot, vervolgens een Engelse corner, waarna ik met diverse technieken van Italiaanse meesters de rest van de rij afwerkte. Pas toen ik de laatste non had gevloerd, zag ik dat Fritz er niet bij was.
Ik vloog op de gemaskerde af en wrong zijn arm op zijn rug. Hij stootte een kreetje uit, als een baby. Toen wist ik wie het was. Ik had datzelfde opgewonden kreetje gehoord toen hij enkele jaren geleden zijn wrede saneringsplan aan de media voorstelde.
"Kunt u mij zeggen waar Fritz is, meneer de minister?"
Ik rukte zijn masker af. Het door jaren frauduleus gekonkel misvormde gezicht van de heer J.J. Nevel kwam tevoorschijn.
"Niet slaan! Niet slaan!" smeekte hij. Ik gaf hem een tik om hem te doen zwijgen.
"Zwijg en spreek!" siste ik, "of ik draai je arm er uit."
Met simpele lieden moet je simpele methodes gebruiken.
"Hij is naar zijn moeder, in de Gierstraat," kreunde J.J. Nevel. "Hij woont daar op een zolderkamertje."
Meer moest ik niet weten. Ik gaf de boef een lel en drapeerde hem over mijn schouder.
Op het politiebureau van de Oudaan gooide ik mijn vangst op de balie.
"Wees heel voorzichtig, jongens, hij is niet te vertrouwen," waarschuwde ik. "Hij haalt het geld uit je zakken terwijl je er bij staat." De agenten reageerden maar lauwtjes, want de cellen zaten al vol met hoge ambtenaren en ministers.
"Seffens moete kik hier nog da land goan besture! Dan zitten ze er allemoal achter!" vloog de dienstdoende agent uit. Maar hij stempelde mijn reçuutje af en nam het pakje van me over.
In de Gierstraat vond ik een oud, vervallen huis, dat volgens het naamplaatje bleek toe te behoren aan een zekere Fritz. Ik belde beleefdheidshalve aan. Boven me werd een raam geopend en snel weer gesloten. Een beetje later hoorde ik gestommel op de trappen. Een oud moedertje verscheen.
"Wat moet je?"
"Woont hier Fritz, de lustmoordenaar?" Het vrouwtje keek me sluw aan.
"Nee, nooit van gehoord."
Ik liet me niet in de maling nemen, duwde ze vriendelijk, maar kordaat opzij en begon de trappen te beklimmen.
"Doe hem niet zeer ...!" riep het vrouwtje achter me.
De trap kronkelde voort tot aan een deur, waarop de centerfold van het maartnummer van Playboy was gespijkerd. Op de billen van de zwoele dame had Fritz in gotische letters zijn naam gekrabbeld. Ik wreef dadelijk met wat spuug over het gekrabbel, maar het ging er niet af.
Wat teleurgesteld vouwde ik de poster op en stak hem voor later onderzoek in mijn binnenzak. Na de vulling van mijn schouder te hebben gecontroleerd, ramde ik de deur van het zolderkamertje. De huisbaas had echter verzuimd de nodige fondsen te spenderen aan renovatie van het houtwerk, zodat ik met de deur op de grond smakte. Wat beduusd richtte ik me op. Door het neerdwarrelende stof kon ik vaag de contouren van een groteske gestalte ontwaren.. De adrenaline in mijn bloed maakte me alert en gretig voor het gevecht.
"Kom op, Fritz," gromde ik tegen de gestalte, "vecht als een man!" Fritz leek echter niet genegen om tot actie over te gaan en bleef roerloos staan. Daar kon ik best inkomen: weinigen zijn immers opgewassen tegen mijn flitsend vuist- en voetenwerk.
"Zo, zo, Fritz. Oude mannetjes aanpakken doe je zeker liever?" schimpte ik. Geen antwoord.
"Wat een arrogantie! Wat denk jij wel, kereltje?" schreeuwde ik verontwaardigd.
Met een door merg en been dringende kreet stortte ik me op de kansloze Fritz:
"GERONIMOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO OOOO!"
De Biedermeierstoel die ik voor de ploert had aangezien begaf krakend onder mijn geweld. Wat gegeneerd kroop ik recht en klopte het stof en de antieke spaanders van mijn kleren.
"Fritz?"
Stilte.
"Fritz, waar ben je?" Toen hoorde ik het gekreun. Dat het Fritz was leed geen twijfel: alleen een ploert als Fritz kon zo kreunen. Bij nauwkeurige inspectie van de kamer kwam aan het licht dat Fritz onder de deur lag. Hij zag er niet zo best uit, daar hij zo-even mijn volle gewicht had hoeven te torsen. Opgelucht dat ik mijn prooi gevonden had, knielde ik naast hem neer. Fritz ademde moeilijk.
"Je ziet er maar platjes uit, Fritz," grapte ik.
Maar Fritz gaf geen kik.
Fritz knapte snel op. Na twee maanden voorhechtenis voelde hij zich sterk genoeg om alleen naar de WC te gaan. Op het einde van het jaar begon hij zich zijn naam terug te herinneren. Van zijn misdadig verleden wist hij niks meer. De rechter nam dan ook een wijs besluit:
"Zand erover," zei hij. "We vergeten wat er gebeurd is."
J.J. Nevel werd opgenomen in de psychiatrische afdeling van het Stuivenbergziekenhuis. Daar onderging hij een corrigerende lobotomie. Het was dat of brommen, en Nevel offerde liever zijn hersenen dan zijn vrijheid op. Omdat hij het orgaan voordien al niet zo intensief gebruikte, recupereerde hij snel van de ingreep. De behandelende artsen durfden zelfs te stellen dat hij binnen enkele maanden terug het politieke strijdtoneel zou kunnen betreden.
In een boodschap aan de bevolking liet Nevel nog dezelfde avond van zijn opname in de kliniek weten dat hij weer vlug de oude zou zijn. Ontroerende beelden van de minister in dwangbuis, met een omzwachteld hoofd, maakten hevige emoties los in alle huiskamers.
"Het klimaat is nu meer dan ooit gunstig om het deficit van de begroting mits zware inleveringen van de kleine man terug te schroeven," zo lispelde een zichtbaar ontroerde minister van begroting aan het ziekbed van de ongelukkige.
Yolande was niet erg onder de indruk van mijn verhaal. Misschien kwam dat doordat ik het niet goed vertelde. Of misschien was ze als meisje van plezier meer gewoon. Ze ging gewoon verder met de dingen te doen die ze anders ook deed. Haar nagels lakken, telefoneren en koffie zetten. Maar datgene waarvoor ik ze in dienst heb genomen doet ze als geen ander. Soms noem ik haar schertsend mijn 'Databankske' en daar moet ze dan beleefd om lachen. Met Yolande heb ik een bron aangeboord die bijlange nog niet is opgedroogd. Zelfs nadat Madame Jeanne failliet ging (gebrek aan klandizie) bleef Yolande informatie spuien. Mijn zaken varen er wel bij.
Jules Grandgagnage