Theresa Wiebelbil

Dit is het ogenblik waarop de mannelijke bedienden van SPPERMA hebben gewacht! Als bloedzuigers hangen ze aan de ramen van Spaarbank voor Personen en Maatschappijen. Daar beneden, aan het zebrapad naast de hoofdingang, verschijnt hun aanbeden Theresa Wiebelbil. Ze is jong, ze is mooi, ze heeft dijen als een olympische schaatsster en een mond die uitnodigt om te zoenen. Maar zoals elke morgen omstreeks acht uur is haar leven in gevaar. Een woeste stroom auto’s belet haar de Antwerpse Huidevettersstraat over te steken. En oversteken moet ze, want als nieuwe employé van "Reisbureau De Duif" kan ze zich niet veroorloven om te laat te komen.Een verdieping onder het SPPERMA kantoor hangt sergeant Eikelkramp door zijn raam. Zijn gezicht ziet er grauw uit en hij moet kuchen van de uitlaatgassen.

'Doe dat raam dicht, vadertje,' roept de bodybuilder van drie, 'of je vat nog een kou!' Maar dat is het minste van Eikelkramps zorgen. Zijn ogen puilen uit, in een poging om het beeld van Theresa Wiebelbil scherper op zijn netvliezen te branden. Hij beseft niet dat zijn mond halfopen staat en dat er wat kwijl uit zijn mondhoeken loopt. Het is geen fraai gezicht.

'Wat een lekkere brok!' gromt Eikelkramp. 'Was ik nog maar twintig jaar jonger!' De bodybuilder proest het uit.

'Nu ja, zo gek is het misschien niet. Heb je het gehoord, dat ze het aanlegt met haar baas? En die Meerpoen is ook niet meer van de jongsten. Wie weet maak je nog kans!' Eikelkramp staat nu te trillen als een geil berkenblad op een winderige dag. Hij spuwt verachtelijk een vette fluim in de richting van reisbureau "De Duif."

'Ze zeggen dat ze op zijn geld uit is!' roept de bodybuilder. 'Dat reisbureau zal wel een aardig centje opbrengen!'

Eikelkramp laat hem maar zwetsen. Theresa staat nog altijd op dezelfde plaats. Af en toe steekt ze een bevallig voetje vooruit, doopt het even in de verkeersstroom en trekt het dan haastig weer terug.

'Heb je het gezien, heb je het gezien?' krijst Eikelkramp. 'Die schooier met die bromfiets heeft haar bijna geraakt!'

De jongste bediende van SPPERMA heeft het ook gezien.

'Iemand moet haar helpen!' schreeuwt hij. 'Ze haalt het nooit!'

'Wil jij soms je werk kwijt?' gilt het afdelingshoofd. 'Een SPPERMA-bediende blijft op zijn post!'

'Hoe laat is het?'

'Twee minuten voor acht!'

'O, nee... als dat maar goed afloopt!' Hun vingers zuigen zich bloedloos vast aan de ruiten.

Ze zien Theresa Wiebelbil weer opschuifelen naar de rand van de stoep.

'O Theresa', kreunt de directeur van SPPERMA, 'Theresa, doe het niet, meisje. Die krentenkakker van een Meerpoen is het niet waard. Laat hem toch oprotten met zijn stom reisbureau!'

Vanwaar ze nu staat kan Theresa, ad interim secretaresse van reisbureau "De Duif", haar bureau zien. Verbeeldt ze het zich, of is dat werkelijk de schaduw van Meerpoen die haar staat op te wachten? Haar hart klopt in haar keel. De wijzers van haar horloge schreeuwen haar toe dat ze NU! NU! in beweging moet komen, voor het te laat is. En ze heeft veel over voor haar job, maar sterven? Nee, nog liever gaat ze terug in café de Postiljon pilsjes tappen. Een wonder, een wonder moet er gebeuren, denkt ze. Ik geloof niet in wonderen, maar voor deze ene keer wil ik het toch proberen. Ze sluit haar ogen en concentreert zich om verbinding te krijgen met de Almachtige.

'Ik zal een week lang vriendelijk zijn tegen elke klant', mompelt ze. 'Ik zal een maand niet meer lonken naar mijn baas, ik zal...' Het geluid van schrapend metaal doet haar opschrikken. Vlak voor haar staat tram tien stil, klemgereden door een Volkswagen kever!

Ze glimlacht en werpt een kushandje naar boven. De SPPERMA-mannen krijsen van opwinding. Ze hebben natuurlijk niet door dat het kushandje voor God en niet voor hen bedoeld was.

'Wij houden ook van u!' roepen ze vanachter de dubbel geïsoleerde ramen. Firmain, de tramman, is niet zo enthousiast: hij werpt een vernietigende blik op de kever en stroopt zijn mouwen op. De kever-chauffeur vergrendelt haastig zijn portieren, maar wie Firmain een beetje kent weet dat hij zich die moeite evengoed had kunnen besparen. Firmain is namelijk verliefd op zijn tram. Hij houdt van haar gepolijste lendenen, van haar kreunen in elke bocht en in het bijzonder van de manier waarop zij de stuurknuppel in zijn liefkozende hand laat trillen. Zijn liefde voor haar is onvoorwaardelijk. Als iemand haar slecht durft te behandelen, dan komt er een soort rood waas voor zijn ogen en aan die toestand van berserkerwoede komst pas een einde als er bloed is gevloeid.

Behoedzaam balancerend op haar hoge naaldhakken wiegelt juffrouw Wiebelbil de Huidevettersstraat over. De blèrende claxons van de gestrande automobilisten klinken haar als muziek in de oren. Eéntje lijkt zelfs haar naam te zingen: “The-re-sa, The-re-sa..." en een deel van het gefluit en gejoel is zeker voor haar bedoeld. Overal waar ze langs de bumpers wrijft, verwekt ze bewondering en opschudding.

'Wat een kon...', zucht de chauffeur in de rode Fiat, maar de hand van zijn echtgenote snoert hem de mond.

Als Theresa met een gilletje haar sleutels laat vallen, houdt iedereen de adem in. Stilte. Alleen de man in de rode Fiat toetert trouw voort omdat zijn vrouw erop staat. De gelukkigen die een open dak hebben, steken hun hoofd naar buiten. Firmain, de tramman, houdt zelfs even op met tegen het portier van de kever te stampen.

'Hebbes!' kirt juffrouw Wiebelbil en ze steekt de sleutelbos als een trofee omhoog. De opendak-mannen applaudisseren. De SPPERMA-bedienden roffelen op de ramen. De man in de rode Fiat duwt driemaal kort op zijn claxon, maar verder durft hij niet te gaan. Theresa Wiebelbil bereikt veilig de overkant. In het bureau van Meerpoen wijst de klok precies acht uur als Theresa de deur van De Duif opengooit.

De stoel waarin Theresa Wiebelbil plaatsneemt heeft iets magisch. Nauwelijks beroert ze het leer met haar billen, of het goedlachse meisje verdwijnt. Haar lippen versmallen zich, haar neusrug recht zich, ja, haar hele houding krijgt iets secretaresserigs. Deze stoel, een schelpmodel dat haar billen omvat als een royale mannenhand, is niet zomaar een stoel. Deze stoel spreekt. Deze stoel zegt: “Hier zit iemand.” Meerpoen bezat deze stoel. Hij ontving er belangrijke gasten mee, keek ermee naar televisie, maakte er zijn werk in en bracht er zijn hazenslaapjes in door. Kortom: ze vormden de perfecte symbiose mens-meubel. Tot op de dag van zijn bezoek aan SPPERMA was Meerpoen er volmaakt gelukkig mee. Die dag in kwestie echter zwaaide hij de deur open en begon iedereen de huid vol te schelden. Vervolgens rolde hij, hijgend als een blaasbalg, zijn zetel uit zijn bureau.

'Doe weg, dat onding!' had hij geschreeuwd met die iele stem van hem. 'Geef hem weg, verloot hem voor mijn part. Ik wil een schommelstoel zoals de baas van SPPERMA. Eentje die zo lekker wiebelt en kriebelt in je buik!' En zo geraakte Theresa aan haar stoel.

Ze schuift de bovenste lade van haar bureau open. Er ligt niets in, maar dat is ook de bedoeling. Het is zo’n lade met een spiegel als bodem, zodat ze ongemerkt haar make-up kan controleren. Ze trekt de tweede lade open waar haar kalender ligt. Vorige vrijdag is rood omcirkeld met een uitroepteken. Die dag is Meerpoen tachtig geworden. Ze glimlacht. Die aquarel van haar- “Stilleven met Citroenen”- dat is een goede zet geweest! Germaine heeft hem een paar sokken gegeven. Sokken! De sukkel! Weet zij dan niets over mannen? Sokken! Ze had hem evengoed in zijn gezicht kunnen roepen dat hij een ordinair das - sok- aftershave type is. Haar aquarelletje gaf een heel andere boodschap: “Meneer Meerpoen, u bent een gevoelig, kunstminnend man. Meneer Meerpoen, u bent bijzonder!”

Juf Wiebelbil trekt de onderste lade open. Haar gezicht loopt rood aan, dezelfde tint die Titiaan in zijn naakten wist te leggen.

'Verdorie, waar zit die diskette met het klantenbestand!' jammert ze. 'Elke maandag hetzelfde liedje, je legt iets weg en als je het nodig hebt is Germaine er mee weg!'

Meerpoen komt het kantoor binnen. Zijn dure maatpak zit even onelegant als altijd. Hij praat met hortende ademstootjes. Die trekt het niet lang meer, denkt Wiebelbil, ik zal moeten opschieten.

'Goedemorgen, juffrouw…'

'Goedemorgen, meneer Meerpoen', zegt Theresa Wiebelbil. Ze wil een goede indruk maken en typt snel een A-viertje vol. "Honderdvijftig aanslagen per minuut" had ze op haar sollicitatiebrief geschreven. Meerpoen was echter meer onder de indruk geraakt van haar wiebelende manier van lopen. Ze herinnerde hem aan het witte konijntje dat hij voor zijn vijfde verjaardag had gekregen.

'Ik zie dat u al aan het werk bent,' zegt hij goedkeurend, 'zo zie ik het graag! IJver en stiptheid zijn erg belangrijk in het leven, juffrouw Germaine, of liever juffrouw... euh?'

'Wiebelbil', vult ze aan, zonder van haar blad op te kijken. Het rood op haar wangen neigt nu eerder naar een gezonde Rubensiaanse blos.

'Juist.' Met een beleefd knikje verdwijnt Meerpoen in zijn bureau. Net voor hij de deur sluit, bedenkt hij zich en steekt zijn hoofd naar buiten.

'Pst! Juf Wiebelbil! Ik hou van uw citroenen!'

'Dat doet me plezier!' glundert zij. Meerpoen sluit grijnzend zijn deur. Nog voor hij goed verdwenen is, dagdroomt Theresa Wiebelbil al over haar mogelijke promotie.

'Kom maar op, Germaine,' denkt ze grimmig, 'kom maar op met je vijfenzeventig aanslagen!'

Glimlachend laat juffrouw Wiebelbil haar getrainde typistenvingers over het toetsenbord razen.

'Theresa Meerpoen,' zegt ze zacht, 'het klinkt goed.' Ze proeft de woorden op haar verleidelijke lippen. 'Theresa Meerpoen, niet slecht...'

Ze besluit om Meerpoen senior straks na sluitingstijd bij de papierversnipperaar te “pakken” en zet alvast het bovenste knoopje van haar blouse open. Ze herinnert zich haar belofte aan de Almachtige nog wel, maar een maand lang niet meer lonken naar je baas? Je kunt wel goed zijn, maar niet gek!

'Jij bent mijn honnepon,' hijgt Meerpoen, 'mijn boterbloem, mijn wit konijntje...'

Theresa zegt niks. Ze laat haar ogen spreken. En die stralen van begeerte. Begeerte om geld, om macht, om een Rolls en chique kleren. En daar heeft Theresa Wiebelbil veel voor over. Als meisje van simpele komaf heeft zij niet zoveel kansen gekregen. Kansen als deze, weet ze, moet je grijpen. En ze wordt er niet jonger op. Vanmorgen had ze de eerste sporen van kraaienpootjes ontdekt. Ze zou wat minder moeten lachen of dikkere crême moeten kopen. Als voorzorg heeft ze het licht in het bureau van Meerpoen uitgedaan. Ze heeft nog meer uitgedaan, want Meerpoen wil wel eens weten wat voor vlees zij in de kuip heeft. Met zijn magere handen controleert hij eerst of de welvingen onder haar jurk wel allemaal echt zijn. Dan zit hij een tijdje te sjorren en te klungelen om die jurk uit te krijgen. Hij is dan ook al dertig jaar weduwnaar en sommige dingen verleer je dan. Als het hem ten slotte toch lukt, is hij buiten adem.

'Mijn motor loopt warm,' zegt hij. 'Ik moet even gaan liggen.' Theresa vleit zich naast hem neer op het tapijt. Het is handgeknoopt met dikke lussen die lekker kriebelen op plaatsen waar je het graag hebt. Meerpoen sluit zijn ogen en geniet.

Als ze om half zes het kantoor verlaat, voelt Theresa Wiebelbil zich als herboren. Haar decolleté had zijn werk gedaan daar bij de papierversnipperaar! Meerpoen senior was als een blok gevallen voor haar! Op zijn divan hadden ze bijna drie minuten lang passionele zuchten en kussen uitgewisseld. Na een recuperatiekwartiertje had hij vervolgens haar hand gevraagd.

Theresa kan haar geluk niet meer op. Als alles verliep volgens plan, dan zou ze in de lente mevrouw Meerpoen worden!

Het spitsuur is al voorbij als ze de Huidevettersstraat begint over te steken. Geen bewonderende claxons deze keer. Ze kijkt links en rechts zoals ze op school geleerd heeft en trippelt op haar gemak naar de overkant.

Firmain de tramman is woedend als hij de bocht met de Huidevettersstraat nadert. Nog geen minuut geleden is een reusachtige hand vanuit de wolken neergedaald en die heeft met de wijsvinger op het dak van zijn tram getikt. De tram was van de schok bijna uit zijn sporen geschoten. Firmain was naar buiten gelopen om de schade op te nemen, maar er was niets te zien geweest. Letterlijk dan. Zijn tram was onzichtbaar geworden. Wrevelig over deze ongepaste goddelijke inmenging was hij op de tast terug in zijn geliefde tram gesukkeld en verder gereden.

'Maar dit krijgt een staartje! Zowaar ik Firmain heet!' bromt hij bij het inrijden van de bocht. In gedachten zit hij al brieven te schrijven. Naar de bisschop, naar de koning, naar de paus desnoods.

Een tram, daar doe je zulke dingen niet mee! Een tram, dat is, dat is… liefde op sporen, daar vergroei je mee, dat wordt je beste vriendin na al die jaren trouwe dienst. Niemand, niemand heeft het recht om haar een tik te verkopen, ze was och arme bijna ontspoord! Weet je wat ik doe? Ik lever mijn lidkaart in van de Christelijke vakbond, dat doe ik! En in de kerk zien ze mij niet meer! Van mijn tram moeten ze afblijven, verstaan? En ik stem in oktober op de socialisten! En ik eis morele schadeverg…

Theresa's laatste gedachte? Die zullen we nooit weten. Ze hoort de tram aankomen, maar dan is het al te laat voor een laatste gedachte. Ze kijkt omhoog, naar een wolk met een vreemde vorm. Als van een hand. En ze glimlacht.

“Net een konijntje”, denkt Meerpoen genietend als hij haar wiebelende gang vanachter zijn etalage zit te bewonderen. Hij kijkt met haar omhoog naar de vreemde wolk.

Als hij zijn ogen terug op haar achterwerk wil fixeren is zij voorgoed weg.

Theresa Wiebelbil