Marcel Pierchamp

Marcel Pierchamp was onderwijzer. Elke morgen, stipt om acht uur, vertrok hij naar zijn werk. Onder zijn arm hield hij een bruine, leren tas gekneld. Iedereen dacht dat ze schoolboeken bevatte. Niets was minder waar. Er zaten blootbladen in: Playboy, Penthouse, en enkele onnoemelijk obscure blaadjes die in kleine oplage werden verspreid, voor de grote viezeriken. Marcel Pierchamp werd op school met respect behandeld. Hij was bijna vijftig en zag er met zijn grijze haardos uit als iemand op wie je kon rekenen. Niets was minder waar. Zijn vrouw zou later op zijn proces getuigen dat, ten eerste, die grijze haardos een pruikje was, en ten tweede, dat hij zelfs helemaal niet kòn rekenen.Zijn collega's waardeerden Marcel Pierchamp als iemand die tucht kon houden. Ze wisten niet hoe hij dat deed. Zelf stonden ze zich hees te brullen tegen het kleine grut, met weinig resultaat. Marcel Pierchamp daarentegen hoefde maar een wenkbrauw op te trekken om zijn klas in het gelid te laten springen. Een kuchje volstond om zijn leerlingen de hoofdsteden van Europa te laten opdreunen. Even in zijn neus peuteren en ze zongen het hele repertoire aangeleerde liedjes, mèt orff-begeleiding. Ondertussen las Pierchamp de krant. De ouders van de kinderen verbaasden zich wel over de vele ongelukjes die er op school gebeurden. Maar Pierchamp counterde al hun beschuldigingen met sluitende excuses: Die bloedneus? Tegen de deur gelopen. Tandje los? Gescheurd oorlelletje? Dat is de leeftijd, mevrouw, dat gaat wel over.

De enige die het zaakje niet echt vertrouwde, was Leentje, de portierster. Op een schoolfeestje had ze Pierchamp eens betrapt, toen hij in haar begonia's stond te plassen. Vanaf die dag volgde ze hem verbeten met haar polaroidcamera. Ze registreerde al zijn misstappen. KLIK: de heer Pierchamp neemt een koekje teveel uit de trommel. KLIK: hier gluurt hij onder het toiletdeurtje van juf Bloem. KLIK: een heel gênante foto, terwijl hij in zijn oren peutert en zijn ogen van genot naar binnen draaien. Zo verzamelde ze in de loop van de jaren een schoendoos vol compromitterende foto's. Ze wachtte op een kans om haar begonia's te wreken.

Eens, dacht ze, eens komt mijn dag. Die dag kwam er ook. Het was de dag dat zij zou sterven.

Wat ze immers niet wist, was dat Pierchamp, buiten zijn gewone beroepsbezigheid, een lustmoordenaar was. Hij begon klein, met kevertjes dood te trappen en kikkervisjes in te slikken. Van kevers en kikkervisjes naar een mens, was in het ziekelijke brein van Pierchamp maar een kleine stap. Hij had er al lang zin in, maar vond nog geen geschikt slachtoffer. Zijn vrouw was te nuttig in het huishouden. Een onderwijzer moest elke dag met een gesteven boord en gestreken hemd verschijnen. Nee, zij viel af. Hij speelde een tijdje met de gedachte de directeur te vermoorden, omdat hij zelf wel eens in die stoel wilde zitten. Maar zijn dagelijkse werk met de kinderen gaf hem zoveel voldoening, dat hij er maar van af zag. Toen viel zijn oog op de portierster. Zij was, na Pierchamp zelf, de meest gehate persoon van de school. Voor de speeltijd zette ze gewoonlijk de gang in het sop, zodat niemand uit zijn klas kon. En als ze dat eens niet deed, belde ze vijf minuten te vroeg zodat iedereen zijn koffie en koekjes naar binnen moest proppen. Ze keef, roddelde en morde de hele dag. Zelfs de directeur durfde niks tegen Leentje te beginnen. Eén keer had hij eens een opmerking gemaakt over haar okselfrisheid. Twee lange weken kreeg hij geen koekjes meer. Zijn bureau werd niet meer gekuist. Hij moest inbinden. Ook tegenover de kinderen gedroeg Leentje zich als een bullebak. Marcel Pierchamp wist dat niemand om haar zou treuren. Misschien zou het bij een gedachte gebleven zijn, als de portierster haar camera niet op het verkeerde ogenblik had laten vallen.

Ze had zich verscholen in de turnzaal. In de opgerolde Zweedse mat. Ze zag Marcel Pierchamp binnenkomen, voor zijn dagelijkse turnoefening met juffrouw Wiegel. Juffrouw Wiegel was de del van de school. Ze sliep met iedereen, zelfs met de stoker, die zich maar één keer om de veertien dagen waste. Opgewonden bracht Leentje haar fototoestel in aanslag. Door haar zoeker zag zij heel bizarre dingen. Pierchamp met Wiegel in de ringen. Wiegel op de bok. Diverse balspelen. De camera klikte als gek. Toen Wiegel wat moe werd, en op haar rug ging liggen, gebeurde het: de camera viel. Wiegel hoorde het niet. Daarvoor maakte ze zelf te veel lawaai. Maar Pierchamp ontging niets. Hij vertrok met Wiegel, sloot de deur, en kwam het volgende uur terug. Met heel zijn klas.

'Vandaag werpen wij kegels in de Zweedse mat', zei hij opgewekt. De kinderen konden hun oren niet geloven. Gewoonlijk, als het turnen was, moesten zij de auto van de meester wassen, of zijn tuin omspitten.

'Hoera!' riepen zij. 'Leve onze meester!' Ze grepen de kegels en smeten ze om ter hardst in het gaatje van de opgerolde mat. Het gekreun van Leentje baatte niet: gekrijs van kinderen kun je niet overstemmen.

Na de begrafenis werden de bezittingen van de portierster ten bate van de school geveild. Vooral de foto's met Wiegel op de bok deden het goed. Eén ouder bood er vierduizend voor, maar een Japanner ging er ten slotte mee vandoor.

De heer Pierchamp kon niet in de feestvreugde delen. Hij moest zich voor al zijn standjes komen verantwoorden bij de inspecteur.

'Wat betekent dit, Pierchamp?'

De inspecteur had een onaangename neusstem, waardoor hij uiterst geschikt was voor zijn werk. Hij keek streng boven een metalen brilletje uit en roffelde met zijn knokige vingers op zijn bureau.

'Allemaal trucage,' probeerde Pierchamp nog, 'dat is duidelijk te zien aan deze foto, waarbij juf Wiegel een handstand overslag doet op mijn knieën. Onmogelijk, meneer de inspecteur, onmogelijk, zeg ik U!'

'Van Betty, euh van juf Wiegel zou me dat anders niet verwonderen', mijmerde de inspecteur. 'Kijk, meneer Pierchamp, u hebt een uitstekende staat van dienst. Bijna dertig jaar in het vak en nog geen dag ziek geweest. Ik veronderstel dat u uw werk graag doet?'

'Heel graag, inspecteur.'

'Welnu, stop dan toch eens met die kunstjes, man. Je wordt al een dagje ouder, doe het wat rustiger aan.'

Pierchamp voelde zich ontspannen. Dat viel best mee. Hij verlangde al naar het lesuur wiskunde. Die malse oorlelletjes, de klank van zijn getrainde hand tegen die roze kinderwangen...

'Meneer de inspecteur, ik zal het echt niet meer doen. Als u me toestaat zou ik nu graag terug aan het werk gaan. De examens komen eraan en ik wil niet dat de kinderen de dupe worden van mijn... kleine misstap.'

De inspecteur veerde recht en feliciteerde Pierchamp voor zijn ernst en toewijding.

'Zand erover!' zei hij. 'Let er wel een beetje op waar uw kinderen hun kegels gooien.'

Niet lang nadien liep Pierchamp toch tegen de lamp.

Het was de stoker opgevallen, dat de directeur al een tijdje niet meer uit zijn bureau was gekomen. De deur zat altijd op slot. Op een dag nam hij zijn loper mee en opende de deur. In de stoel had een grapjas het geraamte van de school gezet. Met de kleren van de directeur aan. De stoker grinnikte en nam het geraamte op zijn schouder om het terug in de biologieklas te zetten. Daar ontdekte hij dat er al een geraamte stond. Hij liet een gil, zoals alleen stokers dat kunnen. De directeur, of wat ervan overschoot, kletterde tegen de grond. De stoker rende hysterisch door de school, op zoek naar een troostende schouderklop. Maar de gangen waren leeg, en niemand maakte zich druk om zijn gekrijs. Ten slotte bleef hij bevend voor de deur van Pierchamp staan. Deze was tenslotte de tweede in rang, na het verscheiden van de directeur. Hij bonsde op de deur en stond al binnen voor Pierchamp eageerde...

Twintig paar kinderogen keken hem nieuwsgierig aan.

'Hij hij hij...' stamelde de stoker.

Pierchamp trok een wenkbrauw op.

'Vertel op man, je stoort mijn les.'

'Het gera het gera het gera... het geraamte lee leeft niet meer', sputterde de stoker.

De kinderen schoten in een lach.

'Genoeg!' schreeuwde Pierchamp. 'Ik verzoek u om onmiddellijk mijn klas te verlaten. Onmiddellijk!!!' De stoker vertrok. En Pierchamp gaf zijn laatste les.

De politie trof hem aan met een pin rood krijt in zijn hand. Hij wilde juist het apothema van een veelhoek in kleur zetten. Gelukkig wisten de binnenstormende agenten hem dat te beletten. Onder enthousiast applaus van de kinderen werd Marcel Pierchamp afgevoerd. Recht was geschied

tas