Ouders van nu

Ik slaap slecht. En dan heeft niet alleen te maken met Knabbel, mijn dolgedraaide hamster, die de hele nacht rondjes toert op dat piepend molentje. Neen. Ik slaap slecht omdat ik ongerust ben. Over het toenemend geweld. Elke dag maak ik iets meer kans om het slachtoffer te worden van een of andere gefrustreerde gek of psychopaat. Lees er de kranten maar op na. Dat ongeregeld zootje groeit aan met de dag. Zelfs mijn hamster lijkt iets te ervaren van de fin de siècle-sfeer. Ze kent geen rust meer sinds de Laatste Golfoorlog, toen we samen op CNN het begin van het einde afwachtten.Maar Knabbel kan dat ongenoegen tenminste omzetten in kinetische energie. Ik blijf ermee zitten. Krop het op. Al die negatieve energie werkt dan ook op mijn darmen en mijn slaap. Elke avond zie ik er dan ook tegenop om de televisie uit te zetten. Want terwijl ik in mijn eentje de kijkcijfers zit op te drijven, sluipt er waarschijnlijk al een kerel met een baseballpetje rond mijn huis.

Vanmorgen maakte ik de vergissing om door mijn raampje "Leuk petje!" te roepen naar een jongen die aan het stoplicht hing te niksen. Wat hem bezielde weet ik niet, maar plots kwam deze knaap in actie, draaide zijn petje achterstevoren dat "FUCK YOU" verkondigde en begon vervolgens tegen mijn pas gepoetst koetswerk te schoppen en te spuwen. Ik besefte dat elke vorm van redelijke communicatie vergeefs zou zijn en reed er met gierende banden vandoor. Laf, maar effectief, want de kerel werd in mijn achteruitkijkspiegel kleiner en kleiner en verdween tenslotte in het niets.

Dit incident zette me aan het denken over de wereld, de maatschappij en de krassen op mijn koetswerk. Ik bedacht dat het probleem van het geweld vaak een probleem van communicatie is. Een probleem van onmondigheid. Niet de onmondigheid waar Kant in de achttiende eeuw op doelde in de zin van de onwil om je te ontwikkelen, maar eerder die onmondigheid die voorkomt uit een algemeen afwijzen van wat we 'de erfenis' zouden kunnen noemen. FUCK YOU. Mijn rug op. De boom in. Ik moet niks van jullie wereld. Van jullie aftands hypocriete waarden. Van jullie corrupte politiekers en potverteerders. Zeur me niet om mijn hoofd over mijn toekomst, want ik heb er geen. De bol waarop wij leven is door jullie verknoeid. Of moeten we nog Dank U wel zeggen voor de vuile lucht, het dode water en de onleefbare bodem? Dank U wel voor de bom. Dank U wel voor de erfenis.

Wij, de jongens van mei 68, droegen ook vrij provocerende boodschappen uit op onze T-shirts en handgeweven onderbroeken (MELK MOET en zo). Maar verder stonden wij er niet bij stil. Nu zit dat anders. Deze generatie is communicatief niet zo sterk. Dus dragen ze hun boodschappen op hun pet of op hun rug. Boodschappen die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten en waar de verzuchting naar een eenvoudige wereld luid doorklinkt. Oneliners als Fuck you, op het eerste gezicht onschuldig kinderspel, zijn in werkelijkheid doodernstige statements waar niet mee te spotten valt. Als deze door megabas verdoofde zielen overdag op straat dwalen, kun je ze best in hun halfslaap niet storen. Nog onverstandiger lijkt me om ze te interpelleren over de compactheid van hun filosofie.

Ouders van nu dragen ook baseballpetjes. Ze willend daarmee krampachtig de illusie levend houden dat ze werkelijk met hun kinderen communiceren. Dat ze voeling hebben met de leefwereld van de jongeren. Een doordrijvertje zet ook een walkman op of neemt andere elementen van de jongeren-subcultuur over, zoals het te pas en te onpas uitroepen van SHIT!

Maar mij maken ze niets wijs. Ouders van nu, u en ik dus, hebben de grootste moeite om pas te houden met dat snel veranderend wereldbeeld. Jongeren laten zich schijnbaar moeiteloos meedrijven met elke nieuwe trend. Ach, wij zijn ook jong geweest. Wij kwamen in opstand tegen de betuttelende autoriteiten en eisten het recht op om zonder das en mèt gebleekte jeans door het leven te gaan. Wij, revolutionairen van de jaren zestig, slaagden er zelfs in om het monopolie van de bros te doorbreken met onze Beatle-coiffures.

Maar, waar we niet in lukten, was om te voorkomen dat onze kinderen terecht zouden komen in het fin de siècle-klimaat dat we nu beleven. Een toestand waar wij in onze burgerlijke apathie (met grijzend en weer korter haar) aan meegewerkt hebben.

Ik zeg het vaak tegen Knabbel, mijn hamster: Knabbel, zeg ik dan, waar moet het naartoe met deze bol? En daar wordt ze dan altijd even stil van. Maar algauw zet ze zich terug in beweging. Want hamsters zijn in wezen onverwoestbare optimisten.

Ik benijd Knabbel, mijn hamster, om haar optimisme. Tegen beter weten in houdt ze haar molen op gang. Als de boel maar draait, denkt ze. Dat eenpuntige denken legt haar geen windeieren. Vergeleken met een doorsnee mens, neem mij nu bijvoorbeeld, is haar psyche kerngezond. Hamsters hebben geen depressies. Hamsters staan er niet bij stil waarom ze hier zijn of waar ze naartoe gaan. De dood staat niet op hun kalender. In vergelijking met hamsters zijn wij mensen maar beklagenswaardige zielenpoten. Het besef dat aan het einde van de rit de dood wacht weegt zwaar op ons. Lange tijd kunnen we het enthousiasme opbrengen om blind in de molen te lopen. Maar dan breekt er iets. We beseffen: het heeft geen zin. Het leidt tot niets. Gewoonlijk, als we wat geluk hebben, gebeurt dat pas in de zogenaamde midlifecrisis. Omstreeks je veertigste of je vijftigste dus. Hamsters zijn gezegend met onwetendheid. Zij kunnen niet rekenen en het zal hun worst wezen dat ze een dagje ouder worden. Draaien! Draaien! Draaien! Carpe diem! Pluk de dag. God- zo er al een is- wat benijd ik dat beest!

De evolutie heeft ons lang geleden gescheiden en ik ben terechtgekomen in een wat bizarre tak van het dierenrijk. De arrogante aap. Een wezen dat nestbevuiling als zijn hoogste doel ziet. Een blind consumerend organisme dat zich naast en boven de rest van de natuur stelt. Een wezen dat de opvoeding van zijn kinderen liever overlaat aan andere kinderen, aan commerciële stations en, vooral, aan het toeval.

Nochtans krijgen wij van de rest van het dierenrijk goede voorbeelden. Toen Knabbel verleden zomer een escapade maakte met de hamster van mijn dochters vriendinnetje, begon ze snel op te zwellen. Daardoor kreeg ik niet lang daarna de gelegenheid om Knabbel in haar moederzijn te observeren. Liefdevol maar kordaat voedde ze de zes dreumesen op. Niet één hamster kwam op het verkeerde pad. Geen enkele crimineel, geen psychopaat of probleemkind kwam uit dit nest voort! En het enige recept dat ze daarvoor hanteerde was liefde, en veel aandacht.

Maar toen haar nakomelingen groot genoeg waren, kregen ze een schop onder hun kont en moesten ze mama Knabbel met rust laten (ja, dat was wel een probleem; die jongens waren nogal incestueus, zodat ik ze in een ander hok moest zetten, maar verder: geen vuiltje aan de lucht!)

Aan die liefde en aandacht ontbreekt het ons mensenkinderen wel eens. Mama en papa hebben het toch zo druk. Ze weten wat ze willen, ze bouwen aan de toekomst. Later, mijn kind, zul je beseffen hoe hard mams en paps voor je gewerkt hebben. Larie. Een hamster leeft in het hier en nu. Een hamster laat haar kinderen niet in de steek om nog wat extra rondjes te lopen.

In de jaren vijftig, mijn kinderjaren, toen was het anders. Mijn ouders, en zeker mijn grootouders, gingen werken, gewoon om te voorzien in hun levensbehoeften. Niet voor een vakantie naar Ibiza, en zeker niet voor een (grotere) auto. Niet om meer aanzien te krijgen, of om meer van hetzelfde te kunnen kopen. Nee: gewoon de molen in en rondjes draaien. Eer viel er niet aan te beleven. Tegenwoordig heb ik de indruk dat zelfs jonge mensen alles, maar dan ook alles doen, omwille van het imago. Nee, ik doe dat werk niet, want het past niet bij mijn imago. Die auto mag dan wel mijn budget verslinden, maar ik moet hem hebben. Image is everything. Mijn hamster verzamelt ook zaden, vaak meer dan ze echt nodig heeft. En ze propt haar wangzakken vol tot ze op barsten staan. Maar doet ze dat om indruk te maken? Ik denk het niet. Food is everything. Sex is everything. En als er kinderen komen, dan zorg je er verdorie voor, want zo wil het de natuur.

Wij leven onnatuurlijke levens, vol kunstmatig opgewekte behoeften. En we vergeten wat de echt belangrijke dingen zijn. Het valt niet mee om een kind van deze eeuw te zijn. Zelf kijk ik ook soms een beetje meewarig terug op mijn leven. Om elke hoek loert verleiding. Tevredenheid is voor de moderne mens haast even onbereikbaar als de Verlichting voor een boeddhistische monnik. Wat we verwerven, gooien we haast onmiddellijk weg. Zo onrustig is onze blik op de horizon gericht, dat wij onszelf geen tijd gunnen om ervan te genieten. Knabbel kan dat wel. Vanmorgen gooide ik een wortel in haar hok. Ik ben wel een half uur blijven zitten kijken, hoe ze genoot van die wortel die uit de hemel viel.

Wij, mensen, wij denken dat we genieten, maar dat is een illusie. Om te genieten moet je ofwel een hamster zijn, ofwel de molen in je eigen hoofd tot rust brengen. En dat is niet altijd even gemakkelijk. Maar als we daar soms, heel soms, in lukken, dan wordt ons leven weer leefbaar. Voor ons en voor onze kinderen.

hamstersirio