Après-pipi

(gepubliceerd in "Klasse" Nr. 104, april 2000)

Hij is al lang aangekondigd. De zeepstaaf of zeepbal. Hij gaat de gewone zeeptabletjes vervangen. Ik heb het nog niet aan mijn kinderen durven vertellen. Want ik weet dat ik dan op hun zieltje trap. De zeep gaat weg. Onvoorstelbaar.

In onze toiletten staat een lange, aluminium kuip van zo’n meter of zes. Daar gebeurt het allemaal. Het après-pipi. Wie is «gegaan» of «geweest», schiet niet als een haas terug de speelplaats op. Wie is geweest, gaat naar de wasbak. Want de wasbak, daar gebeuren dingen. Overstromingen. Rampen. Zeeslagen. Wasbakken zijn voor volwassenen (what’s in a name?) slechts dingen om je handen in te wassen. Vreemd. Het ligt toch voor de hand dat wasbakken heel andere mogelijkheden bieden. Met een stuk zeep, een gladde bodem en wat fantasie kan je bijvoorbeeld «wasbaksjoelen ». Belangrijk is dat je vooraf goed de wasbak én de zeep bevochtigt. Glijdt beter. Er wordt met twee ploegen gespeeld. Ieder verdedigt aan één kant zijn doel. De puk of zeep mag alleen geschoven worden. Daar wordt streng op toegezien. Wie «hem» eruit kaatst, is verloren. Scoren doe je door de wand van je tegenstander te raken. Inzet: een knikker. Of een kauwgum. Of voor niets, gewoon voor de lol. En «in the proces» worden ook handen gewassen. Met enthousiasme. Zonder dwang. Al spelende.

Maar nu is dit alles bijna verleden tijd. De zeepstaaf komt er aan. O, onbegrip, o, wrede, koele wereld. Wat is er stommer dan een staaf met zeep? Zij zal er hangen, droog en ongeliefd. Boven een even droge als ongeliefde wasbak. En de kinderen zullen als hazen de speelplaats opschieten. Gedaan met de heroïsche veldslagen. Gedaan met wasbaksjoelen en het après-pipi. Volwassenen: één. Kinderen: nul. De wasbak zal smetteloos blijven, de vloeren droog. En de zeep, waar het allemaal om begon, zal jaren meegaan. Maar eens, eens zal zij toch afbrokkelen. En dan zal de wasbak opnieuw gebruikt worden. En de handjes zullen weer enthousiast gewassen worden. Want kinderen zijn zeer hygiënisch.