‘Wij betalen meer dan zes keer zoveel als jij, maar de gitaar is dan van jou.’
‘Jullie weten dat ik geen geld heb.’
‘O - heb je niet gespaard?’
‘Alleen wat op de spaarbank staat: vijfentwintig gulden.’
‘Nou, dan moet je ervoor werken en honderdvijfentwintig gulden zien te verdienen.’
‘Dat duurt een jaar voordat ik dat bij elkaar heb.’
‘Welnee.Ik wil je wel betalen voor karweitjes’ huis, en je kunt aan de buren vragen of ze iets voor je te doen hebben het gras maaien, babysitten en zo. Je kunt dat geld best binnen een maand verdienen.’
Het eind van het verhaal? Dat kan zo ongeveer van alles zijn. Misschien bleef Nico erop staan dat zijn ouders hem de gitaar cadeau moesten doen en weigerde hij ervoor te werken. Of misschien werkte Nico wel, maar besteedde hij zijn geld aan iets anders. Wellicht ook kwam het zo ver dat Nico de aanbetaling deed, maar verloor hij na een week of wat zijn belangstelling voor de gitaar. Of, wie weet, werd Nico een echte gitarist en begon hij een muzikale carrière.
In onze ogen is het het belangrijkste dat de ouders verstandig genoeg waren om erop te staan dat Nico van tevoren een bijdrage zou leveren. Zij waren slim genoeg om niet in de val te lopen die zovele ouders niet weten te ontwijken. Er worden kostbare dingen gekocht voor de kinderen, waar ze later niet meer naar omkijken. Encyclopedieën zijn daar misschien wel het beste voorbeeld van. Een handige vertegenwoordiger intrigeert de kinderen met de prachtige boeken, de ouders betalen honderden guldens, de kinderen zijn drie dagen lang wèg van de boeken. Een paar jaar later gaan ze in een doos naar het Leger des Heils - slechts één procent van hun inhoud is ooit gebruikt.
Bert had geld nodig om een skateboard te kopen en vroeg zijn vader vijfentwintig gulden te leen. Hij beloofde zijn vader vijftig cent per week terug te betalen. Hiervoor zou hij de helft van zijn zakgeld (dat vijftig cent bedroeg) afstaan en de andere helft zou hij verdienen met karweitjes. Deze afspraak werd twee weken nagekomen. Toen begon het gekibbel en geruzie. Moeder bemoeide zich ermee en zei dat vader nooit een financiële transactie met zijn zoon had moeten afsluiten.
Daar zijn wij het volkomen mee eens! Sluit nooit financiële transacties af met welk familielid dan ook. Het is vooral onjuist om dat met uw kinderen te doen. Er komt alleen maar narigheid van. Gééf, als u dat wilt, maar leen nooit!
Meneer Stern betrapte zijn 11-jarige zoon André erop dat hij de elektrische zaag gebruikte, wat hem was verboden. Vader schakelde het apparaat uit en maakte er een slot op. De volgende keer dat André de zaag wilde gebruiken, kon dat niet. Toen hij erom vroeg, zei vader: ‘Goed, je mag hem gebruiken, maar alleen als ik er bij ben.’
Toen meneer Van Tuil thuiskwam, zag hij Jans fiets in het gras liggen in plaats van in de garage, waar Jan had beloofd hem te zullen neerzetten. Er was al afgesproken dat, als Jan zou vergeten de fiets op zijn plaats te zetten, hij hem een week lang niet zou mogen gebruiken. Vader zette de fiets in de garage en bond hem met een stuk touw aan een voorraadrek vast, om Jan eraan te herinneren dat hij zijn fiets een week niet mocht gebruiken. Toen Jan zag wat vader gedaan had, wist hij heel goed wat dat betekende. Een week later haalde vader het touw weg. Voortaan dacht Jan er wel aan om zijn fiets op zijn plaats te zetten.
Toen meneer Van Dorp thuiskwam, zag hij Henks fiets in het gras liggen in plaats van in de kelder, waar Henk had beloofd hem te zullen neerzetten. Er was al afgesproken dat, als Henk zou vergeten de fiets op zijn plaats te zetten, vader hem eraan zou herinneren dat alsnog te doen. Tijdens en na het eten zei vader er niets over. Maar later op de avond, toen Henk al lang in bed lag, maakte vader hem wakker. ‘Wat is er?’, vroeg Henk geschrokken. ‘je fiets - je hebt hem in het gras laten liggen’, zei vader kalm. Daarna ging hij de kamer uit. Vijftien minuten later maakte hij Henk weer wakker en herinnerde hem aan de fiets. ‘Ik hoef die fiets niet meer’, zei Henk. Vader ging weer weg, maar een kwartier later wekte hij Henk weer. Deze keer werd zoonlief boos. ‘Ik heb je al gezegd dat ik hem niet meer hoef. ‘Goed’, zei vader. ‘Het enige wat ik wil, is dat je hem op zijn plaats zet.’ Henk stond mopperend op, liep naar de deur en deed hem open; toen deed hij hem echter weer dicht en ging weer naar bed. Vijftien minuten later maakte vader hem opnieuw wakker. Deze keer zette Henk de fiets weg. De volgende ochtend gebruikte Henk zijn fiets, net als anders. Hij was niet boos op vader.
Vader wekte Henk nog twee keer die week. Maar daarna vergat de jongen nooit meer zijn fiets weg te zetten.
Echter - houd dit alstublieft voor ogen - de wektechniek mag alleen met voorafgaande instemming van het kind gebruikt worden. Hier volgt hoe vader de afspraak met Henk maakte:
‘Henk, ik word er zo moe van dat ik je steeds weer moet vragen je fiets weg te zetten...’
‘Jee, pap, ik vergeet het alleen maar.’
‘Je weet dat een fiets duur is en dat hij gaat roesten als je hem buiten in het gras laat liggen. Bovendien is het zo’n slordig gezicht.’
‘Ja pap, ik weet het, maar ik vergeet het.’
‘Wat zou je ervan vinden als ik het je help onthouden?’
‘Hoe dan?’
‘Als je weer vergeet je fiets weg te zetten, herinner ik je eraan.
‘Goed, pap.’
‘Zelfs als je al slaapt, dan maak ik je wakker - niet voor straf, maar alleen om je eraan te herinneren.’
‘Prima, pap. Da’s best.’
Danny had een nogal ingewikkelde speelgoedauto gekregen, met batterijen en verlichting. Zijn vader zag hem eraan sleutelen - dat wil zeggen: slopen. In plaats van iets te zeggen, keek hij alleen maar toe. Toen de auto uit elkaar lag, probeerde Danny de onderdelen weer samen te voegen. In één oogopslag kon vader zien dat dat vergeefse moeite was. Danny vroeg zijn vader om hulp. Na de ravage te hebben bekeken, zei vader kalm tegen Danny dat de auto kapot was en niet meer kon worden gemaakt. In plaats van op zijn zoon te mopperen dat hij een duur stuk speelgoed kapot gemaakt had, had vader hem laten doen wat hij wilde met iets dat zijn eigendom was. En zowel vader als Danny trok lering uit deze ervaring: vader kocht geen duur speelgoed meer voor Danny en Danny leerde voorzichtiger met zijn spullen om te gaan.
SAMENVATTING
Als ouders zich bemoeien met hun kinderen waar het geld en eigendom betreft, moeten zij zich laten leiden door dezelfde principes die ze ten aanzien van andere mensen hanteren. Het geld van een kind is zijn eigendom.
Voordat ouders veel geld gaan uitgeven voor educatieve zaken zoals een encyclopedie of een muziekinstrument, moeten zij het kind daaraan laten meebetalen, zelfs als het maar een geringe bijdrage kan zijn. Op die manier is het minder waarschijnlijk dat zij uiteindelijk opgescheept zitten met iets duurs waar het kind niets mee doet.
Ouders moeten elke overeenkomst met hun kinderen over geld vermijden, vooral waar het leningen betreft. Zij moeten niet de derde partij worden in geldzaken waarin het kind is betrokken.
Ouders moeten het kind regelmatig zakgeld geven. Het bedrag moet worden vastgesteld op grond van de behoeften van het kind en in het licht van de financiële situatie van het gezin en van wat in de omgeving gebruikelijk is. Wij zijn er voorstanders van dat de ouders royaal zijn, zodat het kind kan leren sparen.
De tijd tussen de uitbetalingen van het zakgeld moet niet te kort zijn. Aan kinderen jonger dan 5 jaar geeft u bijvoorbeeld een dubbeltje of een kwartje op een vaste dag twee keer per week. Wij adviseren u, als een kind eenmaal naar school gaat, het zakgeld één keer per week te geven. Het kind moet voldoende geld krijgen om de uitgaven die hij in een week op school moet doen, te kunnen betalen en dan nog wat over te houden om zelf te besteden. Als hij ouder wordt, kunnen contributies en dergelijke bij het zakgeld worden inbegrepen. Wij bevelen aan, dat op een leeftijd van 10jaar de eerste van de maand betaaldag wordt (u kunt dan, een poosje hieraan voorafgaand, proberen iedere twee weken zakgeld te geven). Als op school geld moet worden betaald voor schoolsparen, schoolreisjes en dergelijke, dan telt het aantal schooldagen voor de komende maand. Het bedrag moet deze schoolonkosten voor die maand omvatten, plus wat geld om naar eigen inzicht te besteden. Naarmate de tijd tussen de uitbetalingen van het zakgeld langer wordt, krijgt het kind steeds meer reden om te leren een begroting te maken.
Iedere ouder zou een lijstje met karweitjes moeten hebben waarvoor het kind wordt betaald. Deze klusjes kunnen bestaan uit werkzaamheden zoals schoenen poetsen, een kaartsysteem bijhouden, de auto wassen, het gras maaien enzovoorts - karweitjes die de ouders anders zelf zouden doen of zouden uitbesteden.
Wij bevelen ouders vooral aan, niet keihard te onderhandelen om een koopje. Betaal het kind een normaal tarief Als bijvoorbeeld de schuur moet worden geschilderd, maak dan een raming van wat een schilder zou rekenen en betaal dan dat bedrag aan uw kind als u ertoe besluit hem dat te laten doen. Verwacht van hem dezelfde kwaliteit van het werk (of zo goed als redelijkerwijs mag worden verwacht). Stel een bepaalde tijdslimiet waarbinnen het werk moet worden afgemaakt. Als het kind slecht werk levert, het halverwege laat afweten of het karwei niet op tijd klaar heeft, betaal dan niets of slechts een deel - doe wat eerlijk zou zijn als u met een echte schilder te maken had. Tussen haakjes: hier en op alle andere punten die we hebben genoemd, is het belangrijk dat u en het kind tot overeenstemming komen vóór hij met het karwei begint.
In zaken betreffende geld en eigendom is gezond verstand het belangrijkst in het omgaan met uw kind. Maak van het kind geen bedelaar; ga geen transacties met hem aan; leen hem geen geld; laat hem zijn eigen geld en eigendommen beheren zoals hij dat wenst. Als het kind spilziek of vernielzuchtig is, vervang dan geen voorwerpen waar hij slordig mee omgesprongen is.
HET PROBLEEM
‘Papa, mag ik een gulden?’, vroeg de 6-jarige Walter
‘Waarvoor?’
‘Om iets te kopen.’
‘Wat?’
‘Een waterpistool.’
‘Een waterpistool?’
‘Ja.’
‘Waarom?’
‘Alfred heeft er ook een.’
‘Vraag dan of je dat mag lenen.’
‘Dat wil hij niet.’
‘Nou, Walter, wacht dan tot hij erop uitgekeken is en leen hem dan iets van jou.’
‘Maar ik wil het nu hebben.’
‘Maar dat kan nu niet. Bovendien ben ik boos op je. je hebt mijn hamer buiten laten liggen. Dat moet je niet doen; dan gaat hij roesten.’
‘Ben ik vergeten.’
‘Nou, je krijgt geen waterpistool.’
‘Papa, ik wil een waterpistool. Geef me nou een gulden!’
‘Absoluut niet.’
BESPREKING
Conflicten over geld en eigendom komen zeer veel voor in gezinnen. De enige problemen die nog lastiger zijn, zijn meningsverschillen over het opvoeden van kinderen.
OPLOSSING
Hier volgen enige algemene regels:
Alle kinderen die het begrip ‘geld’ kennen, moeten zelf over geld beschikken, dat ze mogen uitgeven zonder inmenging van de ouders.
Ouders moeten niet betrokken raken bij geldelijke transacties van hun kinderen.
Kinderen moeten niet om geld hoeven bedelen. Zakgeld moet een recht zijn en niet een privilege.
Eigendom en geld moeten niet de functie krijgen van straf of beloning.
Kinderen moeten de gelegenheid krijgen tegen een billijk tarief geld te verdienen.
Kinderen moet worden geleerd de eigendommen van anderen te respecteren.
Kinderen krijgen geld op vier manieren: cadeaus (Oma geeft Wim tien gulden voor zijn verjaardag); geld voor onkosten (Henk krijgt geld voor schoolsparen); zakgeld (Tom krijgt een bedrag om snoep, speelgoedjes enzovoorts te kopen); en zelfverdiend geld (Frans krijgt een kwartje voor het opplakken van moeders spaarzegels in een boekje, of een gulden voor het poetsen van haar schoenen).
In alle gevallen, of het bedrag nu tien cent of duizend gulden is, behoort het geld aan het kind en hij moet het absolute recht hebben ervoor te kopen wat hij wil - of zelfs het weg te geven. Als een 6-jarig kind met geld dat hij van een liefhebbende oom heeft gekregen, een fiets wil kopen waarop hij nog niet kan rijden, dan heeft hij daartoe het recht. Kinderen moeten worden toegestaan fouten te maken, want dat is de beste manier om te leren - dit is de kern van de opvoedkundige methode die de wet der natuurlijke gevolgen genoemd wordt. Ouders hebben de plicht, hun kinderen hun eigen manier van omgaan met geld uit te leggen en hun een redelijke hoeveelheid advies te geven; maar het geld van het kind is zijn geld en niemand anders heeft het recht erop aan te dringen dat hij het op een bepaalde manier uitgeeft.
Waar het het ‘lenen’ van dingen betreft, hebben ouders het recht te verlangen dat hun eigendommen worden gerespecteerd. Zij moeten regels, voorschriften en gevolgen met het kind bespreken.
Gevaarlijke voorwerpen, zoals bepaalde gereedschappen en elektrische apparaten, moeten zorgvuldig opgeborgen worden, eventueel achter slot en grendel. Een ouder die de autosleuteltjes in het contact laat zitten, vraagt om moeilijkheden en veroorzaakt misschien zelfs iemands dood. Een elektrische zaag mag niet binnen het bereik van een kind liggen, en zeker niet gebruiksklaar. Medicijnen moeten onbereikbaar voor kinderen in een afgesloten kast worden bewaard.
Ouders en kind moeten duidelijke afspraken met elkaar maken. Als een kind bijvoorbeeld een stuk gereedschap mag gebruiken en ‘vergeet’ dat op zijn plaats terug te leggen, kunnen de ouders hem daaraan herinneren. Dit werkt het beste als het wordt gedaan op een moment dat het kind ongelegen komt. Een kind dat een stuk gereedschap heeft gebruikt en het buiten in het gras laat liggen, moet niet direct als hij binnenkomt op zijn nalatigheid worden gewezen, maar op een later tijdstip, als hij naar de televisie kijkt of net wil gaan eten, of zelfs als hij al slaapt (zie hoofdstuk 16). Zo’n aanmaning is geen bevel, maar een vriendelijk verzoek. Maar als daar geen gevolg aan wordt gegeven, dan moet deze aanmaning regelmatig worden herhaald totdat het kind doet wat er van hem verwacht wordt.
Als een kind een voorwerp op oneigenlijke manier gebruikt, dan heeft de ouder het recht het gebruik ervan voor een bepaalde (in het algemeen niet al te lange) tijd te verbieden.
Als een voorwerp wordt misbruikt en het is onmogelijk uit te maken welk kind dit gedaan heeft, dan kan het gebruik ervan worden verboden aan álle kinderen in het gezin - schuldig of onschuldig (dit is een toepassing van het unitisme, dat we besproken hebben in hoofdstuk 16).
Als een kind speelgoed of andere dingen van een ander kind gebruikt en er komt herrie uit voort, dan adviseren wij de ouders zich daarbuiten te houden - ze moeten niet proberen als scheidsrechter op te treden. Oplossingen voor zulke problemen kunnen worden gevonden (a) door ze in de gezinsraad te bespreken (zie hoofdstuk 33), waarin de kinderen de kwestie kunnen regelen met hulp van hun ouders, of (b) door de kinderen deze zaken onderling te laten regelen.
TOEPASSING OP HET VOORVAL MET HET WATERPISTOOL
Er is sprake van twee problemen: 1. het kind bedelt om geld, en 2. het kind heeft gereedschap gebruikt en dit niet teruggelegd. Laten we eens bekijken hoe deze twee problemen kunnen worden opgelost in de gezinsraad:
Vader: ‘Walter vroeg gisteren een gulden om een waterpistool te kopen.’
Walter: ‘Alfred heeft er een en ik wil er ook een hebben. Waarom mag dat niet?’
Moeder: ‘Alfred heeft hem gekocht van het geld dat hij van oma heeft gekregen.’
Walter: ‘Nou, ik heb niets van oma gekregen.’
Moeder: ‘Hij heeft het voor zijn verjaardag gekregen. Hij heeft mij gevraagd of ik dat waterpistool voor hem wilde kopen en dat heb ik gedaan. Alsjij jarig bent, kun je ook kopen wat je wilt voor het geld dat je van oma krijgt.’
Walter: ‘Maar ik wil nu een waterpistool. Dan kunnen we samen spelen.’
Moeder (tegen vader): ‘Ik denk dat we Walter en Alfred allebei zakgeld moeten geven. Daar kunnen ze dan mee doen wat ze willen.’
Vader: ‘Zouden ze dat geld niet zelf moeten verdienen?’
Moeder: ‘Misschien wel, maar daar vind ik ze eigenlijk nog te jong voor. Ik denk dat het goed zou zijn als ze geregeld wat geld krijgen.’
Vader: ‘Goed. Hoeveel willen jullie hebben, jongens?’
Alfred: ‘Ik weet het niet.’
Walter: ‘Een gulden.’
Vader: ‘Een gulden! Wat zou je dan willen doen met zo veel geld?’
Walter: ‘Er wat voor kopen.’
Vader: ‘Een gulden per dag? Een gulden per week?’
Walter: ‘Dat weet ik niet.’
Moeder: ‘Ik heb het eens gevraagd aan een paar moeders hier in de buurt. Zij geven hun kinderen ongeveer een kwartje per week.’
Walter: ‘Ik ben groter dan Alfred, dus ik moet meer krijgen dan hij.’
Moeder: ‘Wat vind je van een kwartje voor Alfred en dertig cent voor jou?’
Walter: ‘Goed.’
Alfred: ‘Hoeveel dubbeltjes ‘s een kwartje?’
Moeder: ‘Twee dubbeltjes en een stuiver.
Alfred: ‘Mag ik dat nu hebben?’
Vader: ‘Ja, als we besluiten om jullie zakgeld te geven.’
Alfred: ‘Hoeveel is dertig cent?’
Vader: ‘Dat is een kwartje en een stuiver, of drie dubbeltjes. We zullen dus Alfted elke week een kwartje geven en Walter dertig cent. Dat is dan jullie geld; jullie kunnen ermee doen wat je wilt. Jullie krijgen het elke zaterdagochtend. Goed?’
Walter en Alfred: ‘ja.’
Moeder: ‘Dan is er nog iets waar ik het over wil hebben. Jullie lenen dingen van ons en die leggen jullie dan niet op hun plaats terug. Gisteren hebben jullie mijn naaischaar geleend. Hij lag op de grond tussen een heleboel papier. Ik wil het niet meer hebben dat jullie mijn schaar gebruiken. Jullie hebben zèlf scharen.’
Walter: ‘Ik heb het niet gedaan.’
Vader: ‘Het gaat net zo met mijn gereedschap. Als jullie dat gebruiken, leg het dan altijd weer op zijn plaats. Jullie hebben vorige week mijn hamer gebruikt en hem buiten laten liggen. Hij is helemaal roestig geworden.’
Walter: ‘Mama riep me; ik moest komen eten.’
Vader: ‘De volgende keer dat jullie mijn gereedschap gebruiken en het niet opbergen, zal ik jullie eraan herinneren. Goed? Zullen jullie dat doen - het weer netjes opbergen?’
Walter en Alfred: ‘ja.’
Vader: ‘Als jullie van alles laten slingeren, zullen wij jullie helpen onthouden dat jullie het op moeten ruimen.’
De jongens: ‘Goed.’
MEER VOORBEELDEN
Het gezin Ten Kate ouders en vier kinderen in de leeftijd van 2 tot 6 jaar werd begeleid met betrekking tot gezinsproblematiek. Bij hun derde bezoek vertelden zij, dat ze in hun gezinsraad waren overeengekomen dat de kinderen elke week twintig cent zakgeld zouden krijgen. Het geld werd tijdens de zitting van de gezinsraad uitgedeeld en de kinderen stopten hun geld in portemonneetjes, die elk aan een aparte haak in de hal hingen. Boodschappen werden op zaterdagmiddag gedaan als een gezinsuitje en ieder kind nam dan zijn portemonneetje mee. ‘Maar waarom twintig cent?’, vroeg de counselor. Moeder antwoordde: ‘Dan hebben ze allemaal twee dubbeltjes; ze kunnen er één uitgeven en één bewaren, of ze allebei tegelijk uitgeven. ‘Ze voegde eraan toe: ‘De kinderen hebben alle vier snoepgoed gekocht en mijn man en ik hebben ook iets lekkers uitgezocht. Toen we thuiskwamen, hebben we het een beetje feestelijk gemaakt en met z’n allen zitten snoepen. Maar dat was al onze snoeperij voor de hele week.’ ‘Het klinkt goed , zei de counselor.
Meneer Holsman, een accountant, had zijn kantoor aan huis. Hij woonde dicht bij het strand. Vanwege de vochtige lucht dekte hij zijn schrijfmachine altijd af met een hoes. Hij had twee kinderen, Laura van 11 en Bennie van 12 jaar. Op een dag vroeg Bennie of hij de schrijfmachine mocht gebruiken. De vader zei tegen beide kinderen: ‘Ik heb er geen bezwaar tegen als jullie mijn schrijfmachine gebruiken, als jullie maar aan twee dingen denken. Eén: ruim op als jullie klaar zijn, laat geen vellen papier rondslingeren; en twee: doe de hoes weer over de machine. Als ik merk dat jullie dit niet doen, dan mogen jullie de schrijfmachine niet meer gebruiken tot ik er weer toestemming voor geef’
Beide kinderen gingen hiermee akkoord en alles ging ongeveer een week goed. Op een dag vond vader de hoes van de schrijfmachine op de grond. Hij vroeg de kinderen om opheldering, maar zij ontkenden allebei de machine te hebben gebruikt. In de prullenmand vond vader een getypt vel, waarvan hij vermoedde dat het door Bennie was getikt. Bovendien was Laura’s ontkenning veel heftiger dan die van Bennie. In plaats van Bennie te beschuldigen en hem het gebruik van de schrijfmachine te verbieden, legde meneer Holsman dit verbod echter aan beide kinderen op.
‘Maar’, riep Laura boos, ‘hij heeft hem gebruikt, ik niet. Waarom mag ik hem dan niet gebruiken?’
‘Ik heb hem niet gebruikt’, zei Bennie zonder overtuigingskracht.
‘Het kan me met schelen wie het gedaan heeft’, zei vader, en ik heb ook geen zin om dat uit te zoeken. Het is mijn schrijfmachine en jullie mogen hem de rest van de week geen van tweeën gebruiken. Is dat begrepen?’
Enige dagen later ‘bekende’ Bennie dat hij de schuldige was. Vader sprak opnieuw met de kinderen; en nu gold het verbod alleen nog voor Bennie. Maar als Bennie deze bekentenis niet had gedaan, dan was vaders eerste maatregel blijven gelden. Dit is het principe van unitisme, dat moet worden onderscheiden van gemeenschappelijke straf Als de vader bijvoorbeeld beide kinderen had geslagen of hun zakgeld had ingehouden, dan zou er sprake zijn geweest van straf - en dat zou oneerlijk zijn geweest. Maar zijn eigendom beschermen door te zeggen: ‘Aangezien ik niet weet wie het gedaan heeft, mogen jullie geen van beiden mijn schrijfmachine gebruiken, is volkomen eerlijk, zelfs als een onschuldig kind een voorrecht wordt ontzegd.
Paul van 9 kreeg een erfenis van vijfhonderd gulden en vroeg of hij ermee mocht doen wat hij wilde. Zijn vader en moeder zeiden dat het zijn geld was en dat hij - binnen redelijke grenzen - mocht kopen wat hij wilde. En wat wilde hij? Een motor!
De ouders voerden allerlei argumenten aan om hem van dit idee af te brengen, maar het was vergeefse moeite. Eindelijk, na langdurige gesprekken, gaven zij hem toestemming om een motor te kopen. Op een zaterdagochtend gingen zij met hun zoon naar een motorhandelaar, die natuurlijk direct zei dat Paul daar nog veel te jong voor was. Toen de jongen bleef volhouden, nam de handelaar hem mee voor een wilde proefrit. Het was een zeer geschrokken Paul die van de motor stapte. Deze ervaring had hem van mening doen veranderen. Hij liet tenslotte zijn keus vallen op een fiets met tien versnellingen.
Als de jongen erin was geslaagd de handelaar zo ver te krijgen dat deze hem een motor had verkocht, dan zouden de ouders hun zoon daarna meegenomen hebben naar het politiebureau om te proberen een rijbewijs voor hem te krijgen, wel wetend dat dat niet zou lukken.
In plaats van een woordenwisseling met de jongen aan te gaan, waren de ouders wijs genoeg om schijnbaar toe te geven - om het kind door ervaring te laten leren. Als de jongen er inderdaad in geslaagd was een motor in zijn bezit te krijgen, zou dat voor hem een voortdurende herinnering aan zijn koppigheid geworden zijn, omdat hij er pas jaren later op zou kunnen rijden.
‘Zeg pap, mag ik een elektrische gitaar?’, vroeg Nico van 14. Later op de avond spraken de ouders uitgebreid over zijn verzoek. De volgende dag informeerden ze naar de prijs van zo’n muziekinstrument - het kostte meer dan duizend gulden. Die avond hadden ze een gesprek met Nico.
‘Wat die gitaar betreft - het blijkt dat die meer dan duizend gulden kost.’
‘Dat weet ik.’
‘We hebben er met een muziekleraar over gesproken en hij vindt dat je eerst op een gewone gitaar moet leren spelen. Als je dat eenmaal kunt, kunnen we er eens over praten of we zo’n duur instrument zullen kopen.’
‘Ik wil niet op een gewone gitaar leren spelen. Ik wil een elektrische.’
Hier bleef het voorlopig bij.
In afwezigheid van Nico hadden de ouders nog een gesprek met elkaar. ‘Hij zal een week lang helemaal gek zijn van die gitaar, maar daarna kijkt hij er niet meer naar om en dan zitten wij met een speeltje van duizend gulden’, zei vader. Nou, we kunnen hem niet bij voorbaat al veroordelen’, antwoordde moeder.
De volgende dag, nadat de ouders nog meer informatie hadden ingewonnen, hadden zij weer een gesprek met Nico.
‘Nico, als jij de aanbetaling voor de gitaar doet, zullen wij de rest betalen.’
‘Hè?’
‘Wil je die gitaar hebben?’
‘Ja, dat heb ik toch gezegd.’
‘Nou, dan stellen wij voor dat jij de aanbetaling voor die gitaar doet; daarna zullen wij de rest in maandelijkse termijnen betalen.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Als we hem op afbetaling kopen, kost hij geen duizend gulden, maar elfhonderd. Jij doet de aanbetaling - de eerste honderdvijftig gulden. Dan zullen wij de rest betalen. Ik zal het voor je opschrijven.’