HET PROBLEEM
(Dit voorval werd ons meegedeeld door mevrouw Bronia Grunwald.)
Het was me het dagje weer wel geweest, dacht mevrouw Eversen, terwijl ze op de thuiskomst van haar man wachtte. Om een uur of 9 had de conciërge van Hans’school gebeld om te zeggen dat Hans (13) niet op school was verschenen. Toen hij en zijn zusje Janny die middag thuiskwamen, hadden ze hun rapport bij zich. Hans had twee vijven en vier onvoldoendes. Hij was achtentwintig keer te laat gekomen en was vier keer niet op school geweest (voor zover mevrouw Eversen zich kon herinneren, had hij - wegens ziekte - maar twee dagen de school verzuimd. Janny (10) had één voldoende, vier vijven en één onvoldoende. Bij haar rapport was een briefje, waarin mevrouw Eversen werd verzocht erop toe te zien dat Janny in het vervolg haar huiswerk maakte en te controleren of ze het goed gedaan had, omdat haar huiswerk - áls ze het al gemaakt had er meestal uitzag alsof ze er nauwelijks tien minuten aan had besteed. En toen (en dit overtrof alles) kwam er met de post een brief over haar jongste kind, Eddy van 5, waarin mevrouw Eversen werd gevraagd eens met hem naar de dokter te gaan; misschien mankeerde hem iets en had hij medicijnen nodig, want hij had er erg veel moeite mee om stil te zitten en opdrachten uit te voeren.
Wat een toestand! Mevrouw Eversen dacht na: ‘Wat zal mijn man zeggen?’
BESPREKING
Dergelijke situaties, die voortvloeien uit moeilijkheden op school, komen in duizenden gezinnen voor en worden door de ouders meestal gezien als uiterst belangrijke zaken. De meeste ouders willen maar al te graag alles doen wat in hun macht ligt om de schoolloopbaan van hun kinderen succesvol te doen zijn. Velen menen werkelijk dat zijzelf en het gezin een verlengstuk zijn van het schoolsysteem. Ze controleren of het kind zijn huiswerk wel maakt en controleren dan ook nog of hij het goed heeft gedaan. Er heerst grote bezorgdheid over rapporten en de kinderen worden ernstig gewaarschuwd dat ze niet verder kunnen leren als hun resultaten onvoldoende zijn.
Wat zouden ouders thuis moeten doen ‑ en niet moeten doen ‑om hun kinderen op school te kunnen helpen?
OPLOSSING
Ons antwoord is tweeledig: het ene heeft betrekking op het verbeteren van de houding van het kind; het andere op het verbeteren van de houding van de ouders.
Ouders zouden het kind moeten motiveren tot leren en zouden hem moeten leren er plezier in te hebben.
Een kind de les lezen is in het algemeen nutteloos. Evenmin heeft het zin, hem te vertellen dat school noodzakelijk is om in zijn latere leven succes te hebben of om gelukkig te worden. Het heeft ook geen nut, vergelijkingen te trekken tussen hem en andere kinderen, of uitvoerig in te gaan op alle fouten die u, de ouder, in uw eigen schooltijd hebt gemaakt. Er zijn andere stappen die u kunt nemen - stappen die meer resultaat opleveren.
Aan tafel kunt u praten over interessante intellectuele onderwerpen zoals religie, politiek, geschiedenis, natuurwetenschappen, kunst, muziek. Zoek in kranten en tijdschriften en oriënteert u op onderwerpen die zich voor discussie lenen. Als de kinderen hun mening durven geven, moedig hen dan aan door naar hen te luisteren.
Volg zelf cursussen, hetzij in pottenbakken bij het plaatselijke creativiteitscentrum, hetzij in geschiedenis of filosofie aan de universiteit - het doet er niet toe wat. Maak uw huiswerk openlijk en spreek over uw cursus.
Neem een abonnement op een populair-wetenschappelijk tijdschrift waar zowel de kinderen als de volwassenen in uw gezin belangstelling voor hebben. Haal goede schilderstukken in huis in plaats van kunst van het kalendertype; koop goede muziek op plaat of band en breng deze ten gehore. Neem hen mee naar toneelvoorstellingen en (promenade)concerten.
Nodig mensen bij u thuis uit en praat dan niet over televisieprogramma’s of over schokkende plaatselijke gebeurtenissen, maar probeer het gesprek in andere banen te leiden.
Zorg ervoor dat u boeken, encyclopedieën, atlassen, almanakken en andere naslagwerken bij de hand hebt. Een goede globe is nuttig. Een telescoop om de sterren te bestuderen en een microscoop om water, bladeren en insecten te onderzoeken, zullen de belangstelling voor de wereld der natuur prikkelen.
Speelgoed van opvoedende en wetenschappelijke aard, zoals scheikundedozen, kan zeer de moeite waard zijn. Opvoedkundig spel kan al vroeg beginnen. (Genevieve Painter: Teach your baby. CornerstoneLibrary/Simon & Schuster, New York, 1982) Spelletjes zoals scrabble zijn waardevol om kinderen alert te maken op het gebruik van hun woordenschat.
Moedig hen op alle mogelijke manieren aan om de wereld van het verstand binnen te gaan.
Kortom: als u wilt dat uw kinderen belangstelling krijgen voor leren, is het beter hen te leiden dan hen te dirigeren of te dwingen. Door hen te dwingen, bereikt u alleen maar dat ze een hekel aan school krijgen, maar door hen te leiden, is het mogelijk hun belangstelling te wekken. Als een kind al andere interesses heeft gekregen, of als hij zwakke verstandelijke vermogens heeft, kunnen zelfs deze stappen hun doel missen. In ieder geval moet u dit niet vergeten: de zekerste manier om niet te bereiken dat kinderen iets willen doen, is: proberen hen te dwingen.
Welke houding zou de ouder moeten aannemen met betrekking tot de school?
Laat - tot de uiterst toelaatbare grens - de school een zaak van het kind zijn. Hij gaat in de eerste plaats voor zichzelf naar school en niet voor u.
Laat - tot de uiterst toelaatbare grens - de school het onderwijs van uw kind aanpakken; laat de ter zake kundige mensen hem onderwijzen en begeleiden. Behalve in zeer uitzonderlijke gevallen zal uw inmenging waarschijnlijk meer schade dan steun betekenen.
Doe geen werk dat de school moet doen, zelfs als het onderwijzend personeel u dat vraagt. Weiger vriendelijk, u te mengen in conflicten tussen het kind en de school. Weiger het huiswerk van uw kind te controleren of hem aan te sporen dit binnen een bepaald tijdsbestek te maken.
Maak zijn huiswerk niet voor hem, maar help hem wel als hij u vraagt hem de tafels van vermenigvuldiging en dergelijke te overhoren. Wijs hem liever op naslagwerken dan dienst te doen als een wandelende encyclopedie. ‘Hoe schrijf je "klandizie "?’, vraagt het kind. Moeder zou hem dan moeten aanraden, het woord op te zoeken in het woordenboek.
Beloon of straf een kind niet voor zijn schoolwerk. Als hij goede resultaten behaalt, raak dan niet in extase; als hij onvoldoendes haalt, bekritiseer hem dan niet.
Toon echter wel belangstelling voor het schoolwerk van uw kind. Stel vragen over wat hij leert en wees bereidwillig en geduldig als hij wil laten zien hoe hij een moeilijk karwei klaart -zoals bijvoorbeeld het trekken van een vierkantswortel.
Word lid van en wees actief in het oudercomité van de school. Stel belang in de soort school waar uw kind naar toe gaat.
OPLOSSING, TOEGEPAST OP HET PROBLEEM VAN DE EVERSENS
Na een onderhoud met een counselor had mevrouw Eversen een gesprek met de kinderen.
‘Van nu af aan is de school jullie zaak. Ik bemoei me niet meer met jullie schoolwerk. Als jullie huiswerk hebben, dan is het aan jullie om dat te maken - ik zal jullie er niet aan helpen herinneren; ik zal het ook niet controleren. Ik herhaal: van nu af aan is de school jullie zaak. Hebben jullie dat begrepen?’
‘Wil je me dan met helpen met mijn huiswerk als ik het niet kan?’, vroeg Janny.
‘Nee’, zei moeder. ‘Huiswerk is jullie probleem, niet het mijne. Als je op school oplet, weetje best hoe het moet. Ik wil dat jullie een goede opleiding krijgen, maar ik ga niet jullie werk voor je maken.’
Moeder had ook een gesprek met Janny’s onderwijzeres, toen deze opbelde om te zeggen dat Janny haar huiswerk niet maakte.
‘Het spijt me’, zei mevrouw Eversen, ‘maar mij is aangeraden niet langer toe te zien op Janny’s huiswerk. Ik ben bang dat dat een zaak is tussen u en Janny.’
‘Maar mevrouw Eversen’, klaagde juffrouw Smits, ‘zij maakt gewoon haar huiswerk met! U moet het echt controleren.
‘Ik doe het eenvoudig met meer. U bent haar onderwijzeres en u heeft mijn toestemming om te doen wat u wilt om haar zo ver te krijgen dat ze haar huiswerk maakt. Ik ben verantwoordelijk voor haar gedrag thuis en voor haar karweitjes hier, maar u moet ervoor zorgen dat ze haar schoolwerk maakt. Als ze dat niet doet, geef haar dan maar onvoldoendes, laat haar nablijven, desnoods blijft ze zitten aan het eind van het jaar. Ik heb er meer dan genoeg van om te controleren of ze haar huiswerk wel gemaakt heeft en of ze dat wel goed gedaan heeft, of wat dan ook. De school is haar zaak en uw zaak. Hoe meer ik me ermee bemoei, hoe slechter het voor haar is.’
Mevrouw Eversen sprak ook met de onderwijzeres van kleine Eddy: ‘Het spijt me, mevrouw Van Dalen, dat mijn Eddy zich op school niet goed gedraagt. Als u hem niet aankunt, stuurt u hem dan maar terug; dan zal ik hem thuishouden. Ik ga niet met hem naar de dokter om hem kalmerende middelen te laten voorschrijven. De kinderarts zegt dat hij een actieve, ondernemende, normale jongen is. Als hij zich niet goed aanpast op school, hoeft dat niet noodzakelijkerwijs aan hem te liggen, maar het kan ook aan de school liggen - of hij is eenvoudig nog niet aan school toe. Thuis ben ik nu met een soort heropvoeding van Eddy bezig. We pakken onze kinderen nu op een nieuwe manier aan: we confronteren ze met de logische gevolgen van hun gedrag. Misschien dat Eddy op die manier leert een tijdje stil te zitten.’
Mevrouw Eversen zei tegen haar man: ‘Van nu af aan is de school, wat mij betreft, het probleem van de kinderen. Ik zal zorgen dat ze krijgen wat ze nodig hebben, schriften en pennen en zo. Ik zal ervoor zorgen dat ze niet thuisblijven als ze op school horen te zitten. Maar ik zal ze niet aan hun hoofd zeuren over hun huiswerk of me opwinden over hun cijfers. Rapporten zal ik tekenen zonder commentaar, tenzij de kinderen erom vragen. Ik zal naar de ouderavonden gaan en zien of ik niet het een en ander kan veranderen. Ze praten maar over de aanschaf van nieuwe shirtjes voor het voetbalelftal; ze moesten meer aandacht besteden aan het onderwijs dat de kinderen krijgen.’
Als gevolg van moeders nieuwe benadering begonnen de kinderen betere resultaten te boeken en gingen ze zich op school beter gedragen. Mevrouw Eversen begon tot de ontdekking te komen dat ze nu meer tijd had voor andere dingen. Ze ging deelnemen aan een studiegroepje, waar ze naar hartelust gesprekken op een meer intellectueel niveau kon voeren.
MEER VOORBEELDEN
Een moeder belde een counselor nadat haar 16 jaar oude zoon zijn vader een klap had gegeven en was weggelopen. De onenigheid betrof de school. Toen de ouders voor een gesprek bij de gezinstherapeut kwamen, ging de vader tekeer over zijn zoon; hij zei dat de jongen alleen maar belangstelling had voor voetballen, niet wilde leren, zijn huiswerk niet maakte, slechte cijfers haalde, geen universitaire of beroepsopleiding zou kunnen volgen, enzovoorts.
Later had de counselor een gesprek met vader en zoon samen. De vader herhaalde zijn klachten; de zoon gaf uiting aan zijn gebrek aan belangstelling voor school en gaf blijk van een flinke wrok tegen zijn vader vanwege de vele jaren van gezeur over school.
De counselor adviseerde dat de vader zich van nu af aan helemaal niet meer zou bemoeien met het onderwijs van zijn zoon, dat hij dat over zou laten aan de jongen zelf. De zoon was opgetogen over dit advies en uiteindelijk beloofde de vader met tegenzin dat hij zich eraan zou houden.
De jongen ging van school, zocht een baantje en werkte een jaar. Toen meldde hij zich aan bij het VWO, maar werd niet toegelaten. Hij ging naar de avondschool, werkte hard, deed staatsexamen en slaagde. Nu bezoekt hij de universiteit.
Toen de counselor opnieuw een gesprek met de jongen had, zei deze: ‘Ik denk nu dat mijn vader gelijk had, maar ik wilde gewoon niet naar hem luisteren. In het jaar dat ik werkte, heb ik gemerkt dat onderwijs belangrijk is. Maar - ik moest daar zelf achter komen.’
Mevrouw Van Houten was een erg goede moeder. Iedere avond hielp ze haar zoon met zijn huiswerk. Ze vond het erg belangrijk dat hij goede resultaten zou behalen op school. Hij was erg volgzaam en leerde snel. Toch bleef zijn onderwijzeres zeggen dat hij in de klas niet meedeed en niet oplette. Mevrouw Van Houten zei tenslotte tegen de onderwijzeres: ‘Ik begrijp niet waarom hij bij mij wel oplet en bij u niet.’
De onderwijzeres merkte op: ‘Als u niet zou proberen mijn werk te doen, als u ermee zou ophouden hem les te geven, dan zou hij bij mij misschien beter opletten.’
Die mogelijkheid was nooit bij mevrouw Van Houten opgekomen, maar deze suggestie leek nog niet zo gek. Zij stopte dus met de privé-lessen en zei tegen haar zoon dat de school de plaats was waar hij hulp moest vragen voor zijn huiswerk. En inderdaad, na korte tijd begon de jongen op te letten op school. Waarom zou hij op school opletten als hij thuis een privé-onderwijzeres had?
Richards vader was de onvoldoendes van zijn zoon beu en zei tegen hem: ‘Ik geef je e honderd gulden voor elke voldoende die je haalt.’ Twee maanden later kwam de zoon thuis met een rapport waarop vijf voldoendes prijkten.
‘Waar blijf je nou met mijn vijfhonderd gulden?’, vroeg de jongen, want hij had al een fiets uitgezocht.
‘Hier heb je vijf gulden’, zei de vader. ‘Ik maakte maar een grapje over die honderd gulden voor elke voldoende. Ik wilde alleen maar zien of je voldoendes kon halen als je er echt je best voor deed. Nu weet ik dat ie het kunt, als je maar wilt.’
‘Nou, op m’n volgende rapport heb ik alleen maar onvoldoendes. Dat kan ik je verzekeren.’
En dat is precies wat er gebeurde.
Marcel ging van school af toen hij 15 was; hij ging bij zijn vader op de boerderij werken. Toen hij 17 was, werd hij beroepsmilitair. Hij bleef zes jaar in dienst. Op 23-jarige leeftijd ging hij naar het volwassenenonderwijs, studeerde vervolgens medicijnen en op zijn 30e was hij arts.
SAMENVATTING
Eén van de ernstigste en meest voorkomende fouten die ouders maken, is dat ze zich bemoeien met het onderwijs van hun kinderen. Ouders zouden moeten proberen hun kinderen indirect te motiveren door thuis een intellectuele atmosfeer te scheppen. Dat is beter dan hun kinderen de les te lezen en kritiek uit te oefenen, hen te straffen en te prijzen.
De school is een zaak van het kind, en moet dat ook zijn. Help hem met, houd geen toezicht, lever geen kritiek. Vertrouw op de natuurlijke wens van het kind om zichzelf te ontwikkelen. En onthoud: hoger onderwijs is niet voor iedereen een ‘must’.