HET PROBLEEM
Mevrouw De Roos keek op de klok: even over half 6. Toen keek ze de kamer rond. Een bende! Boeken, papier, speelgoed en spelletjes lagen overal verspreid. Onder de tafel zaten Tom en Freek te spelen, 7 en 8 jaar oud. ‘Vooruit, opschieten en opruimen. Berg al jullie spullen op. Papa komt zo thuis en jullie weten dat hij niet van rommel houdt.’ Toen hoorde ze gesis van overkokend water en ze rende naar de keuken. Een minuut later riep ze: ‘Hebben jullie je spullen opgeruimd?’ Haar snerpende stem deed de kinderen opstaan en rondkijken. Freek pakte een autootje op, bracht het naar zijn kamer en gooide het op zijn bed, waar al een tiental andere dingen lag. De vloer van zijn kamer was bezaaid met speelgoed en andere spulletjes waarop kinderen zo gesteld zijn. Moeder schreeuwde opnieuw en Tom pakte een autootje dat van Freek was. Toen Freek dat zag, kregen ze ruzie. Op dit moment kwam vader thuis. Toen hij de rommelige keuken en kamer zag, ontplofte hij. ‘Altijd als ik thuiskom, ziet het huis er uit als een zwijnenstal!’, riep hij, toen zijn vrouw naar hem toekwam om hem te begroeten. Haar zenuwen knapten. ‘Doe jij het dan, als je het allemaal zo goed weet!’, zei ze en ze liep driftig weg.
Vader keek verbeten en antwoordde niet. Hij liep naar het televisietoestel en zette het af. De kinderen keken verbaasd op. ‘Kom, padvinders’, zei vader met geforceerde opgewektheid. ‘Het is zó tijd om te gaan eten. Laten we eens even opruimen.’ Met tegenzin begonnen de jongens hun speelgoed op te rapen, terwijl vader hen hielp. ‘Hoe lang zal het nog duren vóór ze leren voor hun spullen te zorgen en een beetje netjes te zijn?’, dacht vader.
BESPREKING
Wat betreft ordelijkheid maken twee soorten mensen het anderen niet gemakkelijk: de dwangmatige pietjes precies en de dwangmatige sloddervossen. Sommige mensen raken ervan ondersteboven als iets niet op zijn plaats staat; anderen lijken daar niets om te geven en laten alles achter zich slingeren. Slordigheid, ruzie maken en luiheid zijn de ‘grote drie’ bij de conflicten in het gezin. De meeste kinderen zijn niet ordelijk en netjes. In werkelijkheid is een erg net kind waarschijnlijk niet echt gelukkig - het zou kunnen dat hij probeert zich erg goed voor te doen.
Hoe zouden ouders hun kinderen moeten trainen om redelijk netjes en ordelijk te zijn?
OPLOSSING
Zoals gebruikelijk als we een nieuwe opvoedingstechniek op kinderen toepassen, moeten we deze eerst van tevoren met hen bespreken: wat wij van hen verwachten en waarom, en wat we zullen doen als zij zich niet aan de regels houden. De kinderen moeten de nieuwe benadering niet alleen begrijpen, maar zullen deze ook moeten goedkeuren. Communicatie kan pas dan effectief zijn als deze in alle rust (dus zonder geschreeuw) plaatsvindt en als iedereen echt luistert. Om deze reden is de gezinsraad (zie hoofdstuk 33) de beste plaats om veranderingen te introduceren. Maar de ouders moeten geen nieuwe procedure voorstellen vóór zij deze goed hebben overdacht en vastbesloten zijn deze gedragslijn te volgen met kalme vastberadenheid en niet aflatende consequentie.
Laten we nu eens aannemen dat de ouders een slordig huis beu zijn - ze willen hun kinderen orde en netheid bijbrengen en ze zijn bereid om daar de nodige tijd en inspanning aan te besteden.
De ouders moeten beslissen welke gedeelten van het huis de kinderen op orde moeten houden; welke vertrekken voor het hele gezin bestemd zijn en welke voor de ouders. Voor elk van deze vertrekken kunnen afzonderlijke regels worden vastgesteld. Bijvoorbeeld: (a) je kunt doen wat je wilt in je eigen kamer; (b) je mag niet in onze slaapkamer spelen; en (c) je kunt rommel maken in de kamer, in de keuken en in de tuin, maar je moet het wel zelf opruimen.
De volgende stap is: de ouders moeten de nieuwe regeling grondig met de kinderen bespreken, inclusief de regels om er de hand aan te houden (logische gevolgen), en de instemming van de kinderen verkrijgen.
Als een kind ’vergeet’ op te ruimen, moet hij er aan worden herinnerd.
Dat moet worden gedaan op tijdstippen die de ouders goed uitkomen, maar die het kind ongelegen komen, zoals tijdens een televisieprogramma of vlak vóór het eten.
De ouders hoeven niets voor het kind te doen (zoals hem te eten geven) totdat hij heeft gedaan wat was afgesproken.
Hebben de kinderen eenmaal enig gevoel voor orde en netheid verworven, dan moeten de ouders er zorgvuldig op letten dat zij prompt reageren op eventuele overtredingen: als ze dan niet onmiddellijk handelend optreden, kan de situatie weer worden als voorheen. Onthoud dat kinderen gewoonlijk nieuwe regels pas aanvaarden na enige aanvankelijke weerstand en dat ze, na een periode van meewerken, dikwijls de ouders weer uitproberen - het tweede offensief. Dit tweede offensief vraagt om standvastigheid; laat u niet ontmoedigen en houd nauwgezet vast aan de nieuwe procedures. Er kan zelfs een derde offensief komen.
TOEPASSING OP TOM EN FREEK
Toen de ouders besloten hadden wat ze wilden doen om het probleem van de rommel in huis aan te pakken, hadden ze een gesprek met hun jongens.
Vader: ‘Moeder en ik hebben het erover gehad hoe we het huis netjes kunnen houden. Wij willen dat jullie leren dat je je spullen opbergt. Er is al veel ruzie over gemaakt. Voortaan doen we dat niet meer.’
Moeder: ‘En we gaan jullie geen straf geven.’
Tom: ‘Hoera!’
Freek: ‘Mooi zo.’
Vader: ‘Dus van nu af aan verwachten wij dat jullie opruimen vóór we aan tafel gaan.’
Tom: ‘Wat bedoel je?’
Vader: ‘Jullie kunnen in je eigen kamer doen wat jullie willen. Maar in de keuken, de badkamer, de kamer en de hal moeten alle boeken en al het speelgoed opgeruimd worden. En pas als dat gebeurd is, geeft moeder jullie te eten.’
Tom: ‘En dat noem je geen straf?’
Freek: ‘ja zeg - kinderen niet te eten geven!’
Moeder: ‘Ik wil dat jullie eten. Dat weten jullie. Maar jullie krijgen niet te eten vóórdat jullie spullen zijn opgeruimd. Dat is geen straf. Dat is om jullie te helpen onthouden dat jullie op moeten ruimen.’
Vader: ‘En ‘s avonds, vóór jullie naar bed gaan, kunnen jullie maar beter controleren of alles opgeruimd is, want zo niet, dan zal ik jullie eraan herinneren.’
Tom: ‘En als ik dan al slaap?’
Vader: ‘Dan maak ik je wakker. Ik wil dat jullie leren met ons samen te werken.’
Tom: ‘Oké. Ik zal mijn spullen opruimen.’
Freek: ‘Tom maakt de meeste rommel van ons tweeën.’
Vader: ‘En dan nog wat: ik wil niet dat er nog eens zoiets gebeurt als gisteren met die speelgoedauto.’
Moeder: ‘Wat was dat?’
Vader: ‘Ik vroeg de kinderen of ze die auto op wilden bergen. Hij stond midden in de keuken op de grond. Iemand had erop kunnen trappen, of erover uit kunnen glijden, en had zich pijn kunnen doen. Tom zei dat die auto niet van hem was, dat hij hem aan Freek had gegeven; Freek zei dat hij van Tom was. Dus moest ik hem opbergen: ik heb hem in de vuilnisbak gegooid. Toen haalde Freek hem eruit.’
Tom: ‘Zie je wel - hij was van hem!’
Freek: ‘Nu is hij van mij. Jij zei dat hij niet van jou was.’
Vader: ‘Van nu af aan moet dat gekibbel afgelopen zijn. Jullie krijgen geen van tweeën te eten voordat alles opgeruimd is.
Tom: ‘Dat is niet eerlijk. Als het nou zijn spullen zijn?’
Vader: ‘Het kan me niet schelen wie z’n spullen het zijn of wie ze daar heeft neergelegd - daar gaan we geen ruzie over maken. Als één van jullie hier overal rommel laat liggen, dan eten jullie geen van beiden vóórdat er is opgeruimd. Jullie moeten met elkaar maar uitmaken wie wat heeft laten liggen.
Hetzelfde geldt voor ‘s avonds. Als ik iets zie rondslingeren, zal ik jullie allebei wakker maken als dat nodig is, en ik zal dat blijven doen totdat de spullen worden opgeruimd. Begrijpen jullie dit allebei?’
Tom: ‘ja. Maar ik vind het nog steeds niet eerlijk.’
Vader: ‘Vertel me eens: wat is dan wel eerlijk?’
Torn: ‘Uitzoeken wie het gedaan heeft. Je moet mij geen straf geven als Freek iets heeft laten liggen.’
Vader: ‘Maar veronderstel nou eens dat jij zegt dat Freek het heeft laten liggen en hij zegt dat jij dat gedaan hebt - hoe moet dat dan?’
Tom: ‘Laat Freek en mij dat dan uitzoeken.’
Vader: ‘Wat vind jij daarvan, Freek?’
Freek: ‘Ja, dat vind ik goed.’
Moeder: ‘Dat lijkt mij ook eerlijk. Als de kinderen het er met elkaar over eens kunnen worden wie wat heeft laten liggen en ieder ruimt zijn eigen spullen op, mooi zo; zo niet, dan eten ze niet voordat ze het met elkaar hebben geregeld.’
Vader: ‘Goed, maar als jullie er niet uitkomen, dan gaan wij dat niet voor jullie regelen. Als ik bijvoorbeeld in de keuken kom als jullie allebei al in bed liggen, en ik vind iets van jullie op de grond, wat moet ik dan doen?’
Tom: ‘Freek wakker maken, of mij - wie dat daar heeft laten liggen.’
Vader: ‘Stel dat het een boek is en dat ik niet weet van wie het is?’
Tom: ‘Hè, is een boek in de keuken nou zo erg? Moeten we alles zó netjes opruimen?’
Moeder: ‘Ik loop de hele dag achter jullie aan. Ik schaam me als er onverwachts iemand komt - dan kan ik eerst jullie spullen op gaan ruimen.’
Tom: ‘Mevrouw Kuipers gooit alles gewoon in een doos en de kinderen moeten hun spullen dan zelf uitzoeken. Waarom doe je dat met?’
Moeder: ‘Ik wil dat jullie verantwoordelijkheid leren. Waarom moet ik alles achter jullie opruimen? Dat is niet eerlijk tegenover mij.’
Tom: ‘Oké. Ik begrijp niet waarom je er zo’n drukte over maakt.’
Moeder: ‘Ik wil alleen maar dat jullie mij eerlijk behandelen. Ik wil dat jullie leren meewerken. Begrijpen wij elkaar allemaal goed?’
Beide kinderen knikten en zo had het gezin overeenstemming bereikt over principes en procedures.
Toen vader de volgende dag thuiskwam, was hij blij te zien dat de kamer was opgeruimd. Met etenstijd kwamen de kinderen aan tafel. Ze wilden juist het eten op hun bord scheppen, toen moeder zei: ‘Jullie kunnen gaan eten als jullie alles opgeruimd hebben.’
Tom: ‘Wat?’
Freek: ‘Wat?’
Moeder: ‘Eerst alles opruimen, dan eten.’
Tom: ‘Wat ligt er dan niet op z’n plaats?’
Moeder: ‘Dat moeten jullie zelf uitzoeken. Ik heb net iets in de badkamer gevonden dat daar niet hoort.’
Tom stond op, ging naar de badkamer en kwam terug met de mededeling: ‘Het is Freek z’n bootje.’
Hij ging zitten. De kinderen keken elkaar aan, ieder vastbesloten te gaan eten, ieder vastbesloten een twistpunt te maken van die boot.
Moeder en vader aten. De kinderen keken toe. Eindelijk stond Freek op en ging in de badkamer kijken.
Freek: ‘Het is mijn bootje, maar Tom heeft er het laatst mee gespeeld en hij heeft het in de badkamer laten liggen. Maar goed, ik heb het nu opgeruimd.’
Moeder (glimlachend): ‘Mooi zo. Dan kunnen we nu allemaal gaan eten.’
Tegen bedtijd zelden de kinderen welterusten, wasten zich en gingen naar bed. Moeder zag een puzzel en een kinderboek onder een stoel in de huiskamer liggen. Ze ging naar de kinderslaapkamer en klopte op de deur.
‘Wat is er?’, vroeg Tom.
‘Er ligt nog iets in de kamer’, zei ze en ging weer weg.
Geen van de kinderen stond op.
Vijftien minuten later klopte moeder weer op de deur. Geen antwoord. Ze klopte harder, tot eindelijk Tom slaperig vroeg wat er aan de hand was. In plaats van te antwoorden, liep ze weer naar de huiskamer.
‘Waarom heb ie ze niet verteld waarvoor je ze wakker maakte?’, vroeg vader.
‘Ik heb het ze één keer gezegd en dat is genoeg’, antwoordde moeder. ‘Ik ben niet van plan ze te laten slapen voordat die twee dingen zijn opgeruimd en het kan me niet schelen hoe lang het duurt.’
Vijftien minuten later klopte ze weer hard op de deur. Tom kwam de huiskamer in en keek met glazige ogen rond. ‘Waar ligt het?’, vroeg hij.
Geen van de ouders antwoordde.
‘Willen jullie het niet zeggen?’, vroeg hij kwaad.
De ouders gaven nog steeds geen antwoord.
Hij keek rond, raapte de puzzel op en ging weer naar bed. Het boek liet hij onder de stoel liggen.
Vijftien minuten later klopte vader op de deur van de jongenskamer. Geen antwoord. Nu sloeg hij met zijn vlakke hand op de deur, tot hij de jongens wakker hoorde worden. Zonder iets te zeggen, ging hij terug naar de huiskamer. Vijftien minuten later herhaalde hij het kloppen, tot hij de kinderen hoorde vragen wat hij wilde. Hij gaf geen antwoord, maar trok zich terug voor de televisie. Toen hij een kwartier later weer opstond om opnieuw te gaan bonzen, merkte hij dat één van de kinderen het boek had opgeraapt terwijl hij naar de televisie zat te kijken.
Het duurde ongeveer tien dagen vóór de kinderen aan de nieuwe gang van zaken gewend waren. Gedurende die periode controleerden beide ouders het huis vóór elke maaltijd en elke avond vóór bedtijd. Tenslotte waren de kinderen zo ver dat ze, als het tijd was om te gaan eten of om naar bed te gaan, al hun speelgoed netjes opgeborgen hadden.
In dit voorval is een nieuw element ingebracht, dat wij ‘unitisme’ noemen - de kinderen op dezelfde manier behandelen als slechts één van hen ‘schuldig’ is, maar de ouders niet (kunnen) weten wie dat is. Hoewel het niet eerlijk lijkt, beide kinderen eronder te laten lijden als één van hen weigert zijn spullen op te ruimen, hebben wij ondervonden dat ‘unitisme’ beter is dan te proberen zich met ieder kind apart in te laten. In het volgende voorbeeld zien we waarom.
Moeder: ‘Freek, als je je vrachtauto hebt weggezet, kun je komen eten.’
Freek: ‘Tom heeft hem van mij geleend; hij heeft ermee gespeeld. Hij heeft hem gepakt zonder te vragen. Je moet tegen hem zeggen dat hij hem moet opbergen.’
Moeder: ‘Wat vind jij ervan, Tom?’
Tom: ‘Ik heb er niet mee gespeeld. Freek en Bennie van hiernaast hebben er het laatst mee gespeeld!’
Freek: ‘Dat is niet waar! Ik heb die auto op de bank gevonden. Tom had er met viltstift op getekend. Bennie en ik hebben hem schoongemaakt.’
Moeder: ‘Waarom heb je hem toen niet teruggegeven?’
Freek: ‘Tom had hem moeten teruggeven. Hij heeft hem uit de kast gehaald.’
Tom: ‘Dat is niet waar! Ik heb die auto op de bank gevonden. Ik denk dat Freek hem daar heeft neergelegd. Ik heb er alleen maar voor de lol op getekend.’
Moeder: ‘Dat had je niet moeten doen.’
Tom: ‘Dan moet hij maar beter op zijn spullen passen.’ ... Enzovoorts, enzovoorts, enzovoorts.
Het toepassen van ‘Unitisme’
Moeder: ‘Jongens, jullie kunnen komen eten als die vrachtauto opgeborgen is.’
Freek: ‘Tom heeft hem uit de kast gehaald.’
Moeder zwijgt.
Tom: ‘Niet waar.’
Moeder zwijgt.
En moeder blijft zwijgen en geeft geen van beide kinderen te eten tot de vrachtauto is opgeborgen. Ze weigert zich te laten betrekken in discussies over de vraag van wie die vrachtauto nu is, wie hem heeft gepakt en wie verantwoordelijk is.
MEER VOORBEELDEN
Mevrouw Van der Meer keek de counselor recht aan en zei uitdagend: ‘Wij hebben een probleem dat absoluut onoplosbaar is. We hebben werkelijk alles geprobeerd.’
‘Wat voor probleem is het?’
‘Wij hebben twee badkamers, één voor mijn man en mij, en één voor de kinderen: Dick, onze zoon van 11, en onze twee dochtertjes van 10 en 6. Als Dick een plas moet doen, wil hij de wc-bril niet omhoog zetten, met het gevolg dat die vaak nat is.
‘Wat gebeurt er dan?’
‘Als de meisjes zien dat de bril nat is, komen ze het aan mij of aan mijn man vertellen. Maar soms merken ze het te laat en dan worden ze nat.’
‘En dan?’
‘Dan gaan we naar Dick toe en vragen hem waarom hij de bril niet omhoog heeft gezet. Zijn antwoord is altijd: “Ik ben het vergeten.” ‘ En dan laten we het hem schoonmaken.’
‘Hoe lang duurt dit nu al?’
‘Zolang hij staande een plasje doet.’
‘Hebt u ook een andere manier geprobeerd om hem bij te brengen dat hij de bril omhoog moet zetten?’
‘Zoals ik al zei, we hebben alles geprobeerd wat we konden bedenken. We hebben een toepasselijk bordje aan de muur gehangen, zodat hij dat ziet als hij voor het toilet staat. Mijn man heeft eens een klein rubber insect aan de binnenkant van de toiletpot geplakt, zodat hij daarop kon mikken. En natuurlijk hebben we het geprobeerd met slaag. Mijn man heeft hem zelfs de wc-bril laten aflikken. Niets werkt. De meisjes gebruiken soms onze badkamer. We denken er wel eens over de kinderbadkamer aan Dick alleen te geven, maar dat lijkt ons toch niet de beste oplossing.’
‘U hebt dus het gevoel dat u alles hebt geprobeerd en dat niets helpt en dat hij het nooit af zal leren.’
‘Ja.’
De counselor glimlachte en zei: ‘Ik weet een methode die misschien helpt. En wat meer is, het werkt waarschijnlijk al na één keer proberen. Wat vindt u daarvan?’
‘Een operatie?’, vroeg moeder triest.
De counselor lachte. ‘Nee, niet zoiets radicaals. Maar de vraag is, of u bereid bent precies te doen wat ik zeg.’
‘Als het hem geen pijn doet.’
‘Kom nou, mevrouw Van der Meer, denkt u dat ik hem pijn wil doen?’
Wat is het dan?’
‘Het is heel eenvoudig. Zeg hem dit: zodra u merkt dat hij de wc-bril nat gemaakt heeft, zult u hem onmiddellijk vragen de boel schoon te maken –‘
‘Maar dat doen we al viel de moeder hem in de rede. waar hij ook is.’
‘Wat betekent dat?’
‘Precies wat ik zeg.’
‘Maar ik begrijp het niet.’
‘Dat komt wel. Van nu af aan pakt u het zó aan: zo gauw u merkt dat hij de wc-bril nat gemaakt heeft - het doet er niet toe hoe laat het is, dag of nacht - vraagt u hem vriendelijk het schoon te maken.’
‘Maar als hij nu niet thuis is? Hij gaat eerder naar school dan de meisjes.’
‘Dan gaat u naar hem toe, waar hij ook is, en u zegt tegen hem wat u van hem verwacht.’
‘Maar stel dat hij al op school is?’
De counselor glimlachte. ‘Nou, mevrouw Van der Meer, wat denkt u dat ik u in dat geval adviseer?’
De moeder dacht na en uiteindelijk verscheen ook op haar gezicht een glimlach. ‘Bedoelt u dat ik dan naar school moet gaan - dat hij thuis moet komen om de boel schoon te maken?’
De counselor knikte.
‘Maar wat zal dat voor hem betekenen?’, vroeg ze.
De counselor haalde zijn schouders op. ‘Dat weet ik niet. Het hangt van u af, of u het wilt proberen of niet. Maar ik durf wel te zeggen, dat ik het zeer waarschijnlijk acht dat hij op die manier zal leren zijn leven te beteren.’
Moeder schudde haar hoofd. ‘Ik moet dit eerst met mijn man bespreken.’
Enkele weken later kwam de moeder terug bij de counselor en kondigde aan: ‘Het probleem is opgelost. Dick doet het niet meer.
‘Wat is er gebeurd?’
‘Nou, ik heb het besproken met mijn man en hij vond uw idee niet zo gek. We vertelden Dlck wat we van plan waren: als hij de toiletbril weer nat zou maken, zouden we hem ophalen, waar hij ook was, of hij nu aan het spelen was, of in de bioscoop, bij een vriendje, op school, in de kerk - waar dan ook. Hij begreep dat we het meenden en inderdaad hoorden we ongeveer tien dagen lang geen klachten van de meisjes zo lang had hij het nog nooit volgehouden. Maar op een ochtend kwamen de meisjes bij me: hij had het weer gedaan.
Ik controleerde het en het was waar. Hij was net de deur uit, dus ik maakte eerst de afwas af en ging toen naar zijn school. Op school vroeg ik aan de administratrice of zij Dick wilde roepen. Ze wilde weten waarom, maar dat wilde ik haar niet vertellen. Toen heb ik even met de adjunct-directeur gesproken en tegen hem heb ik het verteld. Hij lachte erom en vond dat ik het enig juiste deed. Hij ging Dick halen. Het kind zag spierwit en liep helemaal stram en stijf met me mee naar de auto. Ik zei niets. In de auto ontplofte hij. Ik ben maar uitgestapt en heb de andere kant op gekeken, want hij kreeg een driftbui zoals hij nog nooit gehad heeft. Hij krijste en schreeuwde, hij beet op zijn hand en sloeg om zich heen. Ik wachtte tot hij een beetje gekalmeerd was en toen ben ik weer ingestapt. Onderweg zei hij niets. Toen we thuiskwamen, stampte hij naar binnen, gooide zich op de grond en kreeg weer een driftbui. Hij schreeuwde dat hij nooit meer naar school zou gaan - dat ik hem voor de rest van zijn leven te schande had gezet. Ik heb langzamerhand wel geleerd hoe ik met zijn driftbuien om moet gaan, dus ik ging naar mijn badkamer en zette de radio aan. Ik hoorde -hem naar zijn kamer gaan; hij smeet de deur dicht. Hij riep dat hij nooit, nooit, nooit meer naar die school terugging. Hij bleef van een uur of 9 tot een uur of 11 in zijn kamer. Ik weet niet wat hij deed, maar ik hoorde geen muziek of zo. Eindelijk kwam hij te voorschijn, klaar voor de strijd. Hij begon weer tegen me te schreeuwen en ik luisterde vriendelijk tot hij uitgeraasd was. Toen zei ik: “Dick, het enige wat ik wil, is datje de wc-bril schoonmaakt.” Eerst begon hij weer te schreeuwen en te jammeren, maar op een gegeven moment ging hij weer naar zijn kamer. Om ongeveer half 12 stond hij weer voor me. Hij begon opnieuw tegen me uit te varen, maar ik gaf geen antwoord. Nou, eindelijk maakte hij dan de bril schoon. Ik maakte boterhammen voor ons klaar, met worstjes, maar daar zei ik tegen hem niets over. Hij kwam naar de keuken, griste de worstjes weg en at ze in de kamer op. Om kwart voor 1 - dan is de lunchpauze op school bijna om, want om 1 uur beginnen de lessen weer - om kwart voor 1 dus vroeg hij of ik hem weer naar school wilde brengen. “Natuurlijk zei ik. En dat deed ik. Dat is twee weken geleden en sindsdien hebben we geen klacht meer gehoord. Het lijkt wel alsof er voor alles een oplossing is.’
‘Hebt u het gevoel dat u Dick door deze aanpak schade hebt toegebracht?’
‘Nee, dat geloof ik niet. Hij heeft gewoon de logische gevolgen van zijn gedrag ondervonden. Hij heeft een harde les gehad, maar het was geen straf en hij was van tevoren gewaarschuwd. En als hij ooit de wc-bril weer nat maakt, dan kom ik hem halen, waar hij ook is - en dat weet hij.’
‘En wat hebt u geleerd, mevrouw Van der Meer?’
‘Dat straf niet helpt. Mijn man heeft Dick verscheidene keren werkelijk afgerost en we hebben hem op een heleboel andere manieren gestraft. We hebben hem een keer zes uur lang in de badkamer laten zitten, zonder boeken of wat dan ook. En ik mopperde eindeloos op hem en dat hielp ook al niet. Ik was er echt van overtuigd dat hij een afwijking had of zoiets. Toen u met uw voorstel kwam, zag ik er in het begin niet veel heil in, maar nu lijkt het me logisch . In ieder geval heeft hij zich beter leren gedragen. En hij lijkt er niet van ondersteboven te zijn. We hoeven niet meer tegen hem te schreeuwen of hem te slaan of wat dan ook. De meisjes zijn opgewekter. En ik denk dat hij ook blijer is.’
Een moeder kwam bij een bureau voor gezinsmoeilijkheden met de klacht dat haar man en hun vier kinderen van 12,9,6 en 3 jaar zich nergens iets van aantrokken en nooit iets opruimden. (Van dit geval werd uitgebreid verslag gedaan in: The Individual Psychologist, 7, 1970, blz. 47-51.) Ze deden hun vuile goed niet in de wasmand, hingen hun kleren niet op; ze lieten alles overal rondslingeren - en in huis was het een bende. Een maatschappelijk werkster die een huisbezoek bracht, rapporteerde dat het huis smerig was en dat het er stonk De moeder praatte, praatte en praatte - maar niemand in het gezin luisterde naar haar. Ze was ten einde raad. Haar man was lichamelijk gehandicapt en kon haar in dezen niet helpen.
Aan deze moeder werd een plan voorgelegd, dat alleen mocht worden uitgevoerd als haar man ermee akkoord ging. Dat deed hij. En dus...
Op een avond na het eten vroeg moeder aan de kinderen wat ze liever zouden willen: (a) dat moeder zou doorgaan met haar gemopper, òf (b) dat zij zich net zo zou gedragen als de rest van het gezin - nooit opruimen, maar alles laten slingeren en het opzij schoppen als het in de weg lag, enzovoorts. De kinderen vonden plan (b) het beste.
Dus moeder hield op met mopperen en zag aan hoe alles zich opstapelde. Zij hield alleen haar eigen kamer schoon. Binnen een week, zo vertelde ze, lagen overal in huis bergen spullen en hadden de kinderen geen schone kleren meer. Dit leek hen helemaal niet te deren. Maar moeder was er ondersteboven van: wat zouden de onderwijzers wel denken als de kinderen vies en vuil op school kwamen? De counselor adviseerde, stug door te gaan met het programma. Een week later, toen de moeder weer verslag kwam uitbrengen was ze de wanhoop nabij. Nu waren de kinderen werkelijk erg smerig en het huis zag er uit als een uitdragerij. Haar werd aangeraden, zonder mankeren door te gaan op de nieuwe manier.
In deze fase vond er een gesprek met de kinderen plaats. Zij waren vuil, maar opgewekt en goedlachs, en vonden niet dat er enig probleem was.
Drie weken later, bij een volgend bezoek aan de counselor was moeder nog meer ontdaan. De kinderen zeurden dat ze nieuwe kleren wilden - want de kleerkast was leeg. Zij vertelde dat één van de kinderen, haar 9 jaar oude dochter, zomaar enkele kledingstukken had opgehangen. Moeder had haar zelfs een complimentje gegeven. ‘Houd daarmee op‘, werd moeder te verstaan gegeven. ‘Een kind moet geen complimentjes krijgen als ze doet wat van haar wordt verwacht.’ Moeder kreeg opnieuw de raad, op dezelfde voet door te gaan - de situatie erger laten worden.
Vier weken na het eerste gesprek deelde de moeder ons mee dat jongstleden zaterdag de vier kinderen samen aan het werk waren gegaan: ze hadden de wasmachine bijna twaalf uur achter elkaar laten draaien en ze hadden alles opgeborgen. Voor het eerst in vele jaren was het huis aan kant.
En de moeder bekende nog iets: de jongste drie kinderen waren bedplassers geweest. Ze had dit nooit aan de counselor verteld, omdat ze zich ervoor schaamde. Na het eerste gesprek had ze voor zichzelf, maar in overeenstemming met het advies dat de counselor haar had gegeven, besloten niets meer voor hen schoon te maken - hen als het ware te laten ‘verdrinken’ in hun eigen urine. Ze had hun lakens vier weken lang niet gewassen. De twee middelste kinderen waren opgehouden met bedwateren en de 3-jarige bleef nu af en toe een nacht droog. Zo had deze moeder de juiste manier gevonden om een eind te maken aan het bedwateren (zie hoofdstuk 29). Ze had de kinderen geholpen dit probleem te overwinnen door te weigeren nog langer hun dienstmeisje te zijn.
Haar vroegere inspanningen om het gedrag van de kinderen te veranderen door hen te helpen en op hen te mopperen, waren vruchteloos gebleven, maar de nieuwe manier - de kinderen zelf verantwoordelijkheid te geven - had gewerkt. Binnen enkele weken was het een redelijk gelukkig gezin geworden, met een huis dat betrekkelijk netjes was en drie jonge kinderen die niet langer in bed plasten.
SAMENVATTING
Bespreek het probleem met uw kinderen, kom met hen tot overeenstemming en stel de zaak dan nooit meer ter discussie breng slechts de overeengekomen gang van zaken in praktijk, zonder boosheid. Houd u zonder mankeren aan deze procedure.
Wij hebben ervaren dat de twee methoden die we hier hebben voorgesteld, goed werken: in de ene benadering zijn voedsel en slaap gekoppeld aan ordelijkheid; in de andere wordt toegelaten dat de zaak in het honderd loopt. Of u nu de ene of de andere methode gebruikt, uw kinderen zullen’ weerstand bieden en misschien proberen het langer vol te houden dan u. Vóór u één van beide methoden toe gaat passen, moet u vastbesloten zijn om onvermurwbaar te blijven: geen eten of geen slaap voordat er is opgeruimd; of, als u de tweede methode hebt gekozen, laat de zaak op zijn beloop tot de kinderen hun verantwoordelijkheid op zich nemen.
Het behoeft geen betoog dat ouders die willen dat hun kinderen netjes zijn, zelf het goede voorbeeld moeten geven.