HET PROBLEEM
Het gezin Molenaar - vader en moeder en vijf jongens in de leeftijd van 6 tot en met 14 jaar - kwam naar een bureau voor gezinsmoeilijkheden voor een gesprek. Het werd al gauw duidelijk dat de ouders geen controle over hun kinderen hadden. Zij wekten de jongens ‘s morgens en hadden dan de hele dag ruzie met hen over alle mogelijke zaken: netjes eten, karweitjes doen, huiswerk maken, ophouden met kibbelen en vechten, een keus maken uit de televisieprogramma’s, de telefoon neerleggen, hun kamer opruimen, hun tandenborstel gebruiken, douchen, op tijd naar bed gaan. De ouders raasden en tierden; de kinderen letten er niet eens op.
Tijdens het gesprek met de kinderen stootten zij elkaar aan, kregen hevige lachbuien, kietelden en mepten elkaar - net vijf dolle clowns. De counselor kon onmogelijk met hen praten, omdat elke poging om hun aandacht te trekken aanleiding gaf tot nog meer gekkigheid. Hun werd verzocht weg te gaan.
Iedereen leefde mee met de ouders. Men vroeg hun, bij welke verandering ze het meest gebaat zouden zijn.
Vader: ‘Samenwerken, doodgewoon samenwerken. Deze kinderen steken thuis geen hand uit.’
Counselor: ‘Wat hebt u geprobeerd om ze te laten meehelpen?’
Vader: ‘Alles wat we maar konden bedenken. Mijn vrouw en ik werken allebei. Wij gaan ‘s morgens om 6 uur de deur uit en komen ‘s avonds om 6 uur weer thuis. Wij doen de boodschappen. Mijn vrouw kookt en ik maak het huis schoon. Zij doen gewoon niets, behalve lachen en ginnegappen. Als ik er één een klap geef, beginnen ze alle vijf als gekken te schreeuwen en heen en weer te rennen. We hebben de tactiek geprobeerd van “niet werken - niet eten”, maar zij aten dan gewoon wat voordat wij thuiskwamen. Niets helpt!’
BESPREKING
In veel gezinnen nemen sommigen het ervan; zij worden door anderen, die als slaven werken. op hun wenken bediend. Zo’n situatie is niet eerlijk, niet alleen tegenover hen die het werk doen, maar ook niet tegenover diegenen die zich eraan onttrekken. Tot de verplichtingen die ouders hebben. behoort dat zij hun kinderen opvoeden tot samenwerking met de leden van hun groep - om hun aandeel te leveren in de inspanningen die nodig zijn, wil de groep kunnen functioneren.
Laten we, voordat we verder gaan, eerst duidelijk maken wat wij verstaan onder ‘karweitjes’. je bed opmaken is geen karweitje, evenmin als het opruimen van ie eigen kamer. Ook huiswerk maken en je eigen speelgoed opruimen zijn geen karweitjes! Een karweitje is een terugkerende bezigheid ten dienste van het hele gezin. Als een kind de melk opdweilt die hij op de vloer heeft gemorst, is dat geen karweitje - hij ruimt alleen maar zijn eigen rommel op. Maar als een kind regelmatig melk in het bakje van de kat doet, is dat een karweitje, omdat de kat het huisdier van allen is en iemand ervoor moet zorgen dat het dier te eten krijgt. Een karweitje komt iedereen ten goede - vuilnis buiten zetten, eten koken, afwassen, boodschappen doen, de brievenbus legen, enzovoorts.
Karweitjes worden niet betaald. Men doet karweitjes gewoon omdat men bij het gezin hoort; het is fair, bij te dragen aan het algemeen welzijn, omdat men ook de voordelen ondervindt van het werk van de andere gezinsleden. Er mag geen verband zijn tussen zakgeld en karweitjes. Een kind behoort zijn zakgeld te krijgen, of hij nu wel of geen karweitjes doet, en hij behoort zijn karweitjes te doen, of hij nu wel of geen zakgeld krijgt.
In een liefdevol gezin, waarin de onderlinge verstandhouding goed is, is het gebruiken van de methode die wij de wet van logische gevolgen noemen, waarschijnlijk niet nodig waar het de karweitjes betreft. Door gesprekken in de gezinsraad zal de vraag ‘wie doet wát?’ gemakkelijk opgelost kunnen worden en de kinderen zullen zeker bereid zijn hun aandeel te leveren.
OPLOSSING
Het gezin moet de noodzaak en billijkheid van een eerlijke verdeling van de karweitjes bespreken. Er moet besproken worden hoeveel tijd ieder van de kinderen aan de karweitjes zou moeten besteden. Besluiten op dit punt moeten gebaseerd zijn op factoren zoals de leeftijd van het kind en zijn andere bezigheden, waarbij zijn inbegrepen de school, trainen voor voetballen, piano studeren enzovoorts. Aanvaardbaar kan zijn een algemene formule zoals: karweitjes worden gedaan vanaf de leeftijd van 3 of 4jaar en dan ongeveer vijf minuten per dag; op 6-jarige leeftijd tien minuten; met 7 jaar vijftien minuten, enzovoorts, tot de leeftijd van 13 jaar, waarop het ongeveer een uur per dag zou kunnen zijn.
Voor het niet-uitvoeren van karweitjes zou de wet van logische gevolgen moeten worden toegepast:
Niemand anders zou het karwei moeten doen, zodat het werk blijft liggen.
Degene die wil eten of slapen, moet eerst zijn karwei doen.
In zeer bijzondere situaties zou een werkstaking van de zijde van de ouders kunnen worden aangeraden (dit zou echter een uitzondering moeten blijven).
Ouders moeten de nalatige niet aan zijn taak herinneren en ook niet op hem mopperen.
OPLOSSING, TOEGEPAST BIJ HET GEZIN MOLENAAR
De counselor stelde een ouderlijke staking voor en vertelde mevrouw en meneer Molenaar hoe ze dat moesten aanpakken. Dit gebeuren verliep als volgt.
De ouders deden enige dagen geen boodschappen, maar maakten hiervan geen melding tegenover hun kinderen. De voorraad melk, brood, cornflakes, koekjes en ander makkelijk te consumeren voedsel verminderde snel. Toen belegden de ouders op een avond een gezinsvergadering. De kinderen letten dit keer op, omdat de ouders zo ongewoon ernstig deden.
‘Jullie werken niet met ons samen; jullie springen niet bij. Van nu af aan werken wij meer samen met jullie – niet voordat jullie met òns samenwerken. Eerder zijn we niet van plan voor jullie te koken, of jullie bedden op te maken, of wat dan ook voor jullie te doen.’
De kinderen begonnen te juichen, te ginnegappen, elkaar aan te stoten en te lachen. Zo’n grap hadden ze nog nooit gehoord. Prachtig!
En zo begon de staking.
De volgende ochtend gingen de ouders de deur uit om ergens anders te ontbijten. Toen ze die avond thuiskwamen en zagen dat geen enkel karwei was gedaan, maakten ze rechtsomkeert, gingen buitenshuis eten en daarna naar een film. Om ongeveer 10 uur kwamen ze thuis. De kinderen zaten naar de televisie te kijken. Gewoonlijk werden de ouders dan boos en geboden de kinderen naar bed te gaan, hun tanden te poetsen, hun avondgebed te zeggen enzovoorts; maar in plaats hiervan gingen de ouders nu gewoon naar bed. De volgende dag volgden ze vrijwel dezelfde procedure. Op zaterdag deed moeder de was van haar en haar man en daarna gingen ze samen naar het strand.
Behalve de ouderlijke slaapkamer en de badkamer, die de ouders zelf vlekkeloos hielden, raakte de rest van het huis meer en meer bezaaid met rommel. Toen bleek dat de hond geen eten kreeg, werd hij ondergebracht bij vrienden. De vuilnisbak liep over van de blikjes die de kinderen hadden opengemaakt.
Zoals hun was geadviseerd, hadden de heer en mevrouw Molenaar hun buren, familie en vrienden op de hoogte gesteld van hun ouderlijke stakingsactie en hun gevraagd de kinderen geen voedsel te verstrekken. Dit verzoek was ook aan de buurtwinkelier gedaan. De ouders brachten nog steeds zo veel mogelijk tijd buitenshuis door, gebruikten de maaltijden elders en gingen dikwijls bij vrienden op bezoek. Ze waren niet onvriendelijk tegen hun kinderen, maar handhaafden tegenover hen een strikte politiek van ‘niets doen’. Deze gang van zaken sleepte zich zes dagen voort.
Op de avond van de zevende dag, toen mevrouw en meneer molenaar thuiskwamen om te zien hoe het er voor stond, klaar om weer samen uit eten te gaan als de karweitjes niet waren opgeknapt, vonden ze de jongens bereid om de zaken te bespreken. De ouders gingen met hen om de tafel zitten. Het probleem was voedsel. Het gesprek verliep ongeveer als volgt:
Zoon 1: ‘Wij krijgen niets te eten.’
Vader: ‘Er is eten in huis.’
Zoon 1: ‘Jullie moeten ervoor zorgen dat er eten is dat wij lusten.’
Vader: ‘Wie zegt dat?’
Zoon 2: ‘Dat staat in de wet.’
Vader: ‘Bel dan de politie en laat ons arresteren.’
Zoon 1: ‘Jullie moeten ons behoorlijk te eten geven en niet alleen maar uit blik.’
Vader: ‘Jullie moeten karweitjes thuis doen. We hebben jullie gezegd dat wij met jullie zullen samenwerken als jullie met òns samenwerken.’
Zoon 3: ‘Ik wil mijn hond terug.’
Vader: ‘Als je hem te eten had gegeven, had je hem nog.’
Zoon 4: ‘Ik heb honger. Ik wil een hamburger.’
Moeder: ‘Ik wil wel koken, maar alleen als jullie met ons samenwerken.’
Zoon 1: ‘Ik zal wel samenwerken.’
Vader: ‘Wat bedoel Je?’
Zoon 1: ‘Ik zal mijn karweitjes doen.’
Vader (zich tot de andere kinderen wendend): ‘En jullie?’
(Alle kinderen, behalve Henk van 10, stemden erin toe hun taken uit te voeren.)
Vader: ‘Dat is niet voldoende. jullie moeten het er allemaal mee eens zijn.’ (De ouders gaan de deur uit.)
Twee dagen later vonden de ouders bij thuiskomst het huis opgeruimd: de enorme stapel borden en schalen was afgewassen, de vuilniszakken waren buiten gezet; bijna alles was gedaan, behalve bepaalde taken die aan Henk waren toegewezen, zoals bladeren aanharken in de tuin en het pad aanvegen. Terwijl de ouders rondkeken, volgden de kinderen hen, een slordig en vies groepje.
Zoon 1: ‘Nou, we hebben onze karweitjes gedaan. Wil je nu eten voor ons klaarmaken?’
Vader: ‘Alleen als alle karweitjes gedaan zijn.’
Zoon 1: ‘Alleen Henk heeft niets gedaan.’
Vader: ‘Alleen als alle karweitjes gedaan zijn!’
Zoon 2: ‘Dat is niet eerlijk. Maak dan voor òns eten, en niet voor hem.’
Vader: ‘We zullen met jullie samenwerken als jullie allemaal meewerken.’
Zoon 1: ‘Henk, rotjong, we vermoorden je als je nou nòg niks uitvoert!’ (Henk holt het huis uit).
Vader: ‘Als alle karweitjes gedaan zijn en als jullie allemaal mee willen werken, zullen wij met jullie samenwerken.’ (De kinderen zien er troosteloos uit. Weg is hun baldadigheid. De ouders gaan weer weg.)
De volgende dag, de negende stakingsdag, vonden de ouders het huis keurig netjes in orde. Weer waren alle vijf de jongens aanwezig en opnieuw volgde een gesprek.
Zoon 1: ‘Alles is nu netjes. Onze kamers zijn schoon. Alle karweitjes zijn gedaan. Blijven jullie nu thuis, zoals het hoort?’
Vader: ‘Alleen als jullie allemaal bereid zijn om mee te werken, zoals dat van jullie verwacht wordt.’
Zoon 1: ‘Alleen hij’ (wijzend naar Henk) ‘wil niet. Wij hebben zijn karweitjes moeten doen.’
Vader: ‘Ik heb het jullie gisteren al gezegd en ik zal het nu nog eens zeggen: pas als jullie allemaal beloven je steentje bij te dragen en dat ook echt dóen, zullen wij weer voor jullie zorgen.’
Zoon 2: ‘Waarom dán pas? Wij kunnen er toch niks aan doen dat Henk niet wil?’
Vader: ‘Moeder en ik behandelen jullie allemaal eender. We gaan niet met allemaal apart onderhandelen. Het was altijd zo: als we met één van jullie probeerden te praten of één van jullie straf wilden geven, dan begonnen de anderen herrie te maken. Dat willen we niet meer.’
Moeder: ‘Pas als jullie allemaal beloven samen te werken, zullen wij weer met jullie samenwerken.’
Twee dagen later - elf dagen na het begin van de ouderlijke staking - speelde bijna dezelfde scène zich nogmaals af. De kinderen hadden vuile kleren aan en roken vies.
Zoon 1: ‘Komen jullie niet meer thuis, zoals vroeger?’
Vader: ‘Als jullie niet meewerken, nee; we spelen jullie spelletje niet mee.’
Zoon 1: ‘We beloven allemaal mee te werken.’
Vader: ‘Allemaal?’ (Allen knikken.) ‘Nou, omdat jullie allemaal beloven mee te werken - wie gaat er met mij mee boodschappen doen om het wagentje te duwen? Moeder gaat aan de was.’(Alle kinderen bieden zich vrijwillig aan om met vader mee te gaan en hij rijdt weg met vijf kinderen in de auto, allemaal blij.)
MEER VOORBEELDEN
Daniël had erin toegestemd, in het vervolg het keukenafval buiten in de vuilnisbak te deponeren. In overeenstemming met de regels die gelden bij het verdelen van de taken, hadden de ouders erop toegezien dat alle noodzakelijke elementen duidelijk begrepen waren:
Wie- Daniël.
Wat- Het afval naar buiten brengen.
Waar- Van de keuken naar het vuilnisvat.
Hoe- Zonder morsen.
Waarom - Het is eerlijk dat ook hij een deel van de karweitjes in huis voor zijn rekening neemt.
Het onderdeel dat het meest over het hoofd wordt gezien, is wanneer. Wij raden ten sterkste aan dat alle wanneers worden vastgesteld in termen van ‘zo en zo laat’ - en dat dit tijdstip òf net voor een maaltijd, òf juist voor bedtijd valt.
Daniël dacht er de eerste en de tweede avond aan, maar vergat het de derde avond. Vóór moeder naar bed ging, keek ze onder het aanrecht, en ja hoor, daar stond het afval nog. Ze maakte aanstalten om het naar buiten te brengen, maar haar man hield haar tegen.
‘Je kunt het beter daar laten.’
‘Maar dan komen er insecten op af.’
‘Spuit er dan insecticide op.’
Dat deed moeder en liet het afval staan. De volgende dag was de afvalbak overvol en moeder moest de zak met inhoud uit de bak halen en op de grond zetten. Die avond dacht Daniël eraan en toen hij onder het aanrecht keek, zag hij daar allemaal afval liggen. ‘O jee, helemaal vergeten’, zei hij.
‘Nou, zorg er maar voor dat je de vloer keurig schoonmaakt’, zei zijn moeder. Hij dacht er daarna nog vier dagen aan en vergat het toen drie dagen. Moeder gebruikte liever insecticide dan aanmerkingen op Daniëls vergeetachtigheid te maken, maar uiteindelijk zei ze tegen haar man: ‘We moeten het hem toch vertellen. Hij heeft gewoon niets in de gaten.’
‘Ja, ik zal met hem praten.’
Een paar minuten later had vader een gesprek met zijn zoon.
‘Luister eens, Daniël’, zei vader. ‘We weten dat iedereen wel eens iets vergeet, maar wij vragen ons af hoe we jou kunnen helpen onthouden dat je een taak hebt.’
‘O, verdorie wéér vergeten. Ik zal de bak meteen naar buiten brengen , zei de jongen haastig.
‘Een ogenblikje. Ik vraag me af hóe we het je kunnen helpen onthouden. Ten eerste: Misschien wil je het afval niet naar buiten brengen. Wat vind je? Misschien wil je een ander karweitje.’
Daniël dacht na. ‘Nee , zei hij eindelijk. ‘Ik vind het best.’
‘Wil je eraan herinnerd worden?’
‘Ja.’
‘Dan zullen we het je helpen onthouden als je het vergeet. In orde?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Maar het zal het beste helpen als we je er op ongelegen Momenten aan herinneren - als je naar de televisie zit te kijken, of vlak vóór het eten bijvoorbeeld. Wat vind je daarvan?’
‘Hè?’
‘Wij herinneren je aan je taak op een moment dat het jou niet zo goed uitkomt. Dat is de beste manier om het te leren onthouden. Als je dus werkelijk wilt leren eraan te denken, Moetje het goed vinden dat we je wakker maken of je roepen op elk moment dat wij dat willen.’
‘O. Ja, dat is goed. Ik zal proberen het te onthouden.’
Na dit gesprek dacht Daniël er verscheidene weken aan zijn werk te doen, maar op een avond vergat hij het. Vader maakte Daniël wakker. Kennelijk slaapdronken bracht de jongen het afval naar buiten.
‘Hij ziet er uit alsof het niet tot hem doordringt wat hij doet’, zei moeder. ‘Volgens mij schieten we hier niets mee op.’ ‘Onzin , zei vader. ‘Wedden dat hij het morgen niet vergeet?’
En Daniël vergat het niet meer, tenminste niet voor de duur van enige maanden. De wet van de logische gevolgen, waarmee Daniël akkoord was gegaan - dat hij wakker gemaakt zou worden als hij zijn taak vergat - werkte, zelfs toen hij nog half in slaap was.
Nico wilde erg graag een hond. Vader hield niet van huisdieren, maar stemde eindelijk toe, nadat Nico plechtig beloofd had zelf voor de hond te zullen zorgen. Nico beloofde hem eten te geven, ervoor te zorgen dat hij altijd water had, wekelijks zijn vacht te kammen en te borstelen, hem elke drie maanden een nieuwe vlooienband om te doen en zijn uitwerpselen uit de (omheinde) tuin te verwijderen. Vader twijfelde eraan of Nico, die 10 jaar was, zich aan zijn belofte zou houden en hij liet de jongen een lijst maken waarop stond wat hij moest doen en wanneer. Nico was opgetogen en hij hield zich precies acht dagen nauwgezet aan de afspraak. Toen merkte moeder dat er geen water in de bak van de hond was.
Zij vertelde vader over Nico’s onoplettendheid. De ouders hadden een gesprek met Nico. Het enige dat hij erover kon zeggen, was dat hij het was ‘vergeten’. Vader opperde dat, als Nico niet voor de hond kon zorgen, ze hem misschien beter zouden kunnen verkopen. Nico schrok hier nogal van en beloofde stellig er ‘in het vervolg’ aan te denken. Een week later echter vond opnieuw een gesprek plaats, omdat Nico het weer was vergeten.
Moeder kwam met een idee dat voor ieder aanvaardbaar was: Nico kreeg niet te eten vóór hij alles voor de hond had gedaan wat hij beloofd had te zullen doen. Nico stemde hier graag mee in. Op deze manier werd het probleem opgelost. De ouders wachtten tot Nico aan tafel zat. Dan vroegen ze hem of hij voor Pluto had gezorgd. Zo niet, dan sprong hij op en deed dat alsnog. Het gebeurde echter maar zelden dat Nico het was ‘vergeten’ en zijn maaltijd moest uitstellen.
SAMENVATTING
Het is billijk dat ieder lid van het gezin bijdraagt aan het welbevinden van dat gezin. De omvang van deze bijdrage kan het best worden vastgesteld door een met algemene stemmen aanvaarde overeenkomst tussen alle gezinsleden, inclusief degene die de bijdrage levert - allen moeten het erover eens zijn dat de afspraak eerlijk is. Dat één gezinslid minder doet dan zijn ‘eerlijke aandeel’ in de gezinstaken, is moreel onjuist. Evenzo is het onjuist als een lid van het gezin meer doet dan zijn aandeel -niemand in het gezin moet in feite de bediende van de anderen zijn.
Karweitjes moeten worden beschouwd als een soort van overeenkomst: als tegenprestatie voor de voordelen die het biedt, deel uit te maken van een gezin (onderdak, kleding, voedsel, zakgeld enzovoorts), moet het kind een bijdrage leveren in de vorm van het verrichten van karweitjes. Bij het opstellen van een lijst met karweitjes moeten de vragen wie, wat, waar, wanneer, hoe en waarom worden besproken. Daarover dient volledige overeenstemming te worden bereikt. Wellicht de belangrijkste vraag, uit praktisch oogpunt, is: wanneer. Ouders en kind moeten het er in onderling overleg ook over eens worden wat er moet worden gedaan als het kind ‘vergeet’ zijn karweitje te doen. Ons advies is, de wet van logische gevolgen toe te passen - gevolgen die in dit geval van invloed zijn op eten en slapen: niet eten voordat je je karweitje hebt gedaan, niet slapen voordat je je karweitje hebt gedaan. Maar het kind moet hiermee vrijelijk akkoord gaan en de gevolgen aanvaarden - anders zou het een straf worden.,
Deze methode werkt gewoonlijk niet bij opstandige pubers, maar in het algemeen wel bij kinderen van jongere leeftijd.