Veha'eir eineinu

וְהָאֵר עֵינֵינוּ בְּתוֹרָתֶךָ

weha'eer enenoe betoratecha

Verlicht onze ogen door Uw Tora

וְדַבֵּק לִבֵּנוּ בְּמִצְוֹתֶיךָ

wedabbeeq libbenoe bemitswotecha

en verkleef ons hart met Uw geboden

וְיַחֵד לְבָבֵנוּ

wejacheed levavenoe

en verenig ons hart

לְאַהֲבָה וּלְיִרְאָה אֶת שְׁמֶךָ

leà'havva oelejir'a et sjemecha

tot het liefhebben en vrezen van Uw naam

וְלֹא נֵבוֹשׁ וְלֹא נִכָּלֵם

welo nevoosj welo nikkaleem

dan zullen wij niet beschaamd en verward worden

וְלֹא נִכָּשֵׁל לְעוֹלָם וָעֶד

welo nikkaasjeel leolaam wa'ed

en wij zullen niet struikelen, voor eeuwig en altijd.

Het is een lied – volgens het muziekblad – op de tekst van Psalm 86:11. Dit psalmvers luidt: Leer mij, HEERE! Uw weg; ik zal in Uw waarheid wandelen; verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams. In het Hebreeuws (v.r.n.l.):

הוֹרֵנִי יְיָָ דַּרְכֶּךָ אֲהַלֵּךְ בַּאֲמִתֶּךָ

in Uw waarheid – ik zal gaan – Uw weg – Eeuwige – leer! (jij) mij

יַחֵד לְבָבִי לְיִרְאָה שְׁמֶךָ

Uw naam – tot het vrezen van – mijn hart – verenig! (jij)

We constateren dus dat de liedtekst niet gelijk is aan dit psalmvers, maar hierdoor wel deels geïnspireerd is. In het lied zien we ook teksten die aan andere Tenach-gedeelten doen denken, zoals aan Psalm 19:8b: het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen.

מִצְוַת יְיָ בָּרָה מְאִירַת עֵינָיִם

ogen – verlichtende – hij is zuiver – de Eeuwige – het gebod van

En aan Jesaja 45:17b: Gijlieden (Israël) zult niet beschaamd noch tot schande worden, tot in alle eeuwigheden.

לא תֵבֹשׁוּ וְלא תִכָּלְמוּ עַד עוֹלְמֵי עַד

voortdurend – voor eeuwig – en jullie zullen niet beschaamd worden – jullie zullen niet tot schande worden

Het verkleven van het hart of het verkleven aan geboden komt in de Tenach niet voor. De uitdrukking die het dichtst bij de liedtekst komt, is, wat dit gedeelte betreft, Psalm 119:31: Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet. Ook getuigenissen zijn immers onderdeel van de Tora.

דָּבַקְתִּי בְעֵדְוֹתֶיךָ יְיָ אַל תְּבִישֵׁנִי

U zal mij niet beschamen – Eeuwige – met Uw geboden – ik verkleef

Ook niet struikelen komt in de Tenach niet voor zoals het in de context van het lied als belofte wordt genoemd. Maar wel lezen we dat er onder de stammen die uit Egypte wegtrokken, niemand was die struikelde (Psalm 105:37). En in een profetie van Ezechiël wordt tegen de bergen van Israël gezegd: gij zult […] uw volken niet meer doen struikelen (Ezechiël 36:14,15).