Al shlosha d'varim

De tekst van het lied עַל שְׁלשָׁה דְבָרִים (al sjelosja devariem), op drie principes, komt uit Pirké Avót, het meest gelezen Misjna-tractaat (opgenomen in de Talmoed).

עַל שְׁלשָׁה דְבָרִים

al sjelosja devariem

Op drie principes

הָעוֹלָם עוֹמֵד

ha'olaam omeed

berust de wereld:

עַל הַתּוֹרָה

al hattora

op de Tora,

וְעַל הָעֲבוֹדָה

weal ha'avvoda

op de dienst voor God

וְעַל גְּמִילוּת חֲסָדִים

weal gemiloet chassadiem

en op het verlenen van menslievende diensten.

Enkele opmerkingen:

Pirké Avót wordt meestal vertaald met Spreuken der Vaderen al is hoofdstukken de letterlijke vertaling van pirké. Het unieke aan dit tractaat is dat het uitsluitend over ethische en morele principes handelt en vrijwel geen wetsbepalingen bevat.

Het tractaat begint met een opsomming van de overlevering van de mondelinge Tora:

Mozes ontving de Tora van de Sinaï en gaf haar opgeschreven en mondeling verklaard ter verdere overlevering aan Jozua en Jozua aan de raad der oudsten, deze aan de profeten; de profeten gaven haar ter overlevering aan ‘de mannen van de grote vergadering’. Deze hebben drie stellingen verkondigd: a) wees voorzichtig bij het oordeel vellen, b) leid veel leerlingen op, c) stel beperkingen vast voor wat volgens de Tora geoorloofd is.

Dit laatste wordt ook wel de omheining rond de Tora genoemd; een extra veiligheidsmarge zodat de regels van de Tora niet worden overschreden. Zo is bijvoorbeeld de sjabbat niet voorbij als op zaterdagavond de zon ondergaat, maar pas als er aan de hemel drie sterren zijn te onderscheiden.

Het tractaat komt in vers 2 met de eerste uitspraak:

Sjim'on, de Vrome, was een van de laatsten van 'de grote vergadering'. Hij had als kernspreuk: Op drie principes berust de wereld: op de Tora, op de dienst voor God en op het verlenen van menslievende diensten. (uit de Siddoer van Dasberg, vertaling: Jitschak Dasberg)

Zoals gebruikelijk in de Talmoed wordt verderop in dit Misjna-tractaat, in 1:18, een andere mening verkondigd:

Rabbi Sjim'on ben Gamliël zegt: Op drie principes berust de wereld: op de waarheid, op het recht en op de vrede; want er is gezegd: "Spreek recht in uw poorten volgens waarheid en recht, die vrede brengen" (Zacharia 8:16).

Wat zegt de tekst van dit lied eigenlijk en hoe kunnen we die begrijpen? Het volgende gedeelte helpt misschien deze beknopte tekst te begrijpen:

Daden van belangeloosheid

In het Jodendom is de meest passende en algemeen gebruikte methode om het eigen ik te onderwerpen een niet zo strikte lijst van daden die gemiloet chassadiem genoemd wordt, wat doorgaans vertaald wordt met daden van goedheid. Gemiloet chassadiem bevatten gewoonlijk het overlaten van de ongeoogste hoeken van het veld aan de armen en vreemdelingen (Leviticus 19:9-10), gastvrijheid voor zwervers (Genesis 18:3), het bezoeken van zieken (Genesis 18:1) het vrijkopen van gevangenen, aan de naakten kleding geven (Genesis 3:21), de hongerigen voedsel reiken, een bruidsschat geven aan een verarmde bruid, het bijwonen van een begrafenis (Deuteronomium 34:6), de treurenden vertroosten (Gensis 25:11), eerbied tonen voor bejaarden (Leviticus 19:32).

Deze handelingen zeggen niet: Jij bent belangrijker, maar: Jij bent in elk opzicht net zo belangrijk als ik. In de meeste gevallen is het onwaarschijnlijk dat jou hetzelfde teruggedaan wordt. Op de een of andere manier bevatten ze allemaal een vorm van nederigheid ten dienste van iemand anders. Ze leren het eigen ik te beheersen. In de woorden van Job (42:6): Ik ben stof en as.

Daden van liefdevolle goedheid hebben echter meer aspecten. Rabbijn Ed Feld van de Princeton Universiteit wijst erop dat het zelfstandig naamwoord chèsed genade, vriendelijkheid of liefde betekent en het werkwoord gamal [waar gemiloet van is afgeleid] vergelden, doen of veroorzaken. De uitdrukking ligmol chèsed betekent zo liefde veroorzaken. Zij veroorzaken alvast liefde in een ander en misschien, minstens zo belangrijk, veroorzaken zij liefde in ons.

Het tegengestelde van liefde is niet haat maar eigenliefde. De paradox van liefhebben schijnt inderdaad te zijn dat je jezelf breder maakt in plaats van smaller. Liefde kan niet verworven worden, maar alleen gegeven. De liefde die je geeft is de liefde die je hebt. En hoe meer mensen van je houden, hoe meer liefde je zelf hebt. Een tsaddiek zei: "Hoe kan je van mij zeggen dat ik de leider van een generatie ben, wanneer ik nog in mijzelf een sterkere liefde voel voor degene die mij het naast staan en voor mijn kinderen dan voor alle mensen?"

Iemand vroeg eens aan Isaac Bashevis Singer van welk boek hij het meest hield. Hij antwoordde met een vraag: "Heb jij meer dan één kind? Als dat zo is, vertel mij dan eens van wie je het meest houdt?" De kostbare uniciteit van elk schepsel maakt hen allemaal even veel liefde waard. Wil je als God zijn? Begin dan om alle mensen lief te hebben met een even grote liefde! Ga jezelf uit de weg.

(uit: Langs de Jakobsladder, Lawrence Kushner – Lawrence Kushner wordt beschouwd als een van de meest creatieve religieuze schrijvers in Amerika. Hij is rabbijn van Congegration Bethel in Sudbury, Massachusetts en betrokken bij de Amerikaanse Jewish Renewal-beweging.)

Bovenstaande tekst deed me denken aan allerlei uitspraken van Jezus. Aan:

Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld. Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald. Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven? Of dorstig en te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen? En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan. (Matthéüs 25:34-40; Herziene Statenvertaling)

En aan:

En een van de schriftgeleerden ... kwam naar Hem toe en vroeg Hem: Wat is het eerste van alle geboden? En Jezus antwoordde hem: Het eerste van alle geboden is: Hoor, Israël! De Heere, onze God, de Heere is één. En u zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Er is geen ander gebod groter dan deze. En de schriftgeleerde zei tegen Hem: Juist, Meester, U hebt naar waarheid gezegd dat God één is, en er is geen ander dan Hij. En Hem lief te hebben met heel het hart en met heel het verstand en met heel de ziel en met heel de kracht, en de naaste lief te hebben als zichzelf, is meer dan alle brandoffers en slachtoffers. En toen Jezus zag dat hij verstandig geantwoord had, zei Hij tegen hem: U bent niet ver van het Koninkrijk van God. (Markus 12: 28-34; Herziene Statenvertaling)

De gemiloet chassadiem uit het lied staan gelijk aan het tweede gebod – het liefhebben van de naaste door hem te bezoeken, te kleden, te voeden. De liefde van het tweede gebod uit zich dus in het doen. Het eerste gebod, dat hieraan gelijk is, is God lief te hebben. Ook de liefde van dit eerste gebod wordt zichtbaar door het doen, en wel precies hetzelfde doen als bij het eerste gebod. En zoals uit Jezus' uitspraak blijkt: deze liefde-uitingen worden gedaan voor God en kunnen worden samengevat onder ha'avodá, dé dienst – de tweede pijler waarop de wereld staat volgens ons lied.

En hoe zit het dan met de eerste zaak waarop volgens het lied de wereld rust, haTora? Wel, aan die andere twee zaken – God liefhebben en je naaste liefhebben – hangt de hele Tora. Een gangbare Rabbijnse uitleg die Jezus herhaalt in Matthéüs 22:40.

De drie zaken waarop de wereld staat, zijn in feite een steeds verdere uitwerking: de Tora onderhouden is het doen wat God vraagt, dé dienst. En het doen wat God vraagt kun je uitleggen als het liefhebben van zowel God als mensen dat zich uit in de gemiloet chassadiem.

Nu nog één ding: Jezus zei: "U bent niet ver van het Koninkrijk van God." Niet vér, waarom nog niet ín dat Koninkrijk? Een uitleg is: met Mozes – de Tora – kwamen de Israëlieten tot áán het beloofde land, niet ín het beloofde land. Het was Jehosjóéa – Jozua, Jezus – die ze ín het land bracht.

Al deze dingen komen samen in de volgende conversatie tussen Jezus en zijn volgelingen:

Zij [de volgelingen] zeiden dan tegen Hem [Jezus]: Wat moeten wij doen, opdat wij de werken van God mogen verrichten? Jezus antwoordde en zei tegen hen: Dit is het werk van God: dat u gelooft in Hem Die Hij gezonden heeft. Zij zeiden dan tegen Hem: Welk teken doet U dan, opdat wij het zien en U geloven? Wat voor werk verricht U? Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven is: Hij gaf hun het brood uit de hemel te eten. Jezus dan zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar Mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel. Want het brood van God is Hij Die uit de hemel neerdaalt en aan de wereld het leven geeft. Zij zeiden dan tegen Hem: Heere, geef ons altijd dat brood. En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. Maar Ik heb u gezegd dat u Mij wel gezien hebt, en toch gelooft u niet. Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen; en wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen. Want Ik ben uit de hemel neergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft. En dit is de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag. En dit is de wil van Hem Die Mij gezonden heeft, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. (Johannes 6:28-40, Herziene Statenvertaling)

Jezus ging zichzelf uit de weg en Hij deed de wil van God; Hij deed ha'avodá, Hij deed de gemiloet chassadiem, Hij deed haTora. En volgens Hem is het doen van Gods wil het geloven in Hem. In Jezus geloven uit zich in gemiloet chassadiem, dat is ha'avodá en dat is haTora. En dan zijn deze drie zaken niet alleen de basis van de wereld, maar zelfs datgene waarop de eeuwigheid staat; de oláám en de oláám habá (komende wereld).