Gesher tzar meod

De gehele wereld is een zeer nauwe brug en het is zaak om helemaal niet bang te zijn.

כָּל הָעוֹלָם כֻּלּוֹ גֶשֶׁר צַר מְאֹד

kool ha'olaam koelo kesjer tsar meood

De gehele wereld is een zeer nauwe brug

וְהָעִקָּר לֹא לְפַחֵד כְּלָל

weha'iqaar lo lefacheed kelaal

en het is zaak om helemaal niet bang te zijn.

Enkele opmerkingen:

De tekst van dit lied is een uitspraak van Rabbi Nachman (1772-1810) uit Breslov die erg bekend is geworden omdat er een lied van is gemaakt. Nachman was een achterkleinkind van rabbi Israël ben Eliëzer, en ook wel bekend als de Ba'al Sjem Tov (Meester van de Goede Naam), die aan de basis stond van het chassidisme, de Oost-Europese mystieke stroming in het Jodendom. In de laatste jaren van zijn leven vertelde rabbi Nachman vele verhalen en sprookjes aan zijn volgelingen. De aanleiding tot vertellen was voor hem het gevoel dat zijn onderwijzingen geen kleren droegen. De vertellingen moesten die kleren voor zijn leer zijn.

De orthodox-joodse rabbijn en componist Baruch Chait, die honderden joods-religieuze liederen heeft gemaakt, heeft ook de muziek onder deze tekst gezet. Het is misschien wel zijn bekendste creatie geworden. Maar waarom uitgerekend deze tekst? Wat betekent deze gelijkenis?

De tekst komt uit één van Nachmans verhalen [1]. Het is een verhaal over iemand die wanhopig graag God wil dienen maar het volgende probleem heeft: ondanks zijn aan God toegewijde leven vol gebed krijgt hij nooit de bevestiging dat God hem hoort. Dit drukt hem neer en hij gaat naar rabbi Nachman. Die vertelt hem dat hij misschien nooit met zekerheid zal weten of God zorgt, hoe hij zich ook inspant in liefdadigheid, aanbidding en de dienst aan God. Het kan soms zelfs lijken alsof God hem op afstand houdt. En hij zal menen dat dit een gevolg is van zijn eigen tekortkomingen en angsten. Maar dan zegt Nachman dat hij zich, wanneer depressie en somberheid zwaar op hem drukken, het volgende moet realiseren: zijn hele leven gaat hij over een heel, heel nauwe brug en het belangrijkste is dat hij zichzelf niet moeten laten verlammen door angst en zijn misvatting dat de afstand die hij ervaart zijn eigen schuld is. Hij moet juist veel doorzettingsvermogen tonen in de dienst aan God. Ook moet hij zich ervan bewust zijn dat het gevoel van op afstand te worden gehouden in werkelijkheid alleen maar zijn naderbij komen is.

De boodschap van dit verhaal is dus niet om helemaal geen angst te hebben – angst is immers een normale menselijke emotie – maar om ervoor te zorgen dat we ons nooit helemaal overgeven aan onze angst. Op de smalle weg van het dienen van God ervaar je angst, maar dat is omdat die weg een brug is. De hoogte doet je vrezen maar je komt wél naderbij. Ga dus door en kijk zoveel mogelijk vooruit; houd het doel voor ogen!

[1] Likutei Moharan II, 48; likutei = verzamelde werken, moharan = acroniem voor Morenu HaRav Nachman, onze meester Rabbi Nachman