Mizmor leDavid (Ps. 23)

De tekst van dit lied מִזְמוֹר לְדָוִד (mizmoor ledawid) is Psalm 23. De Psalm geeft het liefelijke beeld van de herder en de gastheer.

Let op: de Godsnaam, weergegeven met יְיָ, wordt in dit lied gezongen als hasjem, de Naam.

מִזְמוֹר לְדָוִד

mizmoor ledawid

Een psalm van David.

יְיָ רֹעִי לֹא אֶחְסָר

hasjem ro'ie lo echsaar

De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken.

בִּנְאוֹת דֶּשֶׁא יַרְבִּיצֵנִי

binoot desjè jarbietsenie

Hij doet mij nederliggen in grazige weiden;

עַל מֵי מְנֻחוֹת יְנַהֲלֵנִי

al mee menoechoot jenàhàlenie

Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.

נַפְשִׁי יְשׁוֹבֵב

nafsjie jesjoveev

Hij verkwikt mijn ziel;

יַנְחֵנִי בְמַעְגְּלֵי צֶדֶק לְמַעַן שְׁמוֹ

janchenie vemakkelee tseddek lemà'an sjemo

Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil.

גַּם כִּי אֵלֵךְ בְּגֵיא צַלְמָוֶת

kam ki eleech bekee tsalmawet

Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods,

לֹא אִירָא רָע כִּי אַתָּה עִמָּדִי

lo ira ra ki atta immadie

ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij;

שִׁבְטְךָ וּמִשְׁעַנְתֶּךָ הֵמָּה יְנַחֲמֻנִי

sjivtecha oemisjantecha hema jenachammoenie

Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.

תַּעֲרֹךְ לְפָנַָי שֻׁלְחָן נֶגֶד צֹרְרָי

tà'arrooch lefanaj sjoelchaan nekked tsoraaj

Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders;

דִּשַּׁנְתָּ בַשֶּׁמֶן רֹאשִׁי כּוֹסִי רְוָיָה

disjanta vasjemmen roosjie kosie rewaja

Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.

אַךְ טוֹב וָחֶסֶד יִרְדְּפוּנִי כָּל יְמֵי חַיָּי

ach toov waachessed jirdefoenie kol jemee chajja

Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens;

וְשַׁבְתִּי בְּבֵית יְיָ לְאֹרֶךְ יָמִים

wesjavtie beveet hasjem leorech jamiem

en ik zal in het huis des HEEREN blijven in lengte van dagen.

Enkele opmerkingen:

Het opschrift – Een Psalm van David – niet meegerekend, bestaat deze Psalm uit 55 woorden: 26 vóór en 26 ná het centrum van drie woorden van de Psalm: כִּי אַתָּה עִמָּדִי, want Gij zijt met mij. De hoofdpersoon van de eerste 26 woorden is Hij, de HEERE (derde persoon). In het centrum van de Psalm is er een wending en wordt Godrechtstreeks aangesproken: Gij (tweede persoon). Zesentwintig is de getalswaarde van het tetragrammaton, waar de Psalm mee begint en (bijna) mee eindigt; deze naam komt dus ook twee keer voor.

Toelichting op bijzondere Hebreeuwse woorden in deze Psalm en een grammaticale ontleding vind je in het PDF-bestand dat onderaan deze pagina te downloaden is.