El ginat egoz

אֶל גִּנַּת אֱגוֹז (el kinnat ekooz) is een lied op de tekst van Hooglied 6:11, 7:11-12 (vers 12-13 in de Hebreeuwse Bijbel) en 4:16, in 1951 gecomponeerd door Sara Levi-Tanaj (1910-2005). Sara, dochter van geïmmigreerde Jemenitische Joden, was behalve componist ook oprichter, choreograaf en artistiek directeur van het Inbal Dance Theater. Het Hooglied (שִׁיר הַשִּׁירִים) wordt traditioneel gelezen op vrijdagavond, het begin van de sjabbat en met péssach.

1e couplet:

אֶל גִּנַּת אֱגוֹז יָרַדְתִּי

el-kinnat ekkooz jaradtie

6:11 Ik ben tot den notenhof afgegaan

לִרְאוֹת בְּאִבֵּי הַנָּחַל

liroot beïbé hannaachal

om de groene vruchten der vallei te zien;

לִרְאוֹת הֲפָרְחָה הַגֶּפֶן

liroot hafarecha hakkeffen

om te zien, of de wijnstok bloeide,

הֵנֵצוּ הָרִמֹּנִים

heneetsoe harimmoniem

de granaatbomen uitbotten.

2e couplet:

לְכָה דוֹדִי נֵצֵא הַשָּׂדֶה

lecha dodi neetsee hassadè

7:11 Kom, mijn Liefste! laat ons uitgaan in het veld,

נָלִינָה בַּכְּפָרִים

naliena bakkefariem

laat ons vernachten op de dorpen.

נַשְׁכִּימָה לַכְּרָמִים

nasjkiema lakkeramiem

7:12 Laat ons vroeg ons opmaken naar de wijnbergen,

נִרְאֶה אִם פָּרְחָה הַגֶּפֶן

nirè im parecha hakkeffen

laat ons zien, of de wijnstok bloeit,

פִּתַּח הַסְּמָדַר

pittach hassemadar

de jonge druifjes zich opendoen,

הֵנֵצוּ הָרִמּוֹנִים

heneetsoe harimmoniem

de granaatappelbomen uitbotten;

slotregel van het lied:

שָׁם אֶתֵּן אֶת דֹּדַי לָךְ

sjaam etteen et-dodai laach

daar zal ik U mijn uitnemende liefde geven.

3e couplet:

עוּרִי צָפוֹן וּבוֹאִי תֵימָן

oeri tsafoon oevo'ie temaan

4:16 Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind!

הָפִיחִי גַנִּי יִזְּלוּ בְשָׂמָיו

hafiechi kannie jizzeloe vesamaaw

doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien.

יָבֹא דוֹדִי לְגַנּוֹ

javo dodi lekanno

O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame,

וְיֹאכַל פְּרִי מְגָדָיו

wejoochal peri mekadaaw

en ate zijn edele vruchten!

Enkele opmerkingen:

In het Ik ben tot den notenhof afgegaan ziet Rasji [1] het verschijnen van God in de tempel, waarmee hij aansluit op zijn uitleg van voorgaande teksten uit Hooglied. De groene vruchten der vallei die God kwam bekijken, zijn het gevolg van de goede daden van Israël. Het uitspruiten van de wijnstok vergelijkt hij met het tot bloei laten komen van Tora-geleerden, schriftgeleerden en onderwijzers van de Misjna en de bloeiende granaatappelbomen zijn het beeld van Israëlieten die de geboden onderhouden en verdienstelijk zijn.

Rasji werpt vervolgens de vraag op: waarom werden de Israëlieten vergeleken met een noot? Hij geeft zelf het antwoord:

Net zoals bij een noot: je ziet enkel hout; wat binnenin is, zie je niet. Kraak hem en ontdek dat hij vol zit met eetbare gedeelten. Zo zijn de Israëlieten ingetogen en nederig in hun daden, de leerlingen onder hen zijn niet waarneembaar en ze scheppen niet op door zichzelf lof toe te roepen. Maar wanneer je ze onderzoekt, zul je ontdekken dat ze vol wijsheid zijn. Er zijn vele bijkomende interpretaties. Net zoals een noot valt in de modder maar zijn binnenste niet vuil wordt, zo zijn de Israëlieten in ballingschap gevoerd onder de volkeren en zijn hun vele slagen toegebracht maar hun daden zijn niet bevuild.

[1] Rasji (acroniem van Rabbi Shlomo Itschak) was een Franse Rabbi die leefde van 1040 tot 1105 en die alom bekend is vanwege zijn verklaring van de Tenach.