Echad mi yodea

Het lied אֶחָד מִי יוֹדֵעַ, wie kent één?, is bekend van de Haggada voor Péssach, de liturgie voor de sedermaltijd en het wordt traditioneel gezongen ná de seder. De tekst van het lied verwijst echter niet naar de gebeurtenissen die met de sedermaaltijd worden herdacht, de bevrijding uit de slavernij van Egypte. Waarom dan toch in de haggada?

Eén verklaring [1] is dat de eigenlijke vraag is: wie kent de reden van onze verlossing uit Egypte? De dertien verklaringen in het lied kunnen dan gezien worden als antwoorden op deze vraag: God zélf is de reden van onze verlossing, zoals ook het toekomstige aannemen van Gods openbaring op de Sinaï, de verdiensten van de aartsvaders en –moeders, het onderhouden van de sjabbat en besnijdenis door onze voorouders in Egypte.

De proclamaties kunnen ook dienen als antwoord op de vraag wat voor goeds de bevrijding uit Egypte heeft gebracht, aangezien Israël daarna weer in ballingschap is gevoerd. Dit houdt het volk levend als dienaars voor God. Het zijn dertien basiselementen van het geloof die de genegenheid voor de geboden en de Tora tot uitdrukking brengen [2]. Dertien is de getalswaarde van het Hebreeuwse אֶחָד, één. Het lied bezingt zo de eenheid van deze aspecten die het volk tot eenheid maken. 

Kan dat dan niet als één uiting worden gezongen in plaats van de in dit lied cummulerende reeks van dertien? Een uitleg [3] is dat onze inspanningen om onze dienst aan God te verbeteren, stap voor stap moet gaan, te beginnen bij onze bewustwording van God.

[1] uit Haggadat Ma'aseh Nissim van Rabbi Yaakov Lorberbaum of Lissa (1760-1832)

[2] aldus het commentaar in de Artscroll Haggadah, door Joseph Elias, 1977

[3] van de Poolse rabbijn Yitzchak Meir Rotenberg-Alter (1799-1866)

אֶחָד מִי יוֹדֵעַ אֶחָד אֲנִי יוֹדֵעַ

echad mi jodéà echad anni jodéà

Wie kent één? Ik ken één.

אֶחָד אֱלֹהֵינוּ שֶׁבַּשָּׁמַיִם וּבָאָרֶץ

echad ellohenoe sjebbasjamajjim oeva'arets

Eén is onze God, in de hemel en op de aarde.

 

שְׁנַיִם מִי יוֹדֵעַ שְׁנַיִם אֲנִי יוֹדֵעַ

sjenajim mi jodéà sjenajim anni jodéà

Wie kent twee? Ik ken twee.

שְׁנֵי לֻחוֹת הַבְּרִית

sjene loechoot habberiet

De twee tafelen van het verbond.

 

שְׁלֹשָׁה מִי יוֹדֵעַ שְׁלֹשָׁה אֲנִי יוֹדֵעַ

sjelosja mi jodéà sjelosja anni jodéà

Wie kent drie? Ik ken drie.

שְׁלֹשָׁה אָבוֹת

sjelosja avoot

Drie zijn de (aarts)vaders.

 

אַרְבַּע אֲנִי יוֹדֵעַ אַרְבַּע מִי יוֹדֵעַ

arbà mi jodéà arbà anni jodéà

Wie kent vier? Ik ken vier.

אַרְבַּע אִמָּהוֹת

arbà immahoot

Vier zijn de (aarts)moeders.

 

חֲמִשָּׁה מִי יוֹדֵעַ חֲמִשָּׁה אֲנִי יוֹדֵעַ

chammisja mi jodéà chammisja anni jodéà

Wie kent vijf? Ik ken vijf.

חֲמִשָּׁה חוּמְשֵׁי תוֹרָה

chammisja choemesjee tora

Vijf zijn de vijf (boeken) van de Tora.

 

שִׁשָּׁה מִי יוֹדֵעַ שִׁשָּׁה אֲנִי יוֹדֵעַ

sjisja mi jodéà sjisja anni jodéà

Wie kent zes? Ik ken zes.

שִׁשָּׁה סִדְרֵי מִשְׁנָה

sjisja sidree misjna

Zes zijn de delen van de Misjna.

 

שִׁבְעָה מִי יוֹדֵעַ שִׁבְעָה אֲנִי יוֹדֵעַ

sjiva mi jodéà sjiva anni jodéà

Wie kent zeven? Ik ken zeven.

שִׁבְעָה יְמֵי שַׁבַּתָּא

sjiva jemee sjabbatta

Zeven zijn de dagen van de sjabbat.

 

שְׁמוֹנָה מִי יוֹדֵעַ שְׁמוֹנָה אֲנִי יוֹדֵעַ

sjemona mi jodéà sjemona anni jodéà

Wie kent acht? Ik ken acht.

שְׁמוֹנָה יְמֵי מִילָה

sjemona jemee mila

Acht zijn de dagen van besnijdenis.

 

תִּשְׁעָה מִי יוֹדֵעַ תִּשְׁעָה אֲנִי יוֹדֵעַ

tisja mi jodéà tisja anni jodéà

Wie kent negen? Ik ken negen.

תִּשְׁעָה יַרְחֵי לֵדָה

tisja jarchee leda

Negen zijn de maanden van geboorte.

 

עֲשָׂרָה מִי יוֹדֵעַ עֲשָׂרָה אֲנִי יוֹדֵעַ

assara mi jodéà assara anni jodéà

Wie kent tien? Ik ken tien.

עֲשָׂרָה דִבְּרַיָּא

assara dibberajja

Tien zijn de Woorden.

 

אַחַד עָשָׂר מִי יוֹדֵעַ אַחַד עָשָׂר אֲנִי יוֹדֵעַ

achad asaar mi jodéà achad asaar anni jodéà

Wie kent elf? Ik ken elf.

אַחַד עָשָׂר כּוֹכְבַיָּא

achad asaar kochvajja

Elf zijn de sterren (in Jozefs droom).

 

שְׁנֵים עָשָׂר מִי יוֹדֵעַ

 שְׁנֵים עָשָׂר אֲנִי יוֹדֵעַ

sjeneem asaar mi jodéà sjeneem asaar anni jodéà

Wie kent twaalf? Ik ken twaalf.

שְׁנֵים עָשָׂר שִׁבְטַיָּא

sjeneem asaar sjivtajja

Twaalf zijn de stammen (van Israël).

 

שְׁלֹשָׁה עָשָׂר מִי יוֹדֵעַ

 שְׁלֹשָׁה עָשָׂר אֲנִי יוֹדֵעַ

sjelosja asaar mi jodéà sjelosja asaar anni jodéà

Wie kent dertien? Ik ken dertien.

שְׁלֹשָׁה עָשָׂר מִדַּיָּא

sjelosja asaar middajja

Dertien zijn de eigenschappen (van God).

* de 13 eigenschappen van God, zoals genoemd in Exodus 34:6-7: 6 Toen de HEERE bij hem voorbijkwam, riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw, 7 Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.

De auteur van het lied Echad mi yodea, wie kent één?, is niet bekend, maar er wordt gezegd dat het gevonden is in het leerhuis van Eleazar Rokeach (1176–1238) in Worms. Volgens de Encyclopaedia Judaica verscheen het lied voor het eerst in Asjkenazische haggada's uit de 16e eeuw.

Een moderne uitvoering van het lied met een prachtige choreografie is hier te horen en zien: https://vimeo.com/119951428