Shir lama'alot (Ps. 121)

Het lied שִׁיר לַמַּעֲלוֹת, sjier lamma'allóót, een lied tot de opgang, is Psalm 121, op muziek gezet door Yosef Karduner (1969). Met dit lied sloeg Yosef zijn religieuze muzikale weg in en het verscheen op zijn debuutalbum Road Marks dat in het jaar 2000 werd uitgebracht.

Yosef werd geboren als Gilad Kardunos en grootgebracht in een traditioneel Joods gezin. Als tiener speelde hij basgitaar en na zijn militaire dienst vormde hij zijn eigen rockband. Als gitarist verving hij ook Uzi Hitman (waarvan wij het lied Adon Olam kennen). Door gesprekken met Uzi en met zijn vader, een loot van de Orthodox-Joodse chassidische Lubavitscher familie, ging Yosef studeren aan de jesjiva. in de jaren 90, tijdens zijn religieuze omkering, wijzigde hij ook zijn naam naar Yosef Karduner.

In een interview [1] vertelde Yosef over het totstandkomen van dit lied: op een middag, tijdens het repeteren met de rockband ontstond halverwege ineens een enorme afkeer van de leegheid van de heavy metal – veel lawaai, maar geen boodschap. Dat maakte dat hij abrupt stopte met de muziek en zijn gitaar stond bijna vijf maanden in de kast. Hij richtte zich helemaal op de studie van de Tora en persoonlijk gebed. En toen, plotseling na zo'n moment van persoonlijk gebed, onderweg naar huis, kwam het begin van een prachtige melodie in zijn gedachten – een gift vanuit de hemel, zo noemt hij het zelf. Hij was zo geïnspireerd en opgewonden dat hij thuis, zijn gitaar pakte en begon te spelen. Hij zocht in het gebedenboek naar een tekst bij de muziek en kwam bij Psalm 121. En in vijf minuten had hij de rest van de melodie, passend op de tekst van deze psalm.

[1] zie: http://www.breslev.co.il/articles/judaism/jewish_culture/breslevs_sweet_singer.aspx?id=9582&language=english en http://jewishmusicreport.com/2010/10/19/vos-iz-neias-exclusive-interview-with-yosef-karduner/

Waar in de tekst addonáj (Heere) staat, wordt hasjém (de Naam) gezongen.

שִׁיר לַמַּעֲלוֹת

sjier lamma'alloot

Een opgangslied

אֶשָּׂא עֵינַי אֶל הֶהָרִים

essa enaj el hèhariem

Ik hef mijn ogen op naar de bergen,

מֵאַיִן יָבֹא עֶזְרִי

mee'ajjin javo ezrie

vanwaar mijn hulp komen zal.

עֶזְרִי מֵעִם יְיָ

ezri mee'im addonaj

Mijn hulp is van den HEERE,

עֹשֵׂה שָׁמַיִם וָאָרֶץ

osee sjamajjim wa'arets

Die hemel en aarde gemaakt heeft.

אַל יִתֵּן לַמּוֹט רַגְלֶךָ

al jitteen lammoot raklecha

Hij zal uw voet niet laten wankelen;

אַל יָנוּם שֹׁמְרֶךָ

al janoem sjomrecha

uw Bewaarder zal niet sluimeren.

הִנֵּה לא יָנוּם וְלא יִישָׁן

hinnee lo janoem welo jiesjaan

Ziet, niet sluimeren, noch slapen, zal

שׁוֹמֵר יִשְׂרָאֵל

sjomeer jisraeel

de Bewaarder Israels

יְיָ שֹׁמְרֶךָ

addonaj sjomrecha

De HEERE is uw Bewaarder,

יְיָ צִלְּךָ עַל יַד יְמִינֶךָ

addonaj tsillecha al jad jemienecha

de HEERE is uw Schaduw, aan uw rechterhand.

יוֹמָם הַשֶּׁמֶשׁ לא יַכֶּכָּה

jomaam hasjemesj lo jakkekka

De zon zal u des daags niet steken,

וְיָרֵחַ בַּלָּיְלָה

wejareeàch ballaajela

noch de maan des nachts.

יְיָ יִשְׁמָרְךָ מִכָּל רָע

addonaj jisjmorcha mikkol ra

De HEERE zal u bewaren van alle kwaad;

יִשְׁמֹר אֶת נַפְשֶׁךָ

jisjmor et nafsjecha

uw ziel zal Hij bewaren.

יְיָ יִשְׁמָר צֵאתְךָ וּבוֹאֶךָ

addonaj jisjmor tseetecha oevo'echa

De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren,

מֵעַתָּה וְעַד עוֹלָם

mee'atta wead olaam

van nu aan tot in der eeuwigheid.