Neranenah

נְרַנְּנָה (neranne) is een lied dat uit slechts twee woorden bestaat. Werkwoorden. Het is geen Bijbeltekst maar de woorden komen wel elk zo'n vijftig keer voor in de Tenach.

Het lied is goed te combineren met Yismechu.

נְרַנְּנָה

nerannena

Laten wij juichen,

נְזַמֵּרָה

nezammera

laten wij zingen.

Enkele opmerkingen:

Juichen

Het eerste woord נְרַנְּנָה (neranne) is afgeleid van רָנַן (ranàn) dat uitroepen, juichen en schreeuwen van vreugde betekent en vooral in poëtische passages voorkomt, met name in de psalmen. Meestal is het een uiting van vreugde en vaak is de uiting gericht aan God. De eerste keer dat het in de Bijbel wordt gebruikt, is in Leviticus 9:24:

23 Toen ging Mozes met Aaron in de tent der samenkomst; daarna kwamen zij uit, en zegenden het volk; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen al het volk. 24 Want een vuur ging uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde op het altaar het brandoffer, en het vet. Als het ganse volk dit zag, zo juichten zij, en vielen op hun aangezichten.

Het woord wordt in de poëzie vaak parallel gebruikt aan bijna elke term voor vreugde, loven en juichen. Meestal is ranàn in zulke parallellen de initiële term, zoals ook hier in ons lied.

De vorm waarin het hier wordt gebruikt, is in de eerste persoon meervoud (wij); het geeft een onvoltooide handeling weer, een imperfectum, (wij zullen ...) maar dan als een zelfaansporing, een cohortativus, (laten wij ...) waardoor de vertaling is: laten wij juichen.

Zingen

Het tweede woord נְזַמֵּרָה (nezamméra) is afgeleid van זָמַר (zamàr) dat muziek maken en zingen betekent. Zingen en/of musiceren worden in de Bijbel in meerderheid gebruikt voor het prijzen van de Eeuwige. Zet je voor dit werkwoord de מ dan maak je er een zelfstandig naamwoord van: מִזְמֹר (mizmóór). Die toegevoegde מ geeft een abstractie weer: muziekstuk, lied, psalm. In de Bijbel duidt mizmóór altijd een religieus muziekstuk aan, in tegenstelling tot het vaak als synoniem gebruikte שִׁיר (sjier) dat lied betekent. Er zijn 57 Psalmen met mizmóór als opschrift.

In het eerste lied (sjier) in de Bijbel komt ook muziek (zimrá) voor. Het is de lofzang van Mozes in Exodus 15: אָז יָשִׁיר מֹשֶׁה (aaz jaasjier mosjè; toen zong Mozes) ... עָזִּי וְזִמְרָת יָהּ (azíé wezimrát jah; mijn sterkte en muziek is de Eeuwige).

Dit nezamméra heeft dezelfde vorm als het eerste woord en is vertaald: laten wij zingen.

Juichen én zingen

Er zijn slechts twee Psalmverzen waarin deze woorden samen voorkomen. Eén daarvan bevat de oproep om je – op de manier van dit lied – voor de Eeuwige te uiten, Psalm 98:4: Juicht den HEERE, gij ganse aarde! roept uit van vreugde, en zingt vrolijk, en psalmzingt. De laatste twee woorden van dit vers zijn: וְרַנְּנוּ וְזַמֵּרוּ (werannenóé wezamméroe; en juicht! en zingt!).

Ook in het andere vers staan beide woorden parallel: Psalm 71:23: Mijn lippen zullen juichen, wanneer ik U zal psalmzingen, en mijn ziel, die Gij verlost hebt.

Juichen en psalmzingen zijn hier in het Hebreeuws תְּרַנֵּנָּה (terannéna; zij zullen juichen) respectievelijk אֲזַמְּרָה (azamme; laat ik zingen).

Overigens: in de onder het notenschrift gegeven Engelse vertaling (zie hieronder) is de betekenis van de woorden omgedraaid. Maar er mankeert meer: de klinkers van de Hebreeuwse tekst die onder het notenschrift staan zijn niet helemaal juist.