Voorblad > Lidwoorden > Lidwoord van bepaaldheid de
Deze lidwoorden zijn congruent met het mannelijke genus, het vrouwelijke genus en het meervoud.
enkelvoud
vrouwelijk
de /də/
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
mannelijk
de /də/
den /dən/
meervoud
de /də/
Bij het vrouwelijk genus:
de
"de vrouw" (de vrouw)
"de dochter" (de dochter)
"de moder" (de moeder)
"de apin" (de apin)
"de dokter" (de dokter, indien een vrouw)
"de tant" (de tante)
"de hoon" (de hoen, de kip)
"de havermert" (de havermarkt)
"de hoeshaodster" (de huishouderster)
"de hoesmös" (de huismus)
"Ich waas biej de dokter en ze haaj gezagdj det alles good waas." (Ik was bij de dokter en ze had gezegd dat alles goed was.)
Bij het mannelijk genus:
de
Bij woorden die beginnen met een medeklinker, behalve d, h en t.
den
Bij woorden die beginnen met een klinker en de medeklinkers d, h en t.
"de paol" (de paal)
"de man" (de man)
"de jóng" (de jongen)
"de mins" (de mens, de man)
"den dokter" (de dokter, indien een man)
"den derm" (de darm)
"den dörpel" (de dorpel)
"den aap" (de aap)
"den iesvogel" (de ijsvogel)
"den tram" (de tram)
"den hoof" (de hof. de tuin)
"den hóndj" (de hond)
"den haan" (de haan)
"Ich waas biej den dokter en hae haaj gezagdj det alles good waas." (Ik was bij de dokter en hij had gezegd dat alles goed was.)
Bij meervoudsvormen:
de
"de wichter" (de wichten. de kinderen)
"de ape" (de apen)
"de dokters" (de dokters)
"de derm" (de darmen)
"de hoonder" (de hoenen. de kippen)
"de tek" (de takken)
"De dokters zagte det alles good waas." (De dokters zeiden dat alles goed was.)
Assimilatie met voorafgaande voorzetsels:
Het lidwoord de hecht zich gemakkelijk aan de volgende voorzetsels, enclitisch, waarbij medeklinker d in het proces van assimilatie, meer specifiek, contractie, opgeheven wordt:
(aan) "aanne, aannen" (aan de)
(in) "inne, innen" (in de)
(op) "oppe, oppen" (op de)
(van) "vanne, vannen" (van de)
"Gangk es aanne kantj." (Ga eens aan de kant! Ga eens uit de weg.)
"Ich wacht op dich aannen dreij." (Ik wacht op jou aan de draai. Ik wacht op jou aan de bocht.)
"Det höb ich gekochtj oppe mert." (Dat heb ik gekocht op de markt.)
"Oppen door weurste det meug." (Op den duur wordt je dat moe. Op den duur wordt je dat beu.)
"innegang", zoals Frans 'en passant':
"Doot det effekes innegang." (Letterlijk: Doe dat eventjes in de gang. Doe dat eventjes in/tijdens het gaan.)
"Doot det effekes innegang." (Doe dat eventjes terwijl je toch bezig bent.)
"Doot det effekes innegang." (Doe dat eventjes terwijl je (weg)gaat.)
"Doot det effekes innegang." (Doe dat eventjes terwijl je daar passeert.)
In plaats van oppe(n), aanne(n), inne(n) en vanne(n) kan men respectievelijk ook op de(n), aan de(n), in de(n) en van de(n) zeggen. In dit geval spreekt men met sterke nadruk en dit hoort men zelden.
In de familienaam Opdenacker/Opdenakker kan men zulke nadruk waarnemen. Of in de volgende voorbeeldzin:
"Het waas in den tied det de bieëste nog koste kalle." (Het was in de tijd dat de beesten (dieren) nog konden kallen (praten).)