Voorblad > dae, diej en det als menselijke onderwerpen
In het Kinroois en verwante dialecten komt het veel voor dat een menselijk onderwerp ...
... in de derde persoon enkelvoud of meervoud ...
... benoemd wordt met één van de aanwijzende of betrekkelijke voornaamwoorden dae, diej en det.
Deze voornaamwoorden worden in dit geval zelfstandig gebruikt.
enkelvoud
det
/dɛt/
persoon met een onzijdig genus in de derde persoon enkelvoud, waaronder sommige biologisch vrouwelijke personen
enkelvoud
diej
/diːj/
persoon met een vrouwelijk genus in de derde persoon enkelvoud
enkelvoud
dae
/dɛː/
persoon met een mannelijk genus in de derde persoon enkelvoud
meervoud
diej
/diːj/
derde persoon meervoud
Klankverschuiving als gevolg van progressieve assimilatie
enkelvoud
tet
/tɛt/
enkelvoud
tiej
/tiːj/
enkelvoud
tae
/tɛː/
meervoud
tiej
/tiːj/
Als een voorafgaand woord eindigt op een stemloze medeklinker, dan verandert de beginklank van d (stemhebbend) naar t (stemloos).
Aanwijzende voornaamwoorden als menselijk onderwerp - gebruik zonder menselijk antecedent
Een menselijk antecedent is ...
... ofwel een zelfstandig naamwoord dat een mens of mensen voorstelt ...
... ofwel een woordgroep met daarin een zelfstandig naamwoord dat een mens of mensen voorstelt;
dit zelfstandig naamwoord of deze woordgroep vormt het onderwerp in de hoofdzin; de zin waarin het menselijk onderwerp geïntroduceerd wordt in de dialoog. Als verderop in de dialoog dit menselijk onderwerp benoemd wordt met een congruent voornaamwoord, dan vormt het menselijk onderwerp in de hoofdzin het antecedent waarop het navolgende congruente voornaamwoord terugwijst.
In het Kinroois en verwante dialecten kunnen de aanwijzende voornaamwoorden dae, diej en det gebruikt worden om een mens of mensen te benoemen zonder dat er een menselijk antecedent geïntroduceerd werd in de dialoog.
In de volgende voorbeeldzinnen roept iemand uit het niets:
Enkelvoud:
"Kiek dae dao." (♂ Kijk die daar.)
"Kiek diej dao." (♀ Kijk die daar.)
"Kiek det dao." (○ Kijk dat daar.)
Meervoud:
"Kiek diej dao." (Kijk die daar.)
In deze formuleringen kunnen aanwijzende voornaamwoorden gebruikt worden om ...
afkeuring of twijfel te laten blijken over de persoon of personen in kwestie.
aandacht te vestigen op de persoon of personen in kwestie.
Als het in zo een geval over een volwassen vrouw gaat en men gebruikt onzijdig det dan kan het over een versterking van de afkeuring of twijfel gaan. #veronzijdiging
De volgende voorbeelden geven verontwaardiging aan over iemand. Persoon A begint tegen persoon B te spreken over persoon C.
"Waat dinktj dae waal!" (♂ Wat denkt die wel!)
"Waat dinktj diej waal!" (♀ Wat denkt die wel!)
"Waat dinktj det waal!" (○ Wat denkt dat wel!) In dit geval kan het gaan over een kind, over een meisje of, met negatieve connotatie, over een volwassen vrouw.
Of in het meervoud:
"Waat dinke diej waal!" (Wat denken die wel!)
Als een moeder haar jonge dochter aanschouwt in een nieuw kleedje, dan kan men haar horen zeggen: "Och, kiek det dao. Wiej sjoeën!" Een uitdrukking van genegenheid. De nadruk ligt dan op het woord kiek.
Of als een kind een nest jonge honden ziet, kan men dat kind horen zeggen: "Och, kiek diej dao. Wiej leef!" Een uitdrukking van genegenheid.
Betrekkelijke voornaamwoorden als menselijk onderwerp - gebruik met menselijk antecedent
In de volgende voorbeeldzinnen is dae, diej of det het menselijk onderwerp in een bijzin. De komma in vet geeft aan waar de hoofdzin met het menselijk antecedent eindigt en de bijzin begint. De respectievelijke onderwerpen zijn gemarkeerd in vet.
Het onderwerp in de hoofdzin is het menselijk antecedent waarnaar het betrekkelijk voornaamwoord verwijst.
"Dao waas ins eine mins, dae ging nao de mert." (Er was eens een mens (= manspersoon) __ die ging naar de markt.)
"Dao waas ins ein vrouw, diej ging nao de mert." (Er was eens een vrouw __ die ging naar de markt.)
"Dao waoren ins minse oet Kinder, diej ginge nao de mert." (Er waren eens mensen uit Kinrooi __ die gingen naar de markt.)
"Dao waas ins ein wicht, det ging nao de mert." (Er was eens een wicht (= meisje) __ dat ging naar de markt.)
"Dao was ins ei wichtje, det ging nao de mert." (Er was eens een wichtje (= meisje) __ dat ging naar de markt.
"Dao waas ins eine jóng, dae ging nao de mert." (Er was eens een jongen __ die ging naar de markt.)
"Dao waas ins ei jungske, det ging nao de mert." (Er was eens een jongetje __ dat ging naar de markt.)
"Dao waas ins ein aod menke, det ging noa de mert." (Er was eens een oude mannetje __ dat ging naar de markt.)
Zonder menselijk antecedent: verkorting van het onderwerp
Wanneer een aanwijzend voornaamwoord gebruikt wordt om een menselijk onderwerp voor te stellen zie ik dit woordgebruik als een verkorting van het onderwerp. Men kan er over twisten of dat zo is, maar deze gedachtengang kan de niet-spreker van dit dialect in elk geval helpen om dit woordgebruik te begrijpen.
In de volgende voorbeelden staan voor het gelijkteken de verkorte onderwerpen met persoonsvorm en achter het gelijkteken staan de onverkorte onderwerpen.
Ik duid het respectievelijke onderwerp telkens in vet aan.
"dae geit" (die gaat) = "dae mins geit" (die man gaat)
"diej geit" (die gaat) = "diej vrouw geit" (die vrouw gaat)
"det geit" (die gaat) = "det jónk geit" (dat jonk gaat. dat kind gaat)
"det geit" (die gaat) = "det menke geit" (dat manneke gaat. dat jongetje gaat) |men•ke|
"det geit" (die gaat) = "det maegtje geit" (dat maagdje gaat. dat meisje gaat)
"det geit" (dat gaat) = "det vrouwmes geit" (dat vrouwmens gaat)
"diej gaon" (die gaan) = "diej minse gaon" of "diej luj gaon" (die mensen gaan of die lui gaan)
Voor deze onverkorte onderwerpen heb ik per geval de meest archetypische zelfstandige naamwoorden gekozen, congruent aan het betreffend aanwijzend voornaamwoord.
Nog enkele voorbeeldzinnen, met en zonder menselijk antecedent
"Dae geit er nogal teengenaan." (Die gaat er nogal tegenaan. Die (manspersoon) werkt met veel inzet.)
"Diej gaon nog get belaeve." (Die gaan nog iets beleven.)
"Diej gaon ter nogal tiegenaan." (Die gaan er nogal tegenaan. Die (mensen) werken met veel inzet.)
"Waat dinktj dae waal!" (Wat denkt die wel!) "dae" kan met of zonder nadruk gezegd worden door middel van intonatie.
"Pas op mèt dae wuiles, want dae luiptj dich óm!" (Pas op met die wildebras, want die loopt jou om(ver)!)
"Diej? Det is mich ein!" (Die? Dat is me (er) eentje!)
"Det? Det is mich ein!" (Dat? Dat is me (er) eentje!)
"Dae? Det is mich eine!" (Die? Dat is me (er) eentje!)
"Det (jónk) duit nogal." (Dat (jonk/jong) doet nogal. Dat kind gaat nogal te keer.)
Aanwijzend voornaamwoord det als onbepaald menselijk onderwerp
Het aanwijzend voornaamwoord det kan als onbepaald menselijk onderwerp gebruikt worden, bijvoorbeeld in de volgende context.
Een volwassen persoon bekritiseert het gedrag van bepaalde jongeren. Men kan hem of haar dan horen zeggen:
"Det trèktj zich van god noch gebod get aan. Det duit maar op."
(Dat trekt zich van god noch gebod iets aan. Dat doet maar op.")
Het gebruik van det heeft hier niet betrekking op een bepaalde persoon, de aanwijzing wijst naar jongeren als collectief. Het menselijk onderwerp is bijgevolg onbepaald.
Het mannelijk onderwerp wordt door ergernis onzijdig det - Mannelijke veronzijdiging
Als men zich ergert aan het gedrag van een mannelijke persoon of als men met sterke afkeuring over een mannelijke persoon spreekt kan men die persoon benoemen met het onzijdig aanwijzend voornaamwoord det.
In het volgende voorbeeld spreekt een medewerker van een bedrijf met sterke afkeuring over een nieuwe jonge collega die blijkbaar niet voldoet aan de verwachtingen van de spreker.
"Kiek det dao. Det stuit dao mer te haoje."
(Kijk dat daar. Dat staat daar maar te houden. Dat staat daar maar niets te doen (in plaats van in gang te schieten.))
Met dit woordgebruik wordt die mannelijke persoon herleidt tot een levenloos voorwerp.
#aanwijzend voornaamwoord
Veronzijdiging om een zin lichtvoetig te maken
Höbstich e zöster det sjildertj? (Heb jij een zuster dat schildert?)
In deze zin vraagt de spreker of de aangesprokene een zuster heeft die kunst schildert. Om de zin niet zwaarwichtig te laten overkomen gebruikt de spreker onzijdig det in plaats van vrouwelijk diej. Deze woordkeuze past ook bij de familiale hiërarchie. Als het over een moeder gaat gebruikt men geen woorden met een onzijdig genus.
#betrekkelijk voornaamwoord
Van aanwijzend voornaamwoord naar onderwerpsvorm? Dat is een brug te ver
Ik heb vastgesteld dat er in de gemeenschap van Nederlands Limburg mensen zijn die beweren dat deze aanwijzende voornaamwoorden in zelfstandig gebruik moeten of mogen aanzien worden als persoonlijke voornaamwoorden in de onderwerpsvorm.
Dat betekent dat als men het betreffende dialect grammaticaal voorstelt dat ...
hae gelijkgesteld wordt met dae
ziej gelijkgesteld wordt met diej
het /hət/ en het /hɛt/ gelijkgesteld worden met det /dɛt/
... en dat men deze aanwijzende voornaamwoorden in een overzichtstabel dan als verwisselbaar voorstelt met de gekende onderwerpsvormen.
In deze voorstelling ontbreekt het zicht op het genuanceerde verschil in gebruik.
De aanwijzende voornaamwoorden waarvan sprake worden met een andere intentie gebruikt en daardoor is er verschil in de semantiek tussen deze woorden en de onderwerpsvormen.
Ik wijs deze voorstelling daarom af.
Er zijn ook nog mensen in de gemeenschap van Nederlands Limburg die een homoniem uit het Hollands aanhalen om te argumenteren dat deze aanwijzende voornaamwoorden in zelfstandig gebruik onderwerpsvormen zouden worden.
Ik bespreek deze misvatting hierna, in het stuk "Een Hollandse valse vriend ...".
Een Hollandse valse vriend ...
In het welbekende Hollands is er een onbenadrukte, enclitische vorm van het persoonlijk voornaamwoord in de onderwerpsvorm hij, namelijk ie. Van ie bestaat er een hypercorrecte vorm die. Deze hypercorrecte onderwerpsvorm is een homoniem van het aanwijzend voornaamwoord die. Wie niet aandachtig naar dit taalgebruik kijkt en argumenten bedenkt om tot een gewenste uitkomst te komen kan deze woorden verhaspelen. En dat is blijkbaar gebeurd.
Hollands ie, hypercorrect die, heeft niks te maken met het aanwijzend voornaamwoord die. die is een hypercorrecte vorm van ie.
ie en hypercorrect die zijn enclitische vormen van hij. Ze komen nooit voor in een canonieke zinsvolgorde; ze assimileren met een voorafgaand woord en komen alleen in deze zinsbouw voor.
"Daar gaat hij."
"Dat hij maar uitkijkt."
Wordt onbenadrukt, met klankverschuiving van ij naar ie en de beginklank h vervalt in de assimilatie:
"Daar gaat'ie."
"Dat'ie maar uitkijkt."
Deze 'ie komt dus nooit voor in een canonieke zinsvolgorde. 'ie wordt altijd voorafgegaan door een woord.
Men kan niet zeggen: "'Ie gaat naar huis."
De genese van hypercorrect die
De enclitische vorm 'ie; onderwerp in de zin, wordt altijd voorafgegaan door een woord, typisch in de volgende kritische zinsstructuren:
[inversief: persoonsvorm, veelal eindigend op t + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp]
[voornaamwoord + onderwerp]
Hij, waarvan afgeleid 'ie, is de derde persoon enkelvoud. De congruente persoonsvorm bij hij eindigt in de tegenwoordige tijd bijna altijd op medeklinker t. De woordcombinatie persoonsvorm + onderwerp komt veel voor.
Er zijn voegwoorden en voornaamwoorden die eindigen op de medeklinker t, zoals dat, omdat, eerdat, voordat, tot, want.
"Daar gaat'ie." klinkt als "Daar gaatie."
"Dat'ie maar uitkijkt." klinkt als "Datie maar uitkijkt."
Kortom, de mate van voorkomen van medeklinker t als klank vóór 'ie is hoog. Zo kan er een associatie ontstaan tussen t en 'ie.
Mensen die over een zeker gebrek aan taalgevoel beschikken menen hier te horen dat de laatste klank van het voorafgaande woord hoort bij de enclitische vorm 'ie. Zo ontstaat de hypercorrecte vorm tie, na een klankverschuiving; die.
Er zijn Hollanders die dan horen:
"Daar gaatdie."
"Datdie maar uitkijkt."
Zo is die ontstaan als noordelijk Nederlands onbenadrukt, enclitisch synoniem van hij. Dit woord die is geen aanwijzend voornaamwoord.
Het Duits kent ook het zelfstandig gebruik van aanwijzende voornaamwoorden om mensen te benoemen, maar het Kinroois en verwante dialecten gaan verder in dit gebruik.
Der ist verrückt! Die ist verrückt! Die sind verrückt! (Die is gek (mannelijk)! Die is gek! (vrouwelijk) Die zijn gek! (meervoud))
Schema ter vergelijking
Aanwijzende voornaamwoorden in het Duits - Demonstrativpronomen
das
enkelvoud
nominaal
onzijdig
die
enkelvoud
nominaal
vrouwelijk
der
enkelvoud
nominaal
mannelijk
die
meervoud
nominaal
Aanwijzende voornaamwoorden in het Nederlands
dat
enkelvoud
onzijdig
die
enkelvoud
vrouwelijk
die
enkelvoud
mannelijk
die
meervoud
Aanwijzende voornaamwoorden in het Kinroois
det
enkelvoud
onzijdig
diej
enkelvoud
vrouwelijk
dae
enkelvoud
mannelijk
diej
meervoud