Voorblad > Hoffelijkheidsvorm
De hoffelijkheidsvorm oftewel hoofse vorm is een aanspreekvorm waarbij de aanspreker de tweede persoon meervoud gebruikt om te tonen dat er een bepaalde relationele afstand is tussen de aanspreker en de aangesprokene of aangesprokenen. Het kenbaar maken van die relationele afstand in de aanspreking is gekoppeld aan het tonen van een zekere eerbied ten opzichte van de aangesprokene.
Hoofse onderwerpsvormen zijn gae, ge en het encliticum er. Laatste mag men niet verwisselen met het homonieme encliticum er, mannelijk. Al deze hoofse vormen zijn afgeleid van de voornaamwoorden die de tweede persoon meervoud voorstellen. De hoofse onderwerpsvormen kunnen zowel in enkelvoud als in meervoud gebruikt worden.
er als hoofse onderwerpsvorm is net iets minder afstandelijk dan gae en ge.
De hoofse voorwerpsvorm is uch.
Het hoofs bezittelijk voornaamwoord is eug.
Het gebruik van de hoffelijkheidsvorm komt aan bod op de bladen waarin de onderwerpsvormen en de voorwerpsvormen besproken worden. Zie aldaar om voorbeelden te vinden van het gebruik van de hoofse vorm.
In het dialect spreekt men hoofs tegen de volgende mensen of in de volgende situaties:
Naaste oudere familieleden: ouder, grootouder, oom, tante en schoonouder. Aldus in een familiale hiërarchie. Veelal wordt in dit verband er gebruikt.
Een oudere persoon.
In een professioneel hiërarchisch verband, bijvoorbeeld tegen zijn of haar werkgever.
Een onbekende volwassene, bijvoorbeeld wanneer men de weg vraagt. De aangesprokene zal hoofs antwoorden indien de vraagsteller een volwassene is.
Iemand waarmee men een oppervlakkige relatie heeft, zoals een winkelmedewerker.
Een koppel is vijftig jaar getrouwd en de burgemeester voert een rede om het koppel te eren. De burgemeester zal het koppel hoofs aanspreken. Dit is een situatie waarin de aanspreker hoofs spreekt in het meervoud.
Een verpleegkundige spreekt een groep senioren aan. Dit is een situatie waarin de aanspreker hoofs spreekt in het meervoud.
Een kind spreekt zijn of haar ouders gelijktijdig aan. Dit is een situatie waarin de aanspreker hoofs spreekt in het meervoud.
Een oudere persoon zal een jongere persoon nooit hoofs aanspreken.
In de dialecten die de hoffelijkheidsvormen kennen wordt het als ongemanierd beschouwd om niet hoofs aan te spreken in een omstandigheid waarin dat wel verwacht wordt.
Oorsprong
De hoffelijkheidsvorm is ontstaan door het gebruik van de pluralis majestatis. Die vorm vindt zijn oorsprong in een ver verleden waarin heersers zoals keizers, koningen en pausen over zichzelf in de wij-vorm spraken, de eerste persoon meervoud. Dat had als gevolg dat iemand aan het hof van de heerser die heerser moest aanspreken in het meervoud, de tweede persoon meervoud. Zo werd er dus gesproken aan het hof van de heerser. Vandaar de termen hoffelijkheidsvorm en hoofse vorm.
Voor alle duidelijkheid; geen enkele dialectspreker spreekt over zichzelf in het meervoud. Het gaat hier enkel over het gebruik van de tweede persoon meervoud bij het aanspreken.
Hoffelijkheidsvorm tegenover beleefdheidsvorm
De hoffelijkheidsvorm wordt door anderen de beleefdheidsvorm genoemd en dat vloeit voort uit onwetendheid of gemakzucht. Als ik mijn jeugdvriend en leeftijdsgenoot aanspreek met dich (jij), dan ben ik niet onbeleefd oftewel ongemanierd. In dit geval spreek ik niet volgens de hoofse vorm en dat heeft voor de rest geen gevolg of gevolgen. Een rationeel denkend mens kan hier geen gebrek aan beleefdheid aan koppelen. De benaming beleefdheidsvorm insinueert dat iemand die niet in de hoffelijkheidsvorm spreekt onbeleefd is en dat is klinkklare onzin.
#hoffelijk_versus_beleefd |#courtious_versus_polite | #courtois_versus_poli
Lees ook op de volgende bladen: