Voorblad > Bijwoorden met ein als tweede lid
Bijwoorden met ein /ɛi̯n/ (een /en/) als tweede lid, als bepaling bij een werkwoord
Aaneengeschreven: [voorzetsel + ein]
aanein
achterein
biejein, bjein
bovenein
doorein
euverein
inein
langsein
|mèdein| mètein
naoein
naoein
naevenein
(uitspraak: oedein, nadruk op ein) (uiteen. uit elkaar) oetein
oeterein
óngerein
|obein| opein
teengenein
vanein
veurein
aaneen
achtereen
bijeen
boveneen
dooreen
overeen
ineen
langseen
met een = tezamen. uitspraak: medeen, nadruk op een
na een
naar een
neveneen (neven = naast. Duits neben)
uiteen
uitereen
ondereen
opeen
tegeneen
vaneen
vooreen
Het woord oeterein (uitereen) kan op het eerste gezicht verbazen. Het eerste deel uiter komt nog voor in de volgende woorden die deel uitmaken van de hedendaagse Nederlands woordenschat:
uiterlijk, uiteraard, uiterdijk, uiterwaard, uiterst, uitermate
Oudnederlands ūtiro = Meer naar buiten gelegen.
Tijdens de middeleeuwen in de Lage Landen werd uiter ook los van andere woorden gebruikt. Een woord dat toen met een sterker bewustzijn gebruikt werd dan nu. In deze context moet men het ontstaan van het woord uitereen zien.
Woorden in het Duits met equivalenten van uiter: außer, äußer, äußerlich, außerhalb
Woorden in het Engels met equivalenten van uiter: outer, utter
In het Rheinische Wörterbuch staat het lemma ausser-ein, Ripuarisch utərēn (ū-), utrēn, ytrēn.
vanein riete (vaneen rijten. vaneen scheuren. vaneen trekken)
langsein door wirke (langseen door werken. niet samenwerken)
get bjein doon (iets bijeen doen. iets bijeen brengen)
get bjein sjarre (iets bijeen scharren. iets bijeen nemen.)
inein staeke (ineensteken)
opein lègke (opeenleggen)
oeterein doon (uitereen doen. uiteen doen)
oeterein gaon (uitereen gaan. uiteen gaan. wijder worden)
vaneinaaf (vaneenaf)
vaneinaaf gaon (vaneenaf gaan. scheiden)
vaneinaaf sjrieve (vaneenaf schrijven. niet aaneen schrijven)
aanein sjrieve (aaneen schrijven)
aaneinvas sjrieve (aaneenvast schrijven)
opeinaaf gaon (opeenaf gaan. naar een toegaan)
metein speule (met een spelen.)
opein aaf gaon, op ein aaf gaon (naar een toe lopen, elkaar tegemoet gaan)
teengenein op (tegeneen op. bijvoorbeeld bij opbieden of bekvechten)
teengenein aan (tegeneen aan)
get óngerein doon (iets ondereen doen. mengen. bijeen voegen)
Van etensresten: "Ich doon mich det óngerein." (Ik doe mij dat ondereen.)
De woordsoort van ein in deze context bepalen is blijkbaar problematisch
De beste bron om de woordsoort van ein (een) te bepalen is volgens mijn onderzoekservaring de Geïntegreerde Taalbank. Ik spreek verder over het Nederlandse lemma een.
In de Geïntegreerde Taalbank vindt men dat een een synoniem is van elkaar en elkander. Bijgevolg zou een dan een wederkerig voornaamwoord moeten zijn. Als woordsoort wordt een in deze context enkel als telwoord vernoemd. Dat is inconsequent en ambigu.
Op het blad Wederkerende handelingen leg ik uitgebreid uit wat de voorwaarden zijn om van een wederkerige handeling te kunnen spreken. Een belangrijke voorwaarde is dat het onderwerp van de wederkerige handeling een meervoud is.
In "De toren stortte ineen." is het onderwerp een enkelvoud.
In "iemand ineen slaan" is er enerzijds iemand die geweld pleegt en anderzijds iemand die het geweld ondergaat. In deze formulering is er geen sprake van wederkerigheid.
Ik vermoed dat we ein (een) hier als woordsoort ruim moeten zien, dat de woordsoort naargelang de gebruikscontext een telwoord, een onbepaald voornaamwoord of een wederkerig voornaamwoord is.
Als men ein (een) in de grondvorm als een telwoord ziet dat kan ein betrekking hebben op ...
a) In aantal 1.
b) In aantal meer dan 1 doet tezamen een handeling.
b1) In aantal meer dan 1 wordt tezamen 1.
b2) In aantal meer dan 1 is tezamen 1.
b3) In aantal meer dan 1 blijft tezamen 1.
c) In een handeling met in aantal meer dan 1, waaronder x, is de handeling gericht op x. x is dan 1.
In het Rheinische Wörterbuch (RW) vond ik bij het lemma ein I: (Zahlwort) eines sein, werden, bleiben. Dit heeft de basis gevormd voor mijn verklaringen hierboven.
Bron: www.woerterbuchnetz.de/RhWB?lemid=E00545
In geval van b) kan het gaan over wederkerigheid.
In Duitse woordenboeken vindt men ein /aɪ̯n/ als telwoord en (onbepaald) voornaamwoord.
Lees ook op de volgende bladen: