Voorblad > Persoonlijke voornaamwoorden > Onderwerpsvormen > Als onderwerp
Deze kennis is tot stand gekomen door met een rationele en holistische visie een antwoord te geven op de vraag: "Wat zijn de onderwerpsvormen van dit dialect?"
Dit is de allereerste keer dat dit gebeurd is voor een Limburgs dialect en door deze aanpak overtreft wat hier staat alle eerder verschenen teksten over dit onderwerp in volledigheid en correctheid.
Een persoonlijk voornaamwoord in de onderwerpsvorm heeft als het in de zin het enige woord is dat het onderwerp voorstelt de grammaticale functie van een onderwerp in de zin.
Assimilatie en clisis, waaronder enclise, zijn processen die betrekking hebben op spraak, niet op schrift. Wanneer er sprake is van assimilatie of clisis is er geen enkele verplichting om deze processen kenbaar te maken door betroffen woorden aaneen te schrijven. Afhankelijk van de omstandigheid kiest men voor gescheiden of aaneen schrijven, in functie van de herkenbaarheid of de leesbaarheid van de betroffen woorden. Of om verwarring met een andere schrijfvorm te vermijden.
Canonieke zinsvolgorde (geënt op de Engelse term canonical clause): Het onderwerp, in dit geval een persoonlijk voornaamwoord in de onderwerpsvorm, is het eerste woord in de zin en na het onderwerp volgt een persoonsvorm.
Een canonical clause, letterlijk vertaaald canonieke hoofdzin, is een zin waarin het onderwerp het eerste woord in de zin vormt en na het onderwerp volgt de persoonsvorm. De verdere definitie van deze Engelse benaming doet verder niet ter zake wat dit werk betreft. Canoniek kan men losjes definiëren als simpel en archetypisch.
Tussen vierkante haakjes, in blauwe tekst, staan kritische zinsstructuren. In deze structuren condenseer ik wat men moet weten om de plaats van de onderwerpsvormen in de syntax te kennen. Deze kritische zinsstructuren geven een minimalistische zinsbouw weer.
ik ga ... = canoniek
ik ging ... = canoniek
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
ga ik ... = inversief
was ik ... = inversief
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
als ik ga ... = onderwerp na een voegwoord
toen ik ging ... = onderwerp na een voegwoord
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
wat ik zeg ... = onderwerp na een voornaamwoord
nu jij zegt ... = onderwerp na een voornaamwoord
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Deze wijze van structuren presenteren volstaat om inzicht te krijgen in de materie ter zake. Ik vernoem een structuur als "toen ik ging", "toen ik eindelijk ging" vernoem ik niet. Een kernachtige presentatie met voldoende informatie leidt tot een kritisch begrip van de gepresenteerde stof. Vandaar kritische zinsstructuren. Als ik ook de licht afwijkende zinsstructuren zou behandelen, zou de uitleg hier te uitgebreid en langdradig worden. In dit opzicht kies ik er ook voor om voegwoorden en voornaamwoorden vóór het onderwerp niet specifiek te benoemen.
Een encliticum als onderwerp of een enclitisch, geassimileerd voornaamwoord als onderwerp kan nooit voorkomen in een canonieke zinsvolgorde.
De term primaire voorwerpsvorm heeft betrekking op voorwerpsvormen die een bepaalde plaats innemen in de syntax.
Er is sprake van congruentie met de eindklank van de persoonsvorm bij de tweede persoon enkelvoud en meervoud. Die eindklank wordt de eindklank van voegwoorden en voornaamwoorden die het onderwerp voorafgaan.
De term trap in dit overzicht heeft geen grammaticale betekenis. Ik gebruik deze term als plaatsverwijzer in dit uitgebreide overzicht. Een trap is een specifiek baken bij een specifiek persoonlijk voornaamwoord. Trapsgewijs stel ik de onderwerpsvormen voor, van de eerste persoon enkelvoud tot de derde persoon meervoud.
1ste enkelvoud
eerste persoon: ich /ɪx/
"ich bèn" (ik ben) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ich waas" (ik was) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ich höb" (ik heb) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ich haaj" (ik had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"bèn ich" (ben ik) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"waas ich" (was ik) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höb ich" (heb ik) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haaj ich" (had ik) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es ich gaon" (als ik ga) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat ich zèk" (wat ik zeg) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
ich bèn < > bèn ich (ik ben < > ben ik)
ich höb < > höb ich (ik heb < > heb ik)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Ich verminderd in een contractie
In "Ich weit het neet." (Ik weet het niet.) kan ich in een contractie als volgt verminderd worden: |chweijet neet|
Of: "Ich waas te laat." (Ik was te laat.) |chwaas te laat|
De beginklank i /ɪ/ (ongeronde gecentraliseerde bijna-gesloten voorklinker) vervalt hierbij.
Ich in een zin zonder persoonsvorm, in een onvolledige zin
Als antwoord op een vraag. In de volgende voorbeelden wordt ich voorafgegaan door een sjwa als eindklank van het voorafgaande woord waarbij er telkens een hiaatvulling is met -n.
"Ederein boeten ich." (Iedereen buiten ik.)
"Ederein behalven ich." (Iedereen behalve ik.)
2de enkelvoud
primaire vorm
tweede persoon, benadrukt: dich /dɪx/
"dich bès" (jij bent) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"dich woors" (jij was) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"dich höbs" (jij hebt) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"dich haads" (jij had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
dich bès < > bèstich oftewel bès tich (jij bent < > ben jij)
dich höbs < > hobstich oftewel höbs tich (jij hebt < > heb jij)
Deze vorm van dit persoonlijk voornaamwoord, beginnend met een d-klank, komt voor als canoniek onderwerp.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
Dich, en hieronder tich, zijn verwant aan Duits dich, maar in het Duits is dich een persoonlijk voornaamwoord in de voorwerpsvorm, de accusatief. In het dialect is dich hier een nominatief, maar het komt in het dialect ook voor in de accusatief, als voorwerpsvorm. En als wederkerend voornaamwoord.
Dich in een zin zonder persoonsvorm, in een onvolledige zin
Als antwoord op een vraag.
"Ederein boete dich." (Iedereen buiten jij.)
"Ederein behalve dich." (Iedereen behalve jij.)
2de enkelvoud
klankverschuiving in het proces van progressieve assimilatie
congruentie met de eindklank van de persoonsvorm
enclitisch (van enclise) = in spraak gehecht aan het voorafgaand woord
dich wordt in het proces van assimilatie tich /tɪx/ indien het voorafgaand woord eindigt op de s-klank; stemloze alveolaire fricatief /s/.
tich gedraagt zich enclitisch, wat wil zeggen dat het in spraak gehecht is aan het voorafgaand woord.
Bij inversie wordt dit onderwerp voorafgegaan door een persoonsvorm die altijd eindigt op de s-klank.
Voegwoorden en voornaamwoorden die dit onderwerp voorafgaan krijgen de eind-s van de persoonsvorm erbij, als eind-s. Er is hier dus sprake van congruentie. Het voegwoord es (als) eindigt op s en krijgt er geen eind-s bij.
tweede persoon, benadrukt, na een woord dat eindigt op de s-klank: tich /tɪx/
"bèstich" oftewel "bès tich" (ben jij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"woorstich" oftewel "woors tich" (was jij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbstich" oftewel "höbs tich" (heb jij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haadstich" oftewel "haads tich" (had jij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Voorbeelden met congruentie met de eindklank van de persoonsvorm:
(es) "estich dinks" oftewel "es tich dinks" (als jij denkt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(tón) "tónstich kwoeëms" oftewel "tóns tich kwoeëms" (toen jij kwam) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(det) "destich geis" oftewel "des tich geis" (dat jij gaat) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: det > dets > t > des
(ómdet) "ómdestich gings" oftewel "ómdes tich gings" (omdat jij ging) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: ómdet > ómdets > t > ómdes
(dae) "daestich zuus" oftewel "daes tich zuus" (die jij ziet) [voornaaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(diej) "diejstich zuus" oftewel "diejs tich zuus" (die jij ziet) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(det) "destich zuus" oftewel "des tich zuus" (dat jij ziet) [voornaaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(waat) "waastich zègks" oftewel "waas tich zègks" (wat jij zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(waat) "waastich zags" oftewel "waas tich zags" (wat jij zei) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: waat > waats > t > waas
(nów) "nówstich zègks" oftewel "nóws tich zègks" (nu jij zegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(woeë) "woeëstich woors" oftewel "woeës tich woors" (waar jij was) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejstich zègks" oftewel "wiejs tich zègks" (zoals jij zegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejstich zoogs" oftewel "wiejs tich zoogs" (toen jij zag) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejstich deegs" oftewel "wiejs tich deegs" (hoe jij deed) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejstich kums" oftewel "wiejs tich kums" (zodra jij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(diej) "diejstich kriegs" oftewel "diejs tich kriegs" (die jij krijgt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(of) "ofstich kums" oftewel "ofs tich kums" (of jij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(esof) "esofstich luugs" oftewel "esofs tich luugs" (alsof jij liegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(ofwant) "ofwanstich luugs" oftewel "ofwans tich luugs" (alsof jij liegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: ofwant > ofwants > t > ofwans
(of) "ofstich wèts" oftewel "ofs tich wèts" (of jij weet) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiejnieë) "wiejnieëstisch kums" oftewel "wiejnieës tich kums" (wanneer jij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(waem) "waemstich kins" oftewel "waems tich kins" (wie jij kent) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
((aan) waem) "(aan) waemstisch dinks" oftewel "(aan) waems tich dinks" (aan wie jij denkt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
((veur) waem) "(veur) waemstisch baejs" oftewel "(veur) waems tich baejs" (voor wie jij bidt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat des tich zègks" (wat (datgene) dat jij zegt)
"tón des tich kwoeëms" (toen dat jij kwam)
"waas tich mich gezagdj höbs" (wat jij mij gezegd hebt)
"waat des tich mich gezagdj höbs" (wat dat jij mij gezegd hebt)
"des tich det zègks" (dat jij dat zegt)
"wiej des te kwoeëms" (op het ogenblik dat je kwam)
"Hae vreugtj wiejnieëstich kums." (Hij vraagt wanneer jij komt.)
"Hae vreugtj wiejnieë destich kums." (Hij vraagt wanneer dat jij komt. Hij vraagt wanneer jij komt.)
Deze congruentie is er niet bij inversie:
"waat höbstich" oftewel "waat höbs tich" (wat heb jij)
"det höbstich" oftewel "det höbs tich" (dat heb jij)
"nów höbstich" oftewel "nów höbs tich" (nu heb jij)
"Waat höbs tich teenge hum gezagdj?" (Wat heb jij tegen hem gezegd?)
"Waem höbs tich dao euver aangesproke?" (Wie heb jij daar over aangesproken?)
"Wiejnieë geis tich heives?" (Wanneer ga jij huiswaarts?)
< > enclitisch
dich bès < > bèstich oftewel bès tich (jij bent < > ben jij)
dich höbs < > hobstich oftewel höbs tich (jij hebt < > heb jij)
De eind-s van de persoonsvorm blijft bij de persoonsvorm!
Deze vorm van dit persoonlijk voornaamwoord, beginnend met een t-klank, komt niet voor als canoniek onderwerp.
[inversief: persoonsvorm, eindigend op s + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Progressieve assimilatie
In de grondslag wordt dich na een stemloze medeklinker als eindklank van een voorafgaand woord altijd tich. (De s-klank is een stemloze medeklinker.)Dit proces noemt men progressieve assimilatie.
Het kan zijn dat door moderne invloeden de spreker dit niet altijd meer zo aanvoelt of dit weergeeft in schrift.
2de enkelvoud
tweede persoon, onbenadrukt: de /də/
"de bès" (je bent) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"de woors" (je was) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"de höbs" (je hebt) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"de haads" (je had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
de bès < > bèste oftewel bès te (je bent < > ben je)
de höbs < > hobste oftewel höbs te (je hebt < > heb je)
Deze vorm van dit persoonlijk voornaamwoord, beginnend met een d-klank, komt voor als canoniek onderwerp.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
de kan, net zoals in het Nederlands je, gebruikt worden als een onbepaald voornaamwoord in het enkelvoud.
"De mós good oetgeslape zeen óm dae te vange." (Je moest goed uitgeslapen zijn om die (manspersoon) te vangen oftewel beet te nemen.)
"De zuls et mer aanne handj höbbe!" (Je zal (of moet) het maar aan de hand hebben! Het zal (of moet) je maar overkomen!)
Met de 1ste en de 2de persoon vormt men de dialoog. de, tweede persoon enkelvoud, is een dialoogvorm van de woordsoort onbepaald voornaamwoord. De aanhoorder of lezer zal zich eerder aangesproken voelen door de dan door men /mən/. men is een onbepaald voornaamwoord in de derde persoon enkelvoud.
Ook als men met iemand spreekt die men in de hoffelijkheidsvorm aanspreekt kan men de, onbepaald voornaamwoord, gebruiken als men aan het vertellen is. de heeft hier niet rechtstreeks betrekking op de aangesprokene.
de in een presentatieve formulering:
"De höbs vreug aerpel en de höbs late aerpel." (Je hebt vroege aardappelen en je hebt late aardappelen.)
2de enkelvoud
klankverschuiving in het proces van progressieve assimilatie
congruentie met de eindklank van de persoonsvorm
enclitisch (van enclise) = in spraak gehecht aan het voorafgaand woord
de wordt in het proces van assimilatie te /tə/ indien het voorafgaand woord eindigt op de s-klank; stemloze alveolaire fricatief /s/.
te gedraagt zich enclitisch, wat wil zeggen dat het in spraak gehecht is aan het voorafgaand woord.
Bij inversie wordt dit onderwerp voorafgegaan door een persoonsvorm die altijd eindigt op de s-klank.
Voegwoorden en voornaamwoorden die dit onderwerp voorafgaan krijgen de eind-s van de persoonsvorm erbij, als eind-s. Er is hier dus sprake van congruentie. Het voegwoord es (als) eindigt op s en krijgt er geen eind-s bij.
tweede persoon, onbenadrukt, na een woord dat eindigt op de s-klank: te /tə/
"bèste" oftewel "bès te" (ben je) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"woorste" oftewel "woors te" (was je) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbste" oftewel "höbs te" (heb je) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haadste" oftewel "haads te" (had je) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Voorbeelden met congruentie met de eindklank van de persoonsvorm:
(es) "este geis" oftewel "es te geis" (als je gaat) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(tón) "tónste zags" oftewel "tóns te zags" (toen je zei) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(det) "deste bès" oftewel "des te bès" (dat je bent) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: det > dets > t > des
(ómdet) "ómdeste luugs" oftewel "ómdes te luugs" (omdat je liegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: ómdet > ómdets > t > ómdes
(dae) "daeste zuus" oftewel "daes te zuus" (die jij ziet) [voornaaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(diej) "diejste zuus" oftewel "diejs te zuus" (die jij ziet) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(det) "deste zuus" oftewel "des te zuus" (dat jij ziet) [voornaaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(waat) "waaste zègks" of "waas te zègks" (wat je zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: waat > waats > t > waas
(nów) "nówste zègks" oftewel "nóws te zègks" (nu jij zegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(woeë) "woeëste bès" oftewel "woeës te bès" (waar je bent) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejste zègks" oftewel "wiejs te zègks" (zoals je zegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejste zoogs" oftewel "wiejs te zoogs" (toen je zag) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejste deegs" oftewel "wiejs te deegs" (hoe je deed) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejste kums" oftewel "wiejs te kums" (zodra je komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(of) "ofste kums" oftewel "ofs te kums" (of je komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(esof) "esofste luugs" oftewel "esofs te luugs" (alsof je liegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(ofwant) "ofwanste luugs" oftewel "ofwans te luugs" (alsof je liegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: ofwant > ofwants > t > ofwans
(wiejnieë) "wiejnieëste kums" oftewel "wiejnieës te kums" (wanneer je komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(waem) "waemste kins" oftewel "waems te kins" (wie je kent) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
((aan) waem) "(aan) waemste dinks" oftewel "(aan) waems te dinks" (aan wie je denkt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
((veur) waem) "(veur) waemste baejs" oftewel "(veur) waems te baejs" (voor wie je bidt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"Wiej des te det tón gedaon höbs waas het good." (Zoals je dat toen gedaan hebt was het goed.)
"Wiej des te dao bös mooste mich verwittige." (Vanaf het ogenblik dat je daar bent (aankomt) moet je me verwittigen.)
"Hae vreugtj wiejnieëste kums." (Hij vraagt wanneer je komt.)
"Hae vreugtj wiejnieë deste kums." (Hij vraagt wanneer dat je komt. Hij vraagt wanneer je komt.)
"waaste mich gezagdj höbs" (wat je mij gezegd hebt)
"waat des te mich gezagdj höbs" (wat dat je mij gezegd hebt, datgene dat je mij gezegd hebt)
Deze congruentie is er niet bij inversie:
"waat höbste" oftewel "waat höbs te" (wat heb je)
"det höbste" oftewel "det höbs te" (dat heb je)
"nów höbste" oftewel "nów höbs te" (nu heb je)
"Det meins te neet." (Dat meen je niet.)
"Det meindjes te zoeë neet." (Dat meende je zo niet. Dat meende je niet zo.)
"Waat höbs te teenge hum gezagdj?" (Wat heb je tegen hem gezegd?)
"Waem höbs te dao euver aangesproke?" (Wie heb je daar over aangesproken?)
"Wiejnieë geis te heives?" (Wanneer ga je huiswaarts?)
te wordt in onbenadrukte spraak ten als het volgende woord begint met een klinker of medeklinker h. te eindigt op een doffe e (sjwa) en als het volgende woord met een klinker of medeklinker h begint kan er een hiaat aangevoeld worden tussen deze woorden. De toegevoegde n als eindklank bij te lost dit hiaat op. Deze hiaatvulling is niet verplicht, maar wel gebruikelijk.
"Wiej des ten aankums moos te mich verwittige." (Zodra je aankomt moet je me verwittigen.)
"Dao moos ten aafstappe." (Daar moet je afstappen.)
"Es ten emes kins dae mich kan helpe ..." (Als je iemand kent die mij kan helpen ...)
"Dae moos ten inne gaten haoje." (Die (manspersoon) moet je in de gaten houden.)
"Den höbs ten ouch nog ..." (Dan heb je ook nog ...)
"Es ten hum zuus ..." (Als je hem ziet ...)
< > enclitisch
de bès < > bèste oftewel bès te (je bent < > ben je)
de höbs < > höbste oftewel höbs te (je hebt < > heb je)
De eind-s van de persoonsvorm blijft bij de persoonsvorm!
Deze vorm van dit persoonlijk voornaamwoord, beginnend met een t-klank, komt niet voor als canoniek onderwerp.
[inversief: persoonsvorm, eindigend op s + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Progressieve assimilatie
In de grondslag wordt de na een stemloze medeklinker als eindklank van een voorafgaand woord altijd te. (De s-klank is een stemloze medeklinker.) Dit proces noemt men progressieve assimilatie.
Het kan zijn dat door moderne invloeden de spreker dit niet altijd meer zo aanvoelt of dit weergeeft in schrift.
2de enkelvoud
enclitisch = in spraak gehecht aan het voorafgaand woord
assimilatie
contractie
vermindering van een consonantcluster
te /tə/ kan door verdere assimilatie gereduceerd worden tot 'e /ə/. De beginklank t /t/ verdwijnt hierbij en deze reductie (= deletie, klankverwijdering) wordt aangegeven door de apostrof. Men kan hier ook stellen dat te gereduceerd wordt tot 'e om een consonantcluster te verminderen. Een typisch voorbeeld van een contractie.
tweede persoon, onbenadrukt; te kan door middel van t-deletie gereduceerd worden tot 'e /ə/
"bèste" wordt "bès'e" [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"woorste" wordt "woors'e" [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbste" wordt "höbs'e" [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haadste" wordt "haads'e" [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Voorbeelden met congruentie met de eindklank van de persoonsvorm:
"este geis" wordt "es'e geis" [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: este > t > es'e
"deste bès" wordt "des'e bès" (dat je bent) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: deste > t > des'e
"wiejste zègks" wordt "wiejs'e zègks" (zoals je zegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"wiejste zoogs" wordt "wiejs'e zoogs" (toen je zag) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"wiejste deegs" wordt "wiejs'e deegs" (hoe je deed) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"wiejste kums" wordt "wiejs'e kums" (zodra je komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: wiejste > t > wiejs'e
"waaste zègks" wordt "waas'e zègks" (wat je zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: waaste > t > waas'e
"woeëste bès" wordt "woeës'e bès" (waar je bent) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Vermindering van de consonantcluster, contractie: woeste > t > woes'e
"(aan) waemste dinks" wordt "(aan) waems'e dinks" (aan wie je denkt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"(veur) waemste baejs" wordt "(veur) waems'e baejs" (voor wie je bidt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"den deste" wordt "den des'e" (dan dat je , zoals in "dan dat je ongelukkig bent")
"wiej deste kwoeëms" wordt "wiej des'e kwoeëms" (op het ogenblik dat je kwam)
"dae keumsten euveral teenge" wordt "dae keums'en euveral teenge" (die (manspersoon) kom je overal tegen)
"wiej desten et lieërs" wordt "wiej des'en et lieërs" (hoe dat je het leert)
"wiejsten et lieërs" wordt "wiejs'en et lieërs" (hoe je het leert)
< > enclitisch
de bès < > bèste oftewel bès te (je bent < > ben je)
de bès < > bès'e (je bent < > ben je)
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Uit de reductie van te naar 'e ontstaat niet se. De voorafgaande persoonsvorm eindigt op s en voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden eindigen door congruentie op s. Die eind-s is niet de beginklank van het voornaamwoord. Het enclitisch, gereduceerd voornaamwoord is 'e.
Ik vermeld dit uitdrukkelijk omdat in Nederlands Limburg de hypercorrecte vorm se ingeburgerd is. Bijvoorbeeld "höbs se" en "höb se" (heb je) zijn hypercorrecte schrijfwijzen ontstaan uit onwetendheid, onwetendheid die in stand gehouden wordt door taalkundigen in de gemeenschap van Nederlands Limburg. Deze taalkundigen laten het na om met een holistische en rationele visie te kijken naar hun onderzoeksobject.
Het gaat hier over een assimilatie waarin het voornaamwoord te door middel van contractie gereduceerd wordt tot 'e.
höbs (morfeem) + te (morfeem) wordt höbs (morfeem) + e (morfeem)
Höbs'e en höbse zijn de enige juiste schrijfwijzen van het aangehaalde voorbeeld. Höbs'e zie ik als aanbevolen schrijfwijze van het aangehaalde voorbeeld omwille van de apostrof die de deletie weergeeft. Dit schept duidelijkheid. Daarentegen staat dat het woordbeeld van de schrijfwijze höbse rustiger is. Aan de schrijver de keuze.
Lees ook:
2de enkelvoud, hoffelijkheidsvorm
primaire vorm
congruentie met de eindklank van de persoonsvorm
afgeleide van gae, meervoud, trap O1
tweede persoon, benadrukt, hoffelijksheidsvorm: gae /ɣɛː/
"gae zeetj" (gij zijt) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"gae woortj" (gij waart) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"gae höbtj" (gij hebt) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"gae haadj" (gij had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"zeetj gae" (zijt gij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"woortj gae" (waart gij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbtj gae" (hebt gij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haadj gae" (had gij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Zie bij trap O1 om te lezen over de congruentie van de persoonsvorm met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden. Die uitleg is te uitgebreid om hier te herhalen.
gae zeetj < > zeetj gae (gij zijt < > zijt gij)
gae höbtj < > höbtj gae (gij hebt < > hebt zij)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Zie ook het blad Hoffelijkheidsvorm.
2de enkelvoud, hoffelijkheidsvorm
congruentie met de eindklank van de persoonsvorm
afgeleide van ge, meervoud, trap O2
Tweede persoon, onbenadrukt, hoffelijksheidsvorm: ge /ɣə/
"ge zeetj" (ge zijt) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ge woortj" (ge waart) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ge höbtj" (ge hebt) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ge haadj" (ge had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"zeetj ge" (zijt ge) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"woortj ge" (waart ge) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbtj ge" (hebt ge) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haadj ge" (had ge) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Zie bij trap O1 om te lezen over de congruentie van de persoonsvorm met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden. Die uitleg is te uitgebreid om hier te herhalen. Wat voor gae geldt, geldt ook voor ge.
ge zeetj < > zeetj ge (ge zijt < > zijt ge)
ge höbtj < > höbtj ge (ge hebt < > hebt ge)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
De hoffelijkheidsvormen gae en ge zijn afgeleid van de tweede persoon meervoud gae en ge. De persoonsvormen bij deze hoffelijkheidsvormen zijn altijd gelijk aan die van het voornoemde meervoud.
2de enkelvoud, hoffelijkheidsvorm
encliticum
afgeleide van er, meervoud, trap Q
congruentie met de eindklank van de persoonsvorm
assimilatie
encliticum = woord dat in spraak gehecht is aan een voorafgaand woord en enkel in deze toestand voorkomt
Dit encliticum wordt altijd voorafgegaan door een woord dat altijd eindigt op een mouillering; dj. De persoonsvorm eindigt altijd op deze mouillering. Voegwoorden en voornaamwoorden krijgen de mouillering op het einde erbij. Persoonsvormen eindigen op tj, maar hier is er in dit geval een klankverschuiving naar dj.
Tweede persoon, onbenadrukt, hoffelijkheidsvorm, er /ər/
(zeetj) "zeedjer" oftewel "zeedj er" (zijt u) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
(woortj) "woordjer" oftewel "woordj er" (waart u) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Zie bij trap Q om te lezen over de congruentie van de persoonsvorm met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden. Die uitleg is te uitgebreid om hier te herhalen.
< > enclitisch
- < > zeedjer (- < > zijt u)
- < > höbdjer (- < > hebt u)
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
De enclitica ...
er, 2de persoon enkelvoud, hoffelijk (zoals Hoogduits ihr) Trap E
er, 2de persoon meervoud (zoals Hoogduits ihr) Trap Q
er, 2de persoon meervoud, hoffelijk (zoals Hoogduits ihr) Trap R
... en ...
er, 3de persoon enkelvoud, mannelijk (zoals Hoogduits er) Trap G
... zijn homoniemen.
In de Hoogduitse vormen kan men gemakkelijk het semantische onderscheid tussen deze homoniemen zien.
3de enkelvoud
primaire vorm
Derde persoon, mannelijk, benadrukt: hae /hɛː/
"hae is" (hij is) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"hae waas" (hij was) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"hae heet" (hij heeft) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"hae haaj" (hij had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"is hae" (is hij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"waas hae" (was hij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"heet hae" (heeft hij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haaj hae" (had hij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es hae kumtj" (als hij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat hae zeet" (wat hij zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
hae is < > is hae (hij is < > is hij)
hae heet < > heet hae (hij heeft < > heeft hij)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
3de enkelvoud
encliticum
encliticum = woord dat in spraak gehecht is aan een voorafgaand woord en enkel in deze toestand voorkomt
Derde persoon, mannelijk, onbenadrukt: er /ər/
"is er" (is hij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"waas er" (was hij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"heet er" (heeft hij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haaj er" (had hij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es er kumtj" (als hij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"tón er kwaam" (toen hij kwam) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"wiej er kwaam" (toen hij kwam) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"wiej er kaltj" (zoals hij praat) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"wiej er kumtj" (zodra hij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"wiej er deeg" (hoe hij deed) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"nów er zeet" (nu hij zegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"tot er begintj" (tot hij begint) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat er zeet" (wat hij zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"det er kumtj" (dat hij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"Wacht mer tot er dich reuptj." (Wacht maar tot hij jou roept.)
"Dao is er!" (Daar is hij!)
"Dao is er toch!" (Daar is hij toch! Daar is hij uiteindelijk. Wie we daar hebben!)
"Is er hoast dao?" (Is hij haast daar? Is hij er binnen afzienbare tijd?)
Als dit encliticum aan het voorafgaand woord vast geschreven wordt, krijgt men de vormen "iser", "heeter" en "waater" en die vind ik problematisch. Daarom kies ik er voor om dit encliticum in schrift niet te hechten aan het voorafgaand woord.
Hiaatvulling tussen eind-sjwa en beginsjwa
Een persoonsvorm in de verleden tijd kan op een klinker, de sjwa, eindigen. Als die persoonsvorm het onderwerp er voorafgaat, ontstaat er een hiaat tussen deze woorden.
Er zijn twee manieren om dit hiaat op te vullen.
1. Achter de eind-sjwa komt een n-klank.
2. Voor er /ər/ komt een t-klank waardoor ter ontstaat. Dit hoort men tegenwoordig waarschijnlijk meer dan 1.
meindje < hiaat > er
beldje < hiaat > er
1. "det meindjen er" (dat meende hij)
2. "det meindje ter" (dat meende hij)
1. "tón beldjen er" (toen belde hij)
2. "tón beldje ter" (toen belde hij)
Wijze 2 om het hiaat op te vullen is het resultaat van hypercorrectie, een proces dat ik hierna bespreek.
Hypercorrectie
In Kinrooi en in plaatsen ten noorden en oosten van Kinrooi komt er hypercorrectie bij dit persoonlijk voornaamwoord voor. Door het proces van hypercorrectie komt er een t-klank voor er. Zo ontstaat ter. Veel voorafgaande woorden eindigen op de t-klank, zoals in "heet er" (heeft hij).
#mate_van_voorkomen
Heel wat mensen denken dat er in zo een geval ter ontstaat als onderwerp, omdat de eindklank t van de persoonsvorm klankmatig bij het onderwerp zou komen volgens de beleving van deze mensen.
#pseudosymptoom | Pseudosymptoom
Dit is het eerste geval van hypercorrectie. Eens de t-klank onterecht weggenomen is bij het voorafgaand woord blijft die t-klank "plakken" aan er. Ook als het voorafgaand woord niet eindigt op de een t-klank.
"det ter" (dat hij)
"es ter" (als hij)
"wiej ter" (zoals hij, toen hij, zodra hij)
"nów ter" (nu hij)
Deze hypercorrectie ontstaat ook naar analogie met de woordvorm van het Nederlandse bijwoord er, in het Kinroois en verwante dialecten ter /tər/. Deze ter (elders ook der) is een oorspronkelijke woordvorm (der) waaruit Nederlands er ontstaan is.
Als de dialectspreker de woordvorm van het bijwoord ter verhaspelt met het mannelijk persoonlijk voornaamwoord er, dan ontstaat de hypercorrecte vorm ter.
Ik moet nog twee bladen afwerken, te weten ...
... waarop ik deze verhaspelingen beter kan verduidelijken.
< > enclitisch
- < > is er ( - < > is hij)
- < > heet er ( - < > heeft hij)
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Dit voornaamwoord is verwant aan het Hoogduitse pronomen er (hij) /eːɐ̯/, enclitisch /ɐ/.
De enclitica ...
er, 3de persoon enkelvoud, mannelijk (zoals Hoogduits er) Trap G
... en ...
er, 2de persoon meervoud (zoals Hoogduits ihr) Trap Q
er, 2de persoon meervoud, hoffelijk (zoals Hoogduits ihr) Trap R
er, 2de persoon enkelvoud, hoffelijk (zoals Hoogduits ihr) Trap E
... zijn homoniemen.
In de Hoogduitse vormen kan men gemakkelijk het semantische onderscheid tussen deze homoniemen zien.
3de enkelvoud
primaire vorm
Derde persoon, vrouwelijk, benadrukt: ziej /ziːj/
"ziej is" (zij is) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ziej waas" (zij was) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ziej heet" (zij heeft) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ziej haaj" (zij had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"is ziej" (is zij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"waas ziej" (was zij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"heet ziej" (heeft zij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haaj ziej" (had zij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es ziej kumtj" (als zij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat ziej zeet" (wat zij zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
ziej is < > is ziej (zij is < > is zij)
ziej heet < > heet ziej (zij heeft < > heeft zij)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
3de enkelvoud
Derde persoon, vrouwelijk, onbenadrukt: ze /zə/
"ze is" (ze is) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ze waas" (ze was) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ze heet" (ze heeft) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ze haaj" (ze had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"is ze" (is ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"waas ze" (was ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"heet ze" (heeft ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haaj ze" (had ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es ze kumtj" (als ze komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat ze zeet" (wat ze zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
ze is < > is ze (ze is < > is ze)
ze heet < > heet ze (ze heeft < > heeft ze)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
3de enkelvoud
In dit geval wordt een voorwerpsvorm met onzijdig genus gebruikt voor een mens van het vrouwelijke geslacht. Het resultaat van veronzijdigen.
Let op het fonetisch schrift om het onderscheid te zien met de onderwerpsvorm bij trap K.
Derde persoon, vrouwelijk: het (met doffe e) /hət/
"het is" (het is, ze is) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"het waas" (het was, ze was) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"het heet" (het heeft, ze heeft) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"het haaj" (het had, ze had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"is het" (is het, is ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"waas het" (was het, was ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"heet het" (heeft het, heeft ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haaj het" (had het, had ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es het kumtj" (als het komt, als ze komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat het zeet" (wat het zegt, wat ze zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"Dao haaj het nog neet ins aan gedachtj." (Daar had het/ze nog niet eens aan gedacht.)
het is < > is het (het is < > is het)
het heet < > heet het (het heeft < > heeft het)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
3de enkelvoud
In dit geval wordt een voorwerpsvorm met onzijdig genus gebruikt voor een mens van het vrouwelijke geslacht. Het resultaat van veronzijdigen.
assimilatie
enclise
proclise
Derde persoon, vrouwelijk (met doffe e): et /ət/
Deze voorwerpsvorm bestaat uit twee klanken.
/ə/ centrale middenklinker oftewel sjwa, als beginklank
/t/ stemloze alveolaire plosief, als eindklank
Deze klanken hechten zich in spraak gemakkelijk aan voorafgaande en volgende klanken. Daarom komt de voorwerpsvorm et veelal gehecht voor. Gehecht als in enclitisch en proclitisch. Maar zoals ik in het Woord vooraf schreef moet men wat men in spraak gehecht hoort niet per se aaneen schrijven. Bijvoorbeeld in "is et" (is het, is ze) is et duidelijk hoorbaar gehecht aan is. Als men dit gehecht zou schrijven dan komt men uit op de schrijfwijze "iset" of "isset". Dit lijkt me onzinnig. Daarom schrijf ik wat dit betreft "is et", ook al is de voorwerpsvorm et hier enclitisch.
Als et het eerste woord in de zin is, aldus in een canonieke zinsvolgorde, dan kan deze voorwerpsvorm ongehecht zijn.
Als er sprake is van assimilatie in de hechting, zoals in "geijet" (gaat het, gaat ze), van "geit et", dan schrijf ik wel aaneen. Meer daarover in de hiernavolgende voorbeelden.
"et heet" (het heeft, ze heeft) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"et geit" (het gaat, ze gaat) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"heet et" (heeft het, heeft ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"is et" (is het, is ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"Et heet mich toch niks gezagdj." (Het/ze heeft me toch niets gezegd (over deze zaak).)
"Et loestert neet nao mich." (Het/ze luistert niet naar mij.)
"Woeë is et?" (Waar is het? Waar is ze?)
Assimilatie en enclise:
"den geijet mer allein". (dan gaat het/ze maar alleen) "geijet" ontstaat als volgt:
"geit et" (gaat het/ze)
"geit" en "et" hechten aaneen
de t in "geit" wordt in het proces van assimilatie verandert in de glijklank j
= "geijet". Let wel dat er in dit woord geen lange ij aanwezig is. Zie Spelling van de klinkers. |g•ei•j•e•t|
Assimilatie en enclise:
"dejjet mer allein geit". (dat het/ze maar alleen gaat) "dejjet" ontstaat als volgt:
"det et" (dat het/ze)
"det" en "et" hechten aaneen
de t in "det" wordt in het proces van assimilatie verandert in de glijklank j
twee j's sluiten een open lettergreep
= "dejjet".
Deletie van de beginklank sjwa bij proclise
Als de beginklank van et, de sjwa, bij proclise ...
niet te horen is /t.../
of nauwelijks te horen is /ət.../
de beginklank van het volgende woord gemakkelijk hecht aan t, bijvoorbeeld de klinker i en de medeklinker g
... dan kan et geschreven worden als 't, een contractievorm .
" 't Is effe nao de winkel." (Het/ze is even naar de winkel. Het/ze is boodschappen doen.)
" 't Is" = men hoort "tis"
" 't Geit heives." (Het/ze gaat heimwerts. Het/ze gaat huiswaarts.)
" 't Geit" = men hoort "tgeit"
" 't Is ter hieëlemaol vanaaf." (Het/ze is er helemaal vanaf. Het/ze is helemaal de kluts kwijt.)
" 't Is" = men hoort "tis"
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es et kumtj" (als het komt, als ze komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat et zeet" (wat het zegt, wat ze zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
et is < > is et (het is, ze is < > is het, is ze)
et heet < > heet et (het heeft, ze heeft < > heeft het, heeft ze)
< > enclitisch
- < > geijet ( - < > gaat het, gaat ze)
- < > dejjet ( - < > dat het, dat ze)
proclitisch < >
't is < > - (het is, ze is < > - )
't geit < > - (het gaat, ze gaat < > - )
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Opmerking over de contractievorm 't
Als het of et in een contractie gereduceerd wordt tot t, dan zou men, zoals het gebruikelijk is bij contracties, de resterende t-klank gewoonweg aaneen moeten schrijven aan het woord waarmee de t-klank assimileert.
Het geit of et geitt wordt dan rationeel gezien t•g•e•i•t; één woord.
Het is of et is wordt dan rationeel gezien t•i•s; één woord.
Maar de schrijfwijze 't is zodanig ingeburgerd, dat de rationele schrijfwijze tot nader bericht het onderspit moet delven. Deze ingeburgerde, inconsequente schrijfwijze vormt eigenlijk geen probleem, in tegenstelling tot de vorm 'n voor het lidwoord een.
Lees ook op de bladen Lidwoorden een en ein en Contracties.
3de enkelvoud
primaire vorm
In dit geval wordt een voorwerpsvorm met onzijdig genus gebruikt voor een mens van het vrouwelijke geslacht. Het resultaat van veronzijdigen.
Let op het fonetisch schrift om het onderscheid te zien met de onderwerpsvorm bij trap I (i).
Derde persoon, vrouwelijk, benadrukt: het (met korte e, zoals in het woord klep) /hɛt/
"het is" (het is, ze is) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"het waas" (het was, ze was) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"het heet" (het heeft, ze heeft) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"het haaj" (het had, ze had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"is het" (is het, is ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"waas het" (was het, was ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"heet het" (heeft het, heeft ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haaj het" (had het, had ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es het kumtj" (als ze komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat het zeet" (wat ze zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"Het heet det gezagdj!" (Zij heeft dat gezegd!)
"Het heet det gedaon." (Zij heeft dat gedaan.)
"Waat het zeet, det is waor!" (Wat zij zegt, dat is waar!)
het is < > is het (het is < > is het)
het heet < > heet het (het heeft < > heeft het)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Over het gebruik van een onzijdig woord dat een vrouwelijke mens voorstelt
het /hət/ en et /ət/ worden hoofdzakelijk gebruikt in onbenadrukte spraak. Men moet minder inspanning doen met mond- en wangspieren om het te zeggen dan om ze of ziej te zeggen. Onbenadrukt is niet vanzelfsprekend gekoppeld aan een negatieve connotatie. Onbenadrukte spraak is de meest geuite spraak in het Kinroois en verwante dialecten.
Men kan voor het en et kiezen om enige afkeuring over de persoon te uiten, zeker als men het /hɛt/ gebruikt. De onbenadrukte spreekwijze wordt dan bewust gekozen om enige afkeuring over de persoon te laten blijken.
Als men over de eigen moeder of grootmoeder spreekt, dan spreekt men met aandacht, met versterkte spraak. De dialectspreker zal in dit geval ze of ziej gebruiken. het zal als oneerbiedig ervaren worden.
Het is normaal om het te gebruiken als men over een meisje of jonge vrouw spreekt.
Een moeder kan zelfs op hoge leeftijd over haar volwassen dochter spreken met het en et. Dit is een uiting van genegenheid. De moeder ziet haar dochter nog altijd als een jong kind, iemand waar ze een goede band mee heeft.
Derde persoon, onzijdig: het (met doffe e) /hət/
"het is" (het is) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"het waas" (het was) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"het heet" (ze heeft) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"het haaj" (ze had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"is het" (is het) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"waas het" (was het) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"heet het" (heeft het) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haaj het" (had het) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es het geit" (als het gaat) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat het duit" (wat het doet) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
het is < > is het (het is < > is het)
het heet < > heet het (het heeft < > heeft het)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
3de enkelvoud
In dit geval wordt een voorwerpsvorm met onzijdig genus gebruikt voor een mens van het vrouwelijke geslacht.
assimilatie
enclise
proclise
Derde persoon, onzijdig (met doffe e): et /ət/
Deze voorwerpsvorm bestaat uit twee klanken.
/ə/ centrale middenklinker oftewel sjwa, als beginklank
/t/ stemloze alveolaire plosief, als eindklank
Deze klanken hechten zich in spraak gemakkelijk aan voorafgaande en volgende klanken. Daarom komt de voorwerpsvorm et veelal gehecht voor. Gehecht als in enclitisch en proclitisch. Maar zoals ik in het Woord vooraf schreef moet men wat men in spraak gehecht hoort niet per se aaneen schrijven. Bijvoorbeeld in "is et" (is het) is et duidelijk hoorbaar gehecht aan is. Als men dit gehecht zou schrijven dan komt men uit op de schrijfwijze "iset" of "isset". Dit lijkt me onzinnig. Daarom schrijf ik wat dit betreft "is et", ook al is de voorwerpsvorm et hier enclitisch.
Als et het eerste woord in de zin is, aldus in een canonieke zinsvolgorde, dan kan deze voorwerpsvorm ongehecht zijn.
Als er sprake is van assimilatie in de hechting, zoals in "geijet" (gaat het), van "geit et", dan schrijf ik wel aaneen. Meer daarover in de hiernavolgende voorbeelden.
"et heet" (het heeft) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"et geit" (het gaat [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"heet et" (heeft het) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"is et" (is het) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
(Van een puppy) "Et loestert neet nao mich." (Het luistert niet naar mij.)
(Van een kitten) "Woeë is et?" (Waar is het?)
Assimilatie en enclise:
(Van een kalf) "dan geijet vanallein nao de stal". (dan gaat het vanalleen/vanzelf naar de stal) "geijet" ontstaat als volgt:
"geit et" (gaat het)
"geit" en "et" hechten aaneen
de t in "geit" wordt in het proces van assimilatie verandert in de glijklank j
= "geijet". Let wel dat er in dit woord geen lange ij aanwezig is. Zie Spelling van de klinkers. |g•ei•j•e•t|
Assimilatie en enclise:
"dejjet mer oetkiektj". (dat het maar uitkijkt) "dejjet" ontstaat als volgt:
"det et" (dat het)
"det" en "et" hechten aaneen
de t in "det" wordt in het proces van assimilatie verandert in de glijklank j
twee j's sluiten een open lettergreep
= "dejjet".
Deletie van de beginklank sjwa bij proclise
Als de beginklank van et, de sjwa, bij proclise ...
niet te horen is /t.../
of nauwelijks te horen is /ət.../
de beginklank van het volgende woord gemakkelijk hecht aan t, bijvoorbeeld de klinker i en de medeklinker g
... dan kan et geschreven worden als 't., een contractievorm .
" 't Is eweg." (Het is weg. Het is vertrokken.)
" 't Is" = men hoort "tis"
" 't Geit heives." (Het gaat heimwerts. Het gaat huiswaarts.)
" 't Geit" = men hoort "tgeit"
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es et geit" (als het gaat) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat et duit" (wat het doet) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
et is < > is et (het is < > is het)
et heet < > heet et (het heeft < > heeft het)
< > enclitisch
- < > geijet ( - < > gaat het)
- < > dejjet ( - < > dat het)
proclitisch < >
't is < > - (het is < > - )
't geit < > - (het gaat < > - )
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Opmerking over de contractievorm 't
Als het of et in een contractie gereduceerd wordt tot t, dan zou men, zoals het gebruikelijk is bij contracties, de resterende t-klank gewoonweg aaneen moeten schrijven aan het woord waarmee de t-klank assimileert.
Het geit of et geitt wordt dan rationeel gezien t•g•e•i•t; één woord.
Het is of et is wordt dan rationeel gezien t•i•s; één woord.
Maar de schrijfwijze 't is zodanig ingeburgerd, dat de rationele schrijfwijze tot nader bericht het onderspit moet delven. Deze ingeburgerde, inconsequente schrijfwijze vormt eigenlijk geen probleem, in tegenstelling tot de vorm 'n voor het lidwoord een.
Lees ook op de bladen Lidwoorden een en ein en Contracties.
het en et als onzijdig persoonlijk voornaamwoord in de onderwerpsvorm hebben betrekking op jonge dieren, in het bijzonder verkleinwoorden die deze dieren voorstellen. Volwassen dieren, in het bijzonder hoeve- en huisdieren, hebben als woorden een mannelijk of vrouwelijk genus. Een hond heeft een mannelijk genus en een kat heeft een vrouwelijk genus. Dit genus houdt de dialectspreker gewoonlijk aan, ook als het biologisch geslacht anders is.
Over verkleinwoorden gesproken; die zijn altijd onzijdig. Woorden die jonge mensen voorstellen en verkleinwoorden die mensen voorstellen zijn onzijdig.
"et maegtje" (het maagdje = het meisje), "et menke" (het manneke = het jongetje), "et jónk" (het jong = het kind)
Als men dit weet wordt het duidelijk waarom dit onzijdig voornaamwoord ook voor mensen gebruikt wordt.
1ste meervoud
primaire vorm
Eerste persoon, benadrukt: wae /wɛː/
"wae zeen" (wij zijn) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"wae wore" (wij waren) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"wae höbbe" (wij hebben) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"wae haje" (wij hadden) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"zeen wae" (zijn wij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"wore wae" (waren wij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbbe wae" (hebben wij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haje wae" (hadden wij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es wae gaon" (als wij gaan) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat wae zègke" (wat wij zeggen) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
wae zeen < > zeen wae (wij zijn < > zijn wij)
wae höbbe < > höbbe wae (wij hebben < > hebben wij)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
1ste meervoud
Eerste persoon, onbenadrukt: we /wə/
"we zeen" (we zijn) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"we wore" (we waren) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"we höbbe" (we hebben) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"we haje" (we hadden) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"zeen we" (zijn we) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"wore we" (waren we) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbbe we" (hebben we) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haje we" (hadden we) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es we gaon" (als we gaan) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat we zègke" (wat we zeggen) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
we zeen < > zeen we (we zijn < > zijn we)
we höbbe < > höbbe we (we hebben < > hebben we)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
2de meervoud
primaire vorm
congruentie met de eindklank van de persoonsvorm
Tweede persoon, benadrukt: gae /ɣɛː/
"gae zeetj" (gij zijt) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"gae woortj" (gij waart) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"gae höbtj" (gij hebt) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"gae haadj" (gij had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"zeetj gae" (zijt gij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"woortj gae" (waart gij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbtj gae" (hebt gij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haadj gae" (had gij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Voegwoorden en voornaamwoorden die dit onderwerp voorafgaan krijgen de eindklank van de persoonsvorm, -tj, erbij als eindklank. Er is hier dus sprake van congruentie. Maar bij deze onderwerpsvorm is de congruentie deels verzwakt. Meer daarover in het blauwe vak onder dit vak.
Voorbeelden met congruentie met de eindklank van de persoonsvorm:
(waat) "waatj gae dootj" (wat gij doet) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(nów) "nówtj gae zèktj" (wat gij zegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Evolutie van de verzwakking van de congruentie voor het voegwoord es:
(es) "estj gae kaltj" (als gij praat) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(es) "esj gae kaltj"
(es) "es gae kaltj" = tegenwoordige spraak
(wiej) "wiejtj gae zagtj" (zoals gij zegde) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejtj gae kwoeëmtj" (toen gij kwaamt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejtj gae dootj" (hoe gij doet) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejtj gae kómtj" (zodra gij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Evolutie van de verzwakking van de congruentie in het voegwoord wiej:
(wiej) "wiejtj gae zagtj" (zoals gij zegde)
(wiej) "wiejt gae zagtj"
(wiej) "wiej gae zagtj" = tegenwoordige spraak
Evolutie van de verzwakking van de congruentie in het voegwoord of:
(of) "oftj gae keumtj" (of gij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(of) "oft gae keumtj"
(of) "of gae keumtj" = tegenwoordige spraak
(diej) "dietj gae kintj" (die gij kent) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(det) "detj gae gaotj" (dat gij gaat) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(dae) "daetj gae zeetj" (die gij ziet) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiejnieë) "wiejnieëtj gae kumtj" (wanneer gij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(waem) "waemtj gae kintj" (wie gij kent) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"alle minse dietj gae kintj" (alle mensen die gij kent)
"dae mins daetj gae zeetj" (die man die gij ziet) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"Hae vreugtj oftj gae keumtj." (Hij vraagt of gij komt.)
"Wiejtj gae dao woortj waas et sjoeën waer." (Toen gij daar waart was het schoon/mooi weer.)
"Alle minse dietj gae kintj ..." (Alle mensen die gij kent ...)
"Dae mins daetj gae tón gezieën höbtj ..." (Die man die gij toen gezien hebt ...)
"Nówtj gae hiej zeetj bèn ich geröstj." (Nu gij hier zijt ben ik gerust.)
"Nówtj gae zeetj det ..." (Nu gij ziet dat ...)
Deze congruentie is er niet bij inversie.
"waat höbtj gae" (wat hebt gij)
"det höbtj gae" (dat hebt gij)
"nów höbtj gae" (nu hebt gij)
"Waat höbtj gae teenge hum gezagdj?" (Wat hebt gij tegen hem gezegd?)
"Waem höbtj gae dao euver aangesproke?" (Wie hebt gij daarover aangesproken?)
"Wiejnieë gaotj gae heives?" (Wanneer gaat gij huiswaarts?)
gae zeetj < > zeetj gae (gij zijt < > zijt gij)
gae höbtj < > höbtj gae (gij hebt < > hebt gij)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Over de verzwakking van de congruentie bij de onderwerpsvormen gae en ge.
De congruente vormen van voegwoorden en voornaamwoorden in het meervoud hebben in de loop der tijd niet allemaal stand gehouden. Dat heeft twee oorzaken.
Men zal in deze formulering eerder kiezen voor een constructie met het encliticum er omdat dit gemakkelijker uit te spreken is.
"Waadjer mich noe zèktj." spreekt net iets gemakkelijker dan "Waatj gae mich noe zèktj."
Het is een normale evolutie dat de invloed van de cultuurtaal Nederlands knaagt aan de woordenschat en de spraakkunst van het dialect. Zo gaat de rijkdom van de dialoogvorm in het dialect achteruit en worden weinig gebruikte formuleringen vergeten.
Lees ook op het blad Mate van voorkomen.
2de meervoud
congruentie met de eindklank van de persoonsvorm
Tweede persoon, onbenadrukt: ge /ɣə/
"ge zeetj" (ge zijt) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ge woortj" (ge waart) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ge höbtj" (ge hebt) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ge haadj" (ge had) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"zeetj ge" (zijt ge) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"woortj ge" (waart ge) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbtj ge" (hebt ge) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haadj ge" (had ge) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Zie bij trap O1 om te lezen over de congruentie van de persoonsvorm met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden. Die uitleg is te uitgebreid om hier te herhalen. Wat voor gae geldt, geldt ook voor ge.
"Wiej zèktj ge det?" (Hoe zegt ge dat? Wat zegt ge? Vraag om het voorheen gezegde te herhalen of te verduidelijken.)
Synoniem: "Wiej zèkdjer det?" (met het encliticum er, zie trap Q)
ge zeetj < > zeetj ge (ge zijt < > zijt gij)
ge höbtj < > höbtj ge (gij hebt < > hebt gij)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
2de meervoud, hoffelijkheidsvorm
primaire vorm
afgeleide van gae, meervoud, trap O1
congruentie met de eindklank van de persoonsvorm
Tweede persoon, benadrukt, hoffelijksheidsvorm: gae /ɣɛː/
"gae höbtj" (gij hebt) [onderwerp + persoonsvorm]
"höbtj gae" (hebt gij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"es gae kómtj" (als gij komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat gae zègktj" (wat gij zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Zie bij trap O1 om te lezen over de congruentie van de persoonsvorm met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden. Die uitleg is te uitgebreid om hier te herhalen.
gae zeetj < > zeetj gae (gij zijt < > zijt gij)
gae höbtj < > höbtj gae (gij hebt < > hebt gij)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
2de meervoud, hoffelijkheidsvorm
afgeleide van ge, meervoud, trap L2
congruentie met de eindklank van de persoonsvorm
Tweede persoon, onbenadrukt, hoffelijksheidsvorm: ge /ɣə/
"ge höbtj" (ge hebt) [onderwerp + persoonsvorm]
"höbtj ge" (hebt ge) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"es ge kómtj" (als ge komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat ge zègktj" (wat ge zegt) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
Zie bij trap O1 om te lezen over de congruentie van de persoonsvorm met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden. Die uitleg is te uitgebreid om hier te herhalen. Wat voor gae geldt, geldt ook voor ge.
ge zeetj < > zeetj ge (ge zijt < > zijt ge)
ge höbtj < > höbtj ge (ge hebt < > hebt ge)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
2de meervoud
encliticum
assimilatie, regressieve assimilatie
congruentie met de eindklank van de persoonsvorm
klankverschuiving in het proces van assimilatie bij congruentie
encliticum = woord dat in spraak gehecht is aan een voorafgaand woord en enkel in deze toestand voorkomt
Dit encliticum, er /ər/, wordt altijd voorafgegaan door een woord dat altijd eindigt op een mouillering; dj. De persoonsvorm eindigt altijd op een mouillering met tj, maar hier is er in dit geval een klankverschuiving (regressieve assimilatie) naar dj. Voegwoorden en voornaamwoorden die dit encliticum voorafgaan krijgen door congruentie met de persoonsvorm de eindmouillering erbij. Maar bij deze onderwerpsvorm is de congruentie deels verzwakt. Meer daarover in het blauwe vak onder dit vak.
Tweede persoon, onbenadrukt: er /ər/
(zeetj) "zeedjer" (zijt u) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Klankverschuiving in de mouillering in vet aangeduid: (zeetj) "zeedjer" (zijt u)
(höbtj) "höbdjer" (hebt u) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Klankverschuiving in de mouillering in vet aangeduid: (höbtj) "höbdjer" (hebt u)
Voorbeelden met congruentie met de eindklank van de persoonsvorm:
Evolutie van de verzwakking van de congruentie voor het voegwoord es:
(es) "esdjer kómtj" (als u komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
es) "esjer kómtj" (als u komt) = hoort men tegenwoordig ook
(waat) "waadjer zèktj" (wat u zegt [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(det) "dedjer zeetj" (dat u ziet) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(nów) "nówdjer zeetj" (nu u ziet) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejdjer zèktj" (zoals u zegt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejdjer zoogtj" (toen u zag) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejdjer deegtj" (hoe u deed [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiej) "wiejdjer kómtj" (zodra u komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(wiejnieë) "wiejnieëdjer kumtj" (wanneer u komt) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
(waem) "waemdjer kintj" (wie u kent) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"Waadjer mich noe zèktj." (Wat u me nu zegt.)
"Meindjer det echt?" (Meent u dat echt?)
"Det haadjer neet mótten doon." (Dat had u niet moet doen.)
"Waadjer mich noe zèkt." (Wat u me nu zegt.)
"Meindjer det echt?" (Meent u dat echt?)
"Wiej zèkdjer det?" (Hoe zegt u dat? Wat zegt u?)
- < > zeedjer ( - < > zijtu)
- < > höbdjer ( - < > hebt u)
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
De hoffelijkheidsvormen er meervoud en er enkelvoud zijn afgeleid van dit meervoud.
Dit voornaamwoord is verwant aan het Hoogduitse pronomen ihr (u, jullie).
Regressieve assimilatie
De uitgang tj, een klankcluster, die in de assimilatie het encliticum er /ər/ voorafgaat, verandert in dj om de volgende reden.
Het encliticum er hecht zich aan de uitgangsklank van het voorafgaande woord.
...•t•j•e•r
De j-klank is stemhebbend. De klankcluster ...•j•e•... wordt ervaren als stemhebbend.
Deze klankcluster zorgt voor een klankverschuiving van de stemloze t-klank naar de stemhebbende tegenhanger, de d-klank.
...•t•j•e•r wordt alzo ...•d•j•e•r
Dit proces noemt men regressieve assimilatie.
Over de verzwakking van de congruentie bij de onderwerpsvorm (encliticum) er.
Net zoals bij gae en ge hebben de congruente vormen van voegwoorden en voornaamwoorden in het meervoud in de loop der tijd niet allemaal stand gehouden. Maar bij dit encliticum er is de verzwakking iets minder ver gegaan.
Lees ook op het blad Mate van voorkomen.
De enclitica ...
er, 2de persoon meervoud (zoals Hoogduits ihr) Trap Q
er, 2de persoon meervoud, hoffelijk (zoals Hoogduits ihr) Trap R
er, 2de persoon enkelvoud, hoffelijk (zoals Hoogduits ihr) Trap E
... en ...
er, 3de persoon enkelvoud, mannelijk zoals Hoogduits er) Trap G
... zijn homoniemen.
In de Hoogduitse vormen kan men gemakkelijk het semantische onderscheid tussen deze homoniemen zien.
2de meervoud, hoffelijkheidsvorm
encliticum
afgeleide van er, meervoud, trap Q
assimilatie
congruentie met de eindklank van de persoonsvorm
klankverschuiving in het proces van assimilatie bij congruentie
encliticum = woord dat in spraak gehecht is aan een voorafgaand woord en enkel in deze toestand voorkomt
Dit encliticum, er /ər/, wordt altijd voorafgegaan door een woord dat altijd eindigt op een mouillering; dj. De persoonsvorm eindigt altijd op een mouillering met tj, maar hier is er in dit geval een klankverschuiving naar dj. Voegwoorden en voornaamwoorden die dit encliticum voorafgaan krijgen door congruentie met de persoonsvorm de eindmouillering erbij.
Tweede persoon, onbenadrukt, hoffelijksheidsvorm: er /ər/
"zeedjer" (zijt u) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbdjer" (hebt u) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Zie bij trap Q om te lezen over de congruentie van de persoonsvorm met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden. Die uitleg is te uitgebreid om hier te herhalen.
- < > zeedjer ( - < > zijt u)
- < > höbdjer ( - < > hebt u)
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
3de meervoud
primaire vorm
Derde persoon, benadrukt: ziej /ziːj/
"ziej zeen" (zij zijn) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ziej wore" (zij waren) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ziej höbbe" (zij hebben) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ziej haje" (zij hadden) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"zeen ziej" (zijn zij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"wore ziej" (waren zij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbbe ziej" (hebben zij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haje ziej" (hadden zij) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es ziej zègke" (als zij zeggen) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat ziej zègke" (wat zij zeggen) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
ziej zeen < > zeen ziej (zij zijn < > zijn zij)
ziej höbbe < > höbbe ziej (zij hebben < > hebben zij)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
3de meervoud
Derde persoon, onbenadrukt: ze /zə/
"ze zeen" (ze zijn) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ze wore" (ze waren) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ze höbbe" (ze hebben) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"ze haje" (ze hadden) [canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
"zeen ze" (zijn ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"wore ze" (waren ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"höbbe ze" (hebben ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
"haje ze" (hebben ze) [inversief: persoonsvorm + onderwerp]
Met voorafgaande voegwoorden en voornaamwoorden:
"es ze zègke" (als ze zeggen) [voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
"waat ze zègke" (wat ze zeggen) [voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
ze zeen < > zeen ze (ze zijn < > zijn ze)
ze höbbe < > höbbe ze (ze hebben < > hebben ze)
Dit voornaamwoord kent geen beperkingen of bijzonderheden wat de zinsbouw betreft.
[canoniek: onderwerp + persoonsvorm]
[inversief: persoonsvorm + onderwerp]
[voegwoord + onderwerp + persoonsvorm]
[voornaamwoord + onderwerp + persoonsvorm]
iche /ɪçə/ (ikke) Benadrukte vorm van ich (ik). -Wae? Iche? Jao, diche!-
diche /dɪçə/ (geen Nederlandse vorm) Benadrukte vorm van dich (jij).
doe /duː/ (jij) Benadrukte vorm, nauw verwant aan de (je). Gebruikt in korte, ongunstige uitdrukkingen (beschuldigend, licht dreigend ...) -Doe, ónnöt!- (Jij, niksnut!) Doe hoort men eigenlijk niet meer.
Iche en diche worden vooral gebruikt in onvolledige zinnen.
"Ederein boeten iche." (Iedereen buiten ikke.)
"Ederein behalve diche." (Iedereen behalve jij.)
Weetje: Als benadrukte voorwerpsvorm is er ook nog miche voor de 1ste persoon enkelvoud. Dit geldt ook voor diche, 2de persoon enkelvoud. Zie bij Persoonlijke voornaamwoorden in de voorwerpsvorm, niet als voorwerp.
Zie ook het blad dae, diej en det als menselijke onderwerpen.
Ik heb een overzicht gemaakt van de vervoegingen van de werkwoorden höbbe (hebben) en zeen (zijn) met persoonlijke voornaamwoorden als congruent onderwerp.
Naar het werkwoord zeen (zijn).
Enkelvoud:
ich
dich
tich
de
te
'e
gae, hoffelijk
ge, hoffelijk
er, hoffelijk
hae
er
ziej
ze
het ♀
et ♀
het ♀ /hɛt/
het ○
et ○
Meervoud:
wae
we
gae
ge
gae, hoffelijk
ge, hoffelijk
er
er, hoffelijk
ziej
ze
Versterkte vormen, enkelvoud:
iche
diche
ten (trap C2) en ter (trap G) heb ik niet meegeteld.