Voorblad > Persoonlijke voornaamwoorden > Onderwerpsvormen > Onderwerpsvormen als laatste woord in de zin
Aan de hand van deze voorbeeldzinnen kan de lezer een beeld krijgen van hoe de voorwerpsvormen gebruikt worden in een korte inversieve zin. Als een voorwerpsvorm verschillende vormen kent, dan zal de onbenadrukte vorm eerder gebruikt worden dan de benadrukte vorm.
Lees ook het blad Persoonlijke voornaamwoorden in de onderwerpsvorm als onderwerp.
Enkelvoud
1ste persoon
"Woeë bèn ich?" "Hiej bèn ich." (Waar ben ik? Hier ben ik.)
2de persoon
"Woeë bèste?" "Ah, doa bès'e." (Waar ben je? Ha, daar ben je.)
"Woeë bès'e?" "Ah, doa bèste." (Waar ben je? Ha, daar ben je.)
Men zal voor deze formulering eerder voor te en het procliticum 'e kiezen dan voor tich.
3de persoon mannelijk
Woeë is er?" "Ah, dao is er." (Waar is hij? Ha, daar is hij.)
Men zal voor deze formulering eerder voor er kiezen dan voor hae.
3de persoon vrouwelijk
"Woe is et?" "Ah, dao is et." (Waar is het/ze? Ha, daar is het/ze.)
"Woeë is ze?" "Ah, dao is ze." (Waar is ze? Ha, daar is ze.)
Men zal zelden of nooit horen: "Woe is ziej?"
Meervoud
1ste persoon
"Woeë zeen we?" "Hiej zeen we." (Waar zijn we? Hier zijn we.)
Men zal voor deze formulering eerder voor we kiezen dan voor wae.
2de persoon
"Woeë zeedjer?" "Ah, dao zeedjer." (Waar zijt u/zijn jullie? Ha, daar zijt u/zijn jullie.)
"Woeë zeet ge?" "Ah, dao zeet ge!" (Waar zijt ge? Ha, daar zijt ge.)
Men zal voor deze formulering eerder voor ge en het procliticum er kiezen dan voor gae.
3de persoon
"Woeë zeen ze?" "Ah, dao zeen ze." (Waar zijn ze? Ha, daar zijn ze.)
Men zal voor deze formulering eerder voor ze kiezen dan voor ziej.
Hoffelijkheidsvormen
Zie bij de tweede persoon meervoud.