padelcoachingkaarten
① Oefening: Laat ballen bewust diep richting glas stuiteren, speler moet na stuit een split-step + twee kleine correctiestappen zetten.
② Analyse: Let op vertraging van de bal na het glas; inschatten hoogte + snelheid.
③ Spelverloop: Bekijken wanneer tegenstander hoge lob versus snelle bal speelt.
④ Vragen: Wanneer kies je voor forehand/backhand? Wanneer laat je hem via glas lopen?
⑤ Lichaam: Lage heupstand, knieën licht gebogen, racket vóór het lichaam.
① Oefening: Trainer speelt onvoorspelbare volleys links/rechts.
② Analyse: Herken schouderrotatie van tegenstander → voorspelt richting.
③ Spelverloop: Patronen bij netspelers bestuderen (links = cross, rechts = langs lijn).
④ Stappen: Split-step → push-step → compacte slag.
⑤ Lichaam: Gewicht licht naar voren, voeten op schouderbreedte.
① Oefening: Ballen diep in de hoek, speler speelt gecontroleerde chiquita.
② Analyse: Begrijp hoe bal uitrolt via de zijmuur.
③ Spelverloop: Wanneer tegenstander in de hoek drukt → proberen te resetten.
④ Vraag: Kun je je voeten beter positioneren vóór de bal?
⑤ Lichaam: Heupen laag, arm ontspannen, schouder onder balhoogte.
① Oefening: Tegenstander slaat variaties: lage bandeja, hoge bandeja, snelle slice.
② Analyse: Kijk naar stand van racketblad vooraf.
③ Spelverloop: Bandeja wordt meestal gebruikt om netpositie vast te houden.
④ Vragen: Waar gaat 70% van zijn bandeja’s heen?
⑤ Lichaam: Draai in side-on houding, voeten diagonaal.
① Oefening: Ladder + direct bal terugslaan na laatste vakje.
② Analyse: Observeer hoe jouw voetenwerk jouw slagkwaliteit beïnvloedt.
③ Spelverloop: In snelle rally’s is lage landing en snelle stap cruciaal.
④ Stappen: Ladder → split-step → slag.
⑤ Lichaam: Core actief, landing zacht, knieën niet overstrekken.
① Oefening: Terugspelen met lage boog richting tegenstanders voeten.
② Analyse: Let op het moment dat tegenstander te ver naar achter staat.
③ Spelverloop: Chiquita wordt gebruikt om weer naar het net te gaan.
④ Vraag: Wanneer loop je door naar voren?
⑤ Lichaam: Arm ontspannen, contactpunt laag.
① Oefening: Sla afwisselend zacht – hard – spin – slice.
② Analyse: Tegenstanders houden niet van wisselend ritme.
③ Spelverloop: Variatie = controle over rally.
④ Vragen: Waar fouten ze? Bij tempo of richting?
⑤ Lichaam: Schouders flexibel, pols ontspannen.
① Oefening: Joggen rondom baan + slagbewegingen.
② Analyse: Voel je schouders warm worden?
③ Spelverloop: Warme spieren = sneller anticiperen.
④ Stappen: 2 rondjes joggen → 10 shadow forehands → 10 backhands.
⑤ Lichaam: Lange ruggengraat, schouders laag.
① Oefening: Trainer speelt hoge lob richting glas.
② Analyse: Inschatten diepte + bounce.
③ Spelverloop: Koppelen aan wanneer tegenstander onder druk staat.
④ Vragen: Herken je lobgebaren?
⑤ Lichaam: Side-on draaien, stappen zetten vóór bal.
① Oefening: Lage bal → loop direct naar voren.
② Analyse: Bestuderen hoe snel tegenstander reageert.
③ Spelverloop: Vaak hebben tegenstanders moeite met lage balletjes.
④ Stappen: Terugslag → 3 kleine stappen vooruit → netpositie.
⑤ Lichaam: Gewicht naar tenen, romp naar voren.
① Oefening: Trainer speelt ballen die eerst zijmuur raken en daarna glas.
② Analyse: Let op hoe snelheid na de tweede muur vertraagt.
③ Spelverloop: Vaak in verdedigende situaties, gebruikt door tegenstanders onder druk.
④ Vragen: Wanneer kies je voor drive? Wanneer voor reset via glas?
⑤ Lichaam: Positioneer je heupen richting eerste muur, lage stand, voeten diagonaal.
① Oefening: Speel drives die diep in de hoek landen.
② Analyse: Observeer hoe tegenstanders moeite hebben met lage hoeken.
③ Spelverloop: Wordt gebruikt om netpositie te forceren.
④ Stappen: Richting → diepte → snelheid → doorlopen naar net.
⑤ Lichaam: Gewicht naar voren, sta breed voor stabiliteit.
① Oefening: Lage backhand-slice na zijmuur.
② Analyse: Slice vertraagt, dwingt tegenstander omhoog te spelen.
③ Spelverloop: Goede reset-slag bij verdediging.
④ Vraag: Kun je met minder kracht meer controle krijgen?
⑤ Lichaam: Schouder naar beneden, racketblad iets open.
① Oefening: Partner richt op lichaam, jij blokkeert.
② Analyse: Kijk naar positie van schouders en racketblad.
③ Spelverloop: Vaak wanneer tegenstander dicht bij net staat.
④ Stappen: Split-step → micro-correctie → blok.
⑤ Lichaam: Racket voor lichaam, ellebogen compact.
① Oefening: Trainer speelt random korte ballen.
② Analyse: Hoe snel spot jij een te zachte volley van tegenstander?
③ Spelverloop: Vaak fout bij tegenstanders met te open blad.
④ Vraag: Hoe snel zet je je eerste stap naar voren?
⑤ Lichaam: Knieën buigen, gewicht op tenen.
① Oefening: Train met licht vochtige bal/wand.
② Analyse: Bal komt minder hoog en korter.
③ Spelverloop: Bij regen verandert hele dynamiek van hoeken.
④ Stappen: Later inschatten – compact slaan.
⑤ Lichaam: Lage rompstand, voeten verder onder je.
① Oefening: Ballen die zijmuur én achterwand raken.
② Analyse: Herken patronen van balrichting na dubbele stuit.
③ Spelverloop: Veel gebruikt bij hoge lobs richting hoek.
④ Vraag: Zie je eerst muur 1 of 2?
⑤ Lichaam: Schouders draaien met bal mee, voeten meebewegend.
① Oefening: Laatste moment kiezen tussen drive of reset.
② Analyse: Leer bal laten zakken om tijd te nemen.
③ Spelverloop: In lastige ballen essentieel.
④ Stappen: Wachten → beoordelen → compact slaan.
⑤ Lichaam: Racket laag – soepel vanuit schouders.
① Oefening: Speel ballen richting rooster onder glas.
② Analyse: Bal springt vaak onregelmatig.
③ Spelverloop: Wordt defensief gebruikt om chaos te creëren.
④ Vraag: Kun je voeten snel aanpassen?
⑤ Lichaam: Gewicht iets naar achter om onverwachte stuit op te vangen.
① Oefening: Moeilijke backhand ballen met dubbel stuit.
② Analyse: Voorspel waar bal landt na 2 muren.
③ Spelverloop: Vaak tijdens verdedigende fase.
④ Stappen: Positioneer → laat zakken → speel gecontroleerd.
⑤ Lichaam: Lage knieën, racket onder bal.
① Oefening: Random volleys van trainer links/rechts.
② Analyse: Let op eerste stap, niet op slag.
③ Bestuderen: Snelle counters besluiten veel rally’s.
④ Stappen: Split-step → kant kiezen → compacte volley.
⑤ Lichaam: Racket voor lichaam, ellebogen licht gebogen.
① Oefening: Kaatsende reaction ball vangen → slagbeweging maken.
② Analyse: Train cognitieve snelheid.
③ Bestuderen: Chaotische rally = snelle breinbeslissing.
④ Vraag: Hoe snel verwerk jij visuele prikkels?
⑤ Lichaam: Gewicht naar tenen, romp actief.
① Oefening: Variatie tussen harde en zachte volleys.
② Analyse: Soft hands = winst aan net.
③ Bestuderen: Wanneer tegenstander te ver staat.
④ Stappen: Voelen → openen → zacht afleggen.
⑤ Lichaam: Losse pols, ontspannen schouders.
① Oefening: Trainer slaat op jouw backhand-zone.
② Analyse: Minimaliseer backswing.
③ Bestuderen: Wordt veel gebruikt bij snelle drives.
④ Vraag: Kun je kleiner uitslaan?
⑤ Lichaam: Racket stabiel voor borstkas.
① Oefening: Late lobs → speler sprint naar achter.
② Analyse: Kijk naar hoogte van stuit.
③ Bestuderen: Smashmoment bepaalt rally.
④ Stappen: Draai → schuin stappen → springen → smash.
⑤ Lichaam: Core aangespannen, schouders roteren.
① Oefening: Lage ballen direct naar voeten van tegenstander.
② Analyse: Lees positie van netspeler.
③ Bestuderen: Gebruik chiquita om druk te breken.
④ Vraag: Kan ik na deze bal naar voren?
⑤ Lichaam: Knieën laag, compact zwaaien.
① Oefening: Trainer speelt drie ballen in snel tempo.
② Analyse: Focussen op ritme.
③ Bestuderen: Bij hoge druk moet eerste stap sneller.
④ Stappen: 1 → 2 → 3 zonder pauze.
⑤ Lichaam: Licht voorover, voeten licht.
① Oefening: Split-step bij elk contactmoment.
② Analyse: Weet je wanneer tegenstander slaat?
③ Bestuderen: Timing = basis van anticipatie.
④ Vraag: Komt je split nog te laat?
⑤ Lichaam: Sprongetje kort, landing licht.
① Oefening: Cones → snelle richtingswissels + slag.
② Analyse: Observeer versnelling en remvermogen.
③ Bestuderen: Hoe snel herstel je?
④ Stappen: Links–rechts–voor–achter → bal.
⑤ Lichaam: Heupen soepel, stappen geaard.
① Oefening: 5-meter sprintjes + slag.
② Analyse: Explosieve start bepaalt veldcontrole.
③ Bestuderen: Eerste stap = richting keuze.
④ Vraag: Is je eerste stap voorspellend of reactief?
⑤ Lichaam: Knieën licht gebogen, romp actief.
① Oefening: Trage bandeja met focus op controle.
② Analyse: Kijk naar opponent: blijft hij achterin?
③ Bestuderen: Bandeja = positieslag, geen winner.
④ Stappen: Side-on → armhoogte → doordraaien.
⑤ Lichaam: Gewicht op achtervoet → voorvoet.
① Oefening: Diagonale slice met polsactie.
② Analyse: Spin maakt bal gevaarlijk na muur.
③ Bestuderen: Tegenstanders lezen vaak slice niet goed.
④ Vraag: Krijg je voldoende zijspin?
⑤ Lichaam: Schouders roteren, pols scherp.
① Oefening: Lage backhand/forehand slice drives.
② Analyse: Ballen blijven laag → tegenstander moet omhoog.
③ Bestuderen: Perfect om punt over te nemen.
④ Stappen: Open blad → dalende beweging.
⑤ Lichaam: Zachte arm, heupen laag.
① Oefening: Bal opvangen → meedragen → plaatsen.
② Analyse: Ontneemt snelheid van tegenstander.
③ Bestuderen: Ideaal bij harde drives.
④ Vraag: Kun je momentum van bal ‘absorberen’?
⑤ Lichaam: Racket dempend voor lichaam.
① Oefening: Volley met diepe penetratie.
② Analyse: Lees of tegenstander achterover gaat.
③ Bestuderen: Perfect om net te domineren.
④ Stappen: Voorwaartse beweging → compacte swing.
⑤ Lichaam: Gewicht op voorvoet.
① Oefening: Lift naar achterlijn met topspin.
② Analyse: Baan stijgt → tegenstander achteruit.
③ Bestuderen: Wordt gebruikt bij reset-situaties.
④ Vraag: Is je beweging vloeiend omhoog?
⑤ Lichaam: Heuprotatie, racket onder bal.
① Oefening: Diepe backhand richting middenruimte.
② Analyse: Midden is chaoszone voor tegenstanders.
③ Bestuderen: Veel miscommunicatie daar.
④ Stappen: Open → richting → versnellen.
⑤ Lichaam: Racket voor je lichaam, core actief.
① Oefening: Zachte drops achter net.
② Analyse: Wanneer staat tegenstander te ver?
③ Bestuderen: Drop-shot als verrassing.
④ Vraag: Gebruik je voldoende touch?
⑤ Lichaam: Pols ontspannen, contactpunt laag.
① Oefening: Smash op juiste hoogte.
② Analyse: Te vroeg = fout, te laat = krachtverlies.
③ Bestuderen: Gebruik smash alleen bij goede lob.
④ Stappen: Draai → positie → springen → finish.
⑤ Lichaam: Romp strekken, arm volledig.
① Oefening: Lange hoge ballen terug via glas.
② Analyse: Wat is ideale hoogte?
③ Bestuderen: Reset = rustmoment creëren.
④ Vraag: Kun je ritme breken?
⑤ Lichaam: Gebogen knieën, zachte pols.
① Oefening: Backhand via achterwand → hoge lift terug.
② Analyse: Leer bal te laten zakken.
③ Bestuderen: Reset creëert rustmoment.
④ Stappen: Positioneer → onder bal → lift.
⑤ Lichaam: Schouders laag, knieën gebogen.
① Oefening: Trainer speelt diepe hoekballen.
② Analyse: Bereken stuit → muur → vervolg.
③ Bestuderen: Cruciaal in defensieve rally’s.
④ Vragen: Wanneer kies je voor drive i.p.v. reset?
⑤ Lichaam: Lichaam meedraaiend met balcirkel.
① Oefening: Bal die laag uit zijmuur komt terugspelen.
② Analyse: Let op snelheidverlies.
③ Bestuderen: Wordt vaak fout ingeschat.
④ Stappen: Stap zijwaarts → onder bal → push.
⑤ Lichaam: Racket laag houden.
① Oefening: Moeilijke ballen via 2 muren rechts.
② Analyse: Voorspel ketsrichting.
③ Bestuderen: Veel voorkomende bal bij diepe lobs.
④ Vraag: Kun je anticiperen vóór de stuit?
⑤ Lichaam: Heupen open richting balpad.
① Oefening: Bewust via muur spelen voor tijd.
② Analyse: Wanneer heb je tijd nodig?
③ Bestuderen: Tempo verlagen = ritmecontrole.
④ Stappen: Hoog → zacht → richting midden.
⑤ Lichaam: Ontspannen beweging.
① Oefening: Bij snelle ballen bewust 1,5 meter terug.
② Analyse: Druk vermijden = controle terug.
③ Bestuderen: Netspelers rekenen niet op afstandswinst.
④ Vraag: Houd jij genoeg ruimte achter je?
⑤ Lichaam: Gewicht naar achter, core stabiel.
① Oefening: Spinbal laten zakken → spelen via glas.
② Analyse: Spin beïnvloedt hoeken sterk.
③ Bestuderen: Spin herkennen = anticiperen.
④ Stappen: Wachten → open blad → omhoog.
⑤ Lichaam: Racket onder bal.
① Oefening: Zeer trage ballen uit de hoek halen.
② Analyse: Trage ballen zijn juist lastig.
③ Bestuderen: Tegenstander gebruikt dit voor ritmebreuk.
④ Vraag: Kun je diepte houden zonder kracht?
⑤ Lichaam: Zachte hand, pols ontspannen.
① Oefening: Trainer vuurt lage drives.
② Analyse: Blok of lift?
③ Bestuderen: Verdediging bepaalt rallyduur.
④ Stappen: Kleine backswing → open blad.
⑤ Lichaam: Laag, stabiel, arm ontspannen.
① Oefening: Verdedigen tijdens side-steps.
② Analyse: Je verdediging moet mobiel blijven.
③ Bestuderen: Rally’s veranderen constant van richting.
④ Vraag: Kun je bewegen én controleren tegelijk?
⑤ Lichaam: Heupen laag, voeten snel.
① Oefening: Liftbal → naar voren lopen → volley.
② Analyse: Kijk naar tegenstander die moet herstellen.
③ Bestuderen: Moment van opkomen is cruciaal.
④ Stappen: Lift → volgen → in positie.
⑤ Lichaam: Gewicht naar voren.
① Oefening: Lage volleys achter elkaar.
② Analyse: Hou blad stabiel.
③ Bestuderen: Lage volleys neutraliseren.
④ Vraag: Laat je de bal genoeg zakken?
⑤ Lichaam: Knieën buigen, romp stabiliseren.
① Oefening: Bandeja gericht middenveld.
② Analyse: Midden geeft verwarring.
③ Bestuderen: Ideaal als tactische neutrale slag.
④ Stappen: Hoog → zijwaarts → slice.
⑤ Lichaam: Core roteren.
① Oefening: Lage chiquita naar voeten netspeler.
② Analyse: Dwingt volley omhoog.
③ Bestuderen: Perfect moment om net terug te nemen.
④ Vraag: Wanneer kies je chiquita over lob?
⑤ Lichaam: Lage heupen, racket onder bal.
① Oefening: Drives die vlak bij glas stuiteren.
② Analyse: Tegenstanders achteruit dwingen.
③ Bestuderen: Creëert aanvalskansen.
④ Stappen: Contact voor → versnelling → follow-through.
⑤ Lichaam: Heuprotatie, gesloten positie.
① Oefening: Trainer speelt harde ballen → blokvolley.
② Analyse: Absorberen i.p.v. terugduwen.
③ Bestuderen: Bij harde spelers superbelangrijk.
④ Vraag: Kun je energie wegnemen?
⑤ Lichaam: Blad dicht, korte beweging.
① Oefening: Vibora die na stuit wegloopt.
② Analyse: Hoe reageert tegenstander?
③ Bestuderen: Spin maakt verdediging moeilijk.
④ Stappen: Zijspin → diagonaal → doorzwaai.
⑤ Lichaam: Pols losjes, schouders roteren.
① Oefening: Lob herkennen → smash of bandeja.
② Analyse: Hoogte bepaalt oplossing.
③ Bestuderen: Veel punten worden op lob beslist.
④ Vraag: Kies je de juiste overhead?
⑤ Lichaam: Snel draaien, voeten verplaatsen.
① Oefening: Kruisvolley → middenvolleys afwisselen.
② Analyse: Beweeg diagonaal.
③ Bestuderen: Cross = veilig & dominant.
④ Stappen: Vooruit → diagonaal → herstellen.
⑤ Lichaam: Gewicht op buitenste voet.
① Oefening: Harde drive door midden.
② Analyse: Midden = verwarring.
③ Bestuderen: Vaak puntdirect beslissend.
④ Vraag: Val je in na je drive?
⑤ Lichaam: Racket voor lichaam, core actief.
① Oefening: Partner varieert slag richting op basis van schouders.
② Analyse: Schouders verraden richting.
③ Bestuderen: Cruciaal voor anticipatie.
④ Vraag: Kijk je naar racket of lichaam?
⑤ Lichaam: Ogen niveau schouders.
① Oefening: Variaties in grip → snelheid voorspellen.
② Analyse: Strakke grip = harde bal.
③ Bestuderen: Train subtiele signalen.
④ Stappen: Observeren → voorspellen → reageren.
⑤ Lichaam: Ontspannen eigen grip.
① Oefening: Tegenstander wisselt positie → jij reageert.
② Analyse: Waar staat hij → wat wil hij slaan?
③ Bestuderen: Positionele patronen.
④ Vraag: Kun je ‘zien’ wat er gaat komen?
⑤ Lichaam: Licht actief, op voorvoeten.
① Oefening: Variatie hoog / laag / zacht / hard.
② Analyse: Ritme = patroon → breuk = kans.
③ Bestuderen: Leer voorspelbare spelers herkennen.
④ Stappen: Ritme voelen → verandering zien → reageren.
⑤ Lichaam: Adem laag houden.
① Oefening: Wanneer komt smash?
② Analyse: Kijk naar step-back en bladpositie.
③ Bestuderen: Smashes zijn voorspelbaar met signalen.
④ Vraag: Kun jij vooruit anticiperen?
⑤ Lichaam: Licht achterover leunen voor lob.
① Oefening: Speel 8 van 10 ballen backhand zij tegenstander.
② Analyse: Observeer foutenpatronen.
③ Bestuderen: Exploiteer zwakke zones.
④ Stappen: Test → bevestig → target.
⑤ Lichaam: Racket voorbereid richting backhand.
① Oefening: Let op wie beslissingen neemt.
② Analyse: Dominante speler = target partner.
③ Bestuderen: Psychologische winst.
④ Vraag: Wie twijfelt het meest?
⑤ Lichaam: Breed staan, observerend.
① Oefening: Ritme vertragen → fouten uitlokken.
② Analyse: Ongeduld = makkelijke fouten.
③ Bestuderen: Tempo beïnvloedt mentale staat.
④ Stappen: Hoog → laag → hoek → midden.
⑤ Lichaam: Ontspannen romp, rustige adem.
① Oefening: Snel–langzaam afwisselen.
② Analyse: Wanneer raakt tegenstander uit ritme?
③ Bestuderen: Ideaal om momentum te breken.
④ Vraag: Wie bepaalt tempo? Jij of zij?
⑤ Lichaam: Racket stabiel, voeten licht.
① Oefening: Volley-lijnen van tegenstander analyseren.
② Analyse: Handpositie = volleykwaliteit.
③ Bestuderen: Voorbereiding van tegenstander.
④ Stappen: Kijk → voorspel → positioneer.
⑤ Lichaam: Stand breed voor snelle reactie.
① Oefening: Agility ladder zijwaarts.
② Analyse: Voetfrequentie verbeteren.
③ Bestuderen: Hoe sneller voeten, hoe betere anticipatie.
④ Vragen: Blijf je laag?
⑤ Lichaam: Heupen neutraal, core actief.
① Oefening: Ladder → forehand/backhand.
② Analyse: Koppeling fysiek & techniek.
③ Bestuderen: Matchsituatie.
④ Stappen: Ladderpatroon → slag → herstel.
⑤ Lichaam: Dynamische stappen.
① Oefening: Box jumps of kleine sprongen.
② Analyse: Explosiviteit in smashes.
③ Bestuderen: Balletiming.
④ Vraag: Gebruik je armen tijdens sprong?
⑤ Lichaam: Zachte landing, knieën niet te ver naar voren.
① Oefening: 3-meter zijwaarts sprint.
② Analyse: Padel = zijwaarts spel.
③ Bestuderen: Positionele snelheid.
④ Stappen: Laag → explosie → remmen.
⑤ Lichaam: Lage heupen, snelle voeten.
① Oefening: Medicine ball rotaties.
② Analyse: Rotatie = kracht in slagen.
③ Bestuderen: Drive & vibora verbeteren.
④ Vraag: Draait je core mee?
⑤ Lichaam: Heup–schouder-lijn verbonden houden.
① Oefening: Balanceren op één voet.
② Analyse: Verbeter balans bij volleys.
③ Bestuderen: Netspel wordt stabieler.
④ Stappen: Balans → draai → slag.
⑤ Lichaam: Core actief, knieën zacht.
① Oefening: Tennisbal tegen muur → vangen.
② Analyse: Reactiesnelheid verbeteren.
③ Bestuderen: Lage stuit herkennen.
④ Vraag: Kun je ritme lezen?
⑤ Lichaam: Handen actief, romp licht naar voren.
① Oefening: 5 meter op en neer.
② Analyse: Korte rally’s vragen veel explosie.
③ Bestuderen: Anaerobe capaciteit.
④ Stappen: Start → sprint → terug → slagbeweging.
⑤ Lichaam: Korte passen, armen meebewegen.
① Oefening: Toss → slag → toss → slag.
② Analyse: Hand-oog-coördinatie.
③ Bestuderen: Helpt bij overhead.
④ Vraag: Kan je de bal stil krijgen voor slag?
⑤ Lichaam: Armen onder controle.
① Oefening: Smash uit draaiende beweging.
② Analyse: Moeilijk maar realistisch.
③ Bestuderen: Vaak nodig bij lobs naar hoek.
④ Stappen: Draai → spring → volg.
⑤ Lichaam: Core aangespannen.
① Oefening: 4–2–4 ademhaling.
② Analyse: Rust = betere keuzes.
③ Bestuderen: Stressmomenten herkennen.
④ Vraag: Adem jij op cruciale momenten door?
⑤ Lichaam: Schouders omlaag.
① Oefening: Per rally een focuspunt kiezen.
② Analyse: Minder chaos in hoofd.
③ Bestuderen: Coachbaar gedrag.
④ Stappen: Doel → herhalen → uitvoeren.
⑤ Lichaam: Rustige romp, stabiel.
① Oefening: Hard en helder roepen.
② Analyse: Fouten door miscommunicatie verminderen.
③ Bestuderen: Elke rally rollen verdelen.
④ Vraag: Roep je vroeg genoeg?
⑤ Lichaam: Oprichten lichaam bij roepen.
① Oefening: Racketpunt tikken → doorgaan.
② Analyse: Fouten zijn trainingsmomenten.
③ Bestuderen: Foutgedrag tegenstanders.
④ Stappen: Stop → adem → focus → vervolg.
⑤ Lichaam: Ontspannen grip.
① Oefening: 20 sec rally visualiseren.
② Analyse: Visualisatie verhoogt anticipatiekracht.
③ Bestuderen: Patronen mentaal herhalen.
④ Vraag: Kun jij tactieken visualiseren?
⑤ Lichaam: Rechte rug, rustige adem.
① Oefening: Kruisen, switchen, volgen.
② Analyse: Communicatie = dominantie.
③ Bestuderen: Teamchemie beoordelen.
④ Stappen: Aankondigen → doen → herstellen.
⑤ Lichaam: Zijwaarts voorbereid.
① Oefening: “Volgende bal” mantra.
② Analyse: Foutenserie doorbreken.
③ Bestuderen: Stresspatronen herkennen.
④ Vraag: Waar verlies jij focus?
⑤ Lichaam: Ontspannen polsen.
① Oefening: 50-slagen rally.
② Analyse: Is je focus constant?
③ Bestuderen: Lange rally’s winnen mentale strijd.
④ Stappen: Ritme → rust → variatie → controle.
⑤ Lichaam: Lichte pasjes.
① Oefening: Na elke rally één compliment.
② Analyse: Teamspirit verbeteren.
③ Bestuderen: Positieve taal vergroot prestatie.
④ Vraag: Hoe motiveer jij je partner?
⑤ Lichaam: Open houding.
① Oefening: 3 mogelijke keuzes → 1 kiezen onder druk.
② Analyse: Besluitvaardigheid trainen.
③ Bestuderen: Snelle beslissingen = punten.
④ Stappen: Zie → kies → ga.
⑤ Lichaam: Voorover lichte spanning.
① Oefening: Contactpunt stilhouden.
② Analyse: Betere sweetspot.
③ Bestuderen: Hoe klinkt jouw slag?
④ Vragen: Raak jij consistent het midden?
⑤ Lichaam: Arm ontspannen, lichaam stabiel.
① Oefening: Continental → Chiquita-grip.
② Analyse: Flexibel schakelen = voordeel.
③ Bestuderen: Materialen correct gebruiken.
④ Stappen: Testen → ervaren → toepassen.
⑤ Lichaam: Pols ontspannen.
① Oefening: Verschil tussen rackets testen.
② Analyse: Hard blad vs. soft blad.
③ Bestuderen: Welke balreactie past bij jou?
④ Vraag: Voel je verschil in trillingen?
⑤ Lichaam: Losse arm.
① Oefening: Trainen met verschillende ballen.
② Analyse: Verschil in stuit & snelheid.
③ Bestuderen: Wedstrijdballen leren herkennen.
④ Stappen: Vergelijken → analyseren → kiezen.
⑤ Lichaam: Kleine aanpassingen in timing.
① Oefening: Rally’s filmen → analyseren.
② Analyse: Patronen ontdekken.
③ Bestuderen: Momenten van winst of verlies.
④ Vraag: Wat zie je bij jezelf terug?
⑤ Lichaam: Bewustwording lichaamstaal.
① Oefening: 2 slagen vooruit plannen.
② Analyse: Tactische voorsprong.
③ Bestuderen: Padel = schaakspel.
④ Stappen: Huidige bal → reactie → vervolg.
⑤ Lichaam: Rustige adem, observerende ogen.
① Oefening: 3-slagen patronen oefenen.
② Analyse: Houd patronen simpel maar effectief.
③ Bestuderen: Welke patronen werken tegen welke spelers?
④ Vraag: Gebruik jij vaste patronen?
⑤ Lichaam: Stabiele romp tijdens uitvoering.
① Oefening: 2 minuten onafgebroken spelen.
② Analyse: Lange rally’s vragen lucht.
③ Bestuderen: Uithoudingsvermogen vs. techniek.
④ Stappen: Rust → ritme → doorzetten.
⑤ Lichaam: Adem door neus.
① Oefening: Racket reinigen, grip vervangen.
② Analyse: Goed materiaal = betere prestaties.
③ Bestuderen: Slijtage tijdig zien.
④ Stappen: Check → vervang → test.
⑤ Lichaam: Stevige maar ontspannen grip.
① Oefening: Reflectie op eigen lessen.
② Analyse: Wat werkt? Wat niet?
③ Bestuderen: Observeer leerlingvoortgang.
④ Vraag: Waar wil jij verbeteren als coach?
⑤ Lichaam: Open, rustige coachhouding.
Zie ook dailystijn/onthaasten