Hymne à la beauté / Lofzang op de Schoonheid

Plaatsingsdatum: Sep 30, 2017 3:18:19 PM

Hymne à la beauté / Lofzang op de Schoonheid

Uit: Les Fleurs Du Mal - Carles Baudelaire, 1861

Viens-tu du ciel profond ou sors-tu de l'abîme,

Ô Beauté ! ton regard, infernal et divin,

Verse confusément le bienfait et le crime,

Et l'on peut pour cela te comparer au vin.

Daalde je neer uit de hoge hemel of steeg je op vanuit de diepten

O Schoonheid? Je aanblik, zowel duivels als goddelijk,

Weerspiegelt verwarrend weldaad en misdaad.

Daarin ben je gelijk wijn.

Tu contiens dans ton oeil le couchant et l'aurore ;

Tu répands des parfums comme un soir orageux ;

Tes baisers sont un philtre et ta bouche une amphore

Qui font le héros lâche et l'enfant courageux.

In je ogen liggen zonsondergang en dageraad besloten,

Je bent een en al geuren als een broeierige avond,

Je kussen zijn een filter en je mond een amfora;

Ze maken helden lafhartig en schenken kinderen moed.

Sors-tu du gouffre noir ou descends-tu des astres ?

Le Destin charmé suit tes jupons comme un chien ;

Tu sèmes au hasard la joie et les désastres,

Et tu gouvernes tout et ne réponds de rien.

Kom je uit een duistere aardspleet of van de melkweg?

Het verliefde lot hangt als een hond aan je rokken,

Je zaait in het toeval vreugde en rampspoed

En doet onverstoorbaar wat je goeddunkt.

Tu marches sur des morts, Beauté, dont tu te moques ;

De tes bijoux l'Horreur n'est pas le moins charmant,

Et le Meurtre, parmi tes plus chères breloques,

Sur ton ventre orgueilleux danse amoureusement.

Je trapt op de doden, Schoonheid, en maakt je vrolijk.

Van je juwelen schittert Gruwel niet als minste

En Moordzucht, een van je grootste charmes,

Danst verleidelijk op je trotse buik.

L'éphémère ébloui vole vers toi, chandelle,

Crépite, flambe et dit : Bénissons ce flambeau !

L'amoureux pantelant incliné sur sa belle

A l'air d'un moribond caressant son tombeau.

De blinde vergankelijkheid vliegt in jouw kaarsvlam,

verschrompelt en verbrandt en zegt: gezegend zij jouw warmte!

Een minnaar hijgend over zijn lief gebogen

Als een stervende die zijn graftombe streelt.

Que tu viennes du ciel ou de l'enfer, qu'importe,

Ô Beauté ! monstre énorme, effrayant, ingénu !

Si ton oeil, ton souris, ton pied, m'ouvrent la porte

D'un Infini que j'aime et n'ai jamais connu ?

Uit de hemel of de hel, wat maakt het uit,

O Schoonheid, groot monster, schrikwekkend, onschuldig!

Als maar je ogen, je glimlach, je voetstap mij leiden

Naar het oneindige dat ik bemin en nooit heb gekend.

De Satan ou de Dieu, qu'importe ? Ange ou Sirène,

Qu'importe, si tu rends, - fée aux yeux de velours,

Rythme, parfum, lueur, ô mon unique reine ! -

L'univers moins hideux et les instants moins lourds ?

Van Satan of God, wat maakt het uit. Engel of Sirene,

Wat maakt het uit, als je maar, met je fluwelen blik,

Je ritme, geur en schijnsel, o mijn heerseres,

De wereld minder afzichtelijk maakt en de uren minder zwaar.

Werkvertaling: Will van Broekhoven, 20 januari 2017