Plaatsingsdatum: Mar 29, 2019 3:9:31 PM
Dit gedicht droeg ik voor op de Avond van de Schelde-Poëzie,
in boekhandel De Drvkkery in Middelburg, op donderdag 28 maart 2019
Het begint bij de watersnoodramp van 1953.
De Verklikker bij Sinte Pier
Mijn vader dichtte die zondag bij bitse kou het gat in de wering.
Mijn moeder weende aan de radio.
Later zat vader zegevierend op de dijk met zijn schetsboek.
Wij speelden in de modder van dit anti-Cadzand,
onze witte onderbroeken bolden op in het water.
Iets verderop, met werphengels hengelsteunen emmers,
strandvissers verslaafd aan vruchteloos wachten,
die zonder bewegen gulle oogst binnenhaalden
en onwillig overeind kwamen als vangst zich meldde.
Vader met zijn schetsboek.
Wij zochten kreukels tegen palen en basalt
thuis te koken met naalden te onthemen
bruine afdekplaatjes op tong en vingers.
Vader met zijn schetsboek.
Ik waadde naar het hoofd van de pier,
een kinderschedel schommelend op de golven,
onwetend nog dat drie nichtjes op zo’n plaats
kronkelend en reddend gingen verdrinken,
in het echte Cadzand.
Wij schepten mijn vader uit zijn urn in zee.
Strandvissers wierpen schuinse blikken.
Geschikte plekken worden vroeg of laat door anderen ontdekt.
Tal van strooiers reserveren nu bij De Verklikker.
Zelf stonden wij in de rij met onze moeder.
De strandvissers blijven weg.