Plaatsingsdatum: Oct 01, 2017 11:25:34 AM
Aurora komt te vroeg op
Ovidius : Amores I, 13 (16 v.Chr.)
vertaling: Marietje D’Haene-Scheltema 2015
Ze nadert boven zee en brengt op haar bedauwde wagen
de dag aan – blonde vrouw van een bejaarde man…
Waarom zo’n haast, Aurora? Wacht nog even. Laat de vogels
eerst klaar zijn met hun plechtig ochtendritueel.
Ik wil nu blijven liggen in fluwelen meisjesarmen,
nu meer dan eerst nog klemt mijn lief zich aan mij vast.
Er heerst nog diepe stilte nu en frisse ochtendkoelte,
heel zuiver zingt een merel uit zijn slanke keel.
Waarom dan haast, Aurora? Vrouw noch minnaar is er blij mee.
Trek met uw purperen hand die natte teugels in!
’t Is beter als u nog wat wacht, dan heeft een stuurman baat bij
de sterrennacht en zwalkt niet blindweg over zee.
Uw komst roept reizigers uit bed, als ze nog willen slapen
of maakt dat een soldaat snel naar zijn wapens bukt.
U bent al op, wanneer een boer naar ’t veld gaat met zijn hooivork,
u voert nog lome ossen naar hun brede juk
of stoort een schoolknaap in zijn dromen, jaagt hem naar de meester,
die met een zweep zijn jongenshanden wreed kastijdt;
u daagt partijen voor de praetor, waar men ’s ochtends vroeg al
door één snel uitgesproken woord veel schade lijdt;
geen advocaat, geen rechtsgeleerde ziet u graag verschijnen,
want buiten bed wacht altijd weer een nieuw proces;
en als een huisvrouw eindelijk wat uitrust en mag slapen,
haalt u haar hand weer naar de wol van alledag.
Wat allemaal nog mag, maar dat een meisje vroeg moet opstaan,
wie pikt dat nu, tenzij hij niet om meisjes maalt?
Hoe vaak heb ik gebeden dat de nacht u zou weerstaan en
de sterrenlucht niet vluchtte voor uw dageraad?
Hoe vaak ook dat uw wagenwiel zou breken door de wind,
uw paardenspan zou struikelen bij een dikke wolk?
Waarom die haast? U bent jaloers!Uw hart is even zwart als
Memnon, uw zwarte zoon: een en dezelfde tint.
Ik wou dat Thítonus eens over u mocht gaan vertellen:
er kan geen slechtere vrouw in heel de hemel zijn;
u loopt steeds weg omdat hij al zo oud is; ’s ochtends vroeg al
klimt u uit zijn bed naar de wagen die hij haat,
maar als u zelf uw lieve Céfalus nog kon omhelzen
riep u nu ook: ‘Stop, paarden van de nacht, geen haast!’
Ja – Títonus is oud, maar moet ík dan als minnaar boeten?
Hebt u die grijsaard soms op mijn verzoek getrouwd?
Kijk naar de Maan, die nacht na nacht Endymion, haar minnaar,
liet slapen, en zij is niet minder mooi dan u!
Ja, zelfs de godenvader sloot voor zijn gerief twee nachten
aaneen, zodat uw daglicht minder snel verscheen.
Genoeg gescholden nu. Aurora bloost. Ja, ze verstaat me!
En toch verschijnt ze daar, niets later dan voorheen…