בִּרְכֻשׁ גָּדוֹל. ....וְהִיא שֶׁעָמְדָה
“Vertrokken met een groot vermogen –en dit (geloof ) heeft hen bijgestaan – G’d redt ons altijd.”
Nadat we lezen dat we rijk waren zouden we kunnen denken dat we sindsdien onszelf hebben kunnen redden met ons geld en onze ingeboren handelsgeest.
De Haĝada waarschuwt meteen dat het niet het geld is maar het geloof.
(Tiferet Tzvi – Spinka)
ומגביה את הכוס בידו, ואומר: וְהִיא שֶׁעָמְדָה
Men heft de beker op en zegt :Dit heeft ons bijgestaan.
De wet die ons verbied wijn te drinken met niet –Joden heeft ons bijgestaan. Daarzonder zouden we al onze kinderen verloren hebben aan gemengde huwelijken en zou er niets meer van het Joodse volk over zijn.
Nu zijn er mensen die denken dat dit asociale gedrag juist tot haat en antisemitisme brengt.
Het volgende stukje laat ons zien dat dat niet zo is.
Jakov woonde wel jarenlang bij zijn oom Lawan. Hij at en dronk daar en trouwde met zijn dochters. Was hij daardoor aardiger tegen Jakov? Zeer zeker niet! Hij probeerde hem volledig uit te roeien!!
(Korban Pesach)
שֶׁלּא אֶחָד בִּלְבָד עָמַד עָלֵינוּ לְכַלּותֵנוּ, אֶלָּא שֶׁבְּכָל דּור וָדור עומְדִים עָלֵינוּ לְכַלותֵנוּ
Niet slechts één probeerde ons te vernietigen, maar in elke generaties staan zij op tegen ons.
In pirkee Awot spreekt de Misjna over de ruzie die Korach met Mosje voerde en noemt het de ruzie van ‘Korach en zijn mensen’. De Noam Elimelech merkt hierover op dat ruzie-zoekers ook met elkaar altijd ruzie aan het zoeken zijn, wat tot hun eigen ondergang leidt.
Dat komt ons altijd weer ten goede.
Sjelo echad bilwad Het is niet een die tegen ons opkomt, dat zou gevaarlijk kunnen zijn. Ella sjebechol..omdiem Gelukkig is het elke generatie weer zo dat ze ‘omdiem’ meervoud, -niet verenigd onder elkaar- tegen ons opkomen.
(Imree Noam)
Elke generatie
In het scheppingsverhaal lezen we hoe de slangen gevloekt worden om voortaan zand te moeten eten.
Maar is dat wel een vloek? Is het niet veel makkelijker om overal wat te eten te hebben?
De Talmoed geeft een voorbeeld van een koning die zijn zoon een keer per jaar genoeg geld gaf om een jaar rond te komen.
Later veranderde hij dat naar een dagelijks rantsoen.Het voordeel daarvan was dat de zoon elke dag zijn vader, de koning,te zien kreeg.
Zo bekeken heeft de slang het zo mooi nog niet. Hij heeft dan wel zijn eten altijd onder de neus liggen maar hij krijgt nooit de koning te zien.
Wij mensen hebben het veel moeilijker om brood op tafel te zetten.Vandaar dat we ons elke dag drie maal in gebed naar onze Hemelse vader de Koning wenden om hem om al onze benodigdheden te vragen.
Zo zouden we ook het belang van al het lijden kunnen verklaren.
Als niemand ons lastig zou vallen dan zouden we ook nooit om Zijn hulp vragen.
(Tiferet Tzvi – Spinka)
שֶׁלּא אֶחָד בִּלְבָד עָמַד עָלֵינוּ לְכַלּותֵנוּ
Het ‘niet slechts één’ vernietigt ons.
Als we zouden geloven dat alles van één G-d afkomstig is, dan zouden we geen problemen hebben.
(Shaar Jissachar)
In de Torah vinden we dat ‘de nummer een van het volk’ op de koning slaat. . “Het hart van koningen is in G-d’s hand”.Wat een koning ook besluit, komt altijd van boven. Om zo een besluit te veranderen moeten we bij G-d zijn.
Maar niet alleen een, maar ook velen proberen ons te vernietigen. Ook simpele mensen die de vrije wil hebben om tussen goed en kwaad te kiezen, kiezen nog wel eens om ons kwaad te doen. Om daarvan gered te worden is een dubbel wonder en is dus meer reden om G-d te danken.
(Chaim Lerosh)
G-d is één. Hij is precies hetzelfde voor hij de wereld schiep als daarna. Toch kan hij zich op zo een manier verbergen dat het lijkt alsof er iets buiten hem om bestaat.
Daardoor kan de mens wel eens denken zijn eigen gang te kunnen gaan en dingen doen die eigenlijk niet mogen. Hadden we wel G-d overal gezien en gevoeld dan zou dat nooit gebeuren.
Het ‘niet een’. G-d in de verborgen manier, kan ons vernietigen. Maar als “hkb”h” , als we hem wel aanvoelen, dan worden we weer gered.
(Deĝĝel Machanee Efraim)
Brood wijst op hoogmoed en Matza op bescheidenheid.
In elke generatie probeert onze slechte neiging lechaloteenoe – een challe van ons te maken. Maar Hakadosj Baroeg Hoe Matsileenoe. Met G-d’s hulp weten we die nijging te onderdrukken en Hij laat ons bescheiden als een Matza zijn.
( )
Het niet slechts één die ons probeert kapot te maken. לא אחד בלבד
Soms hebben we er echt zin in en staan we vroeg op om naar het ochtendminjan te gaan. Maar dan horen we van binnen een stemmetje dat zegt:”Wat heb je daar aan? Je bent dit jaar nog niet een keer naar sjoel geweest en je weet dat je het morgen ook niet gaat doen. Wat voor zin heeft het om een keer iets goeds te doen als je het toch niet vol zal houden?”
De Hagada waarschuwt ons hier niet naar dat stemmetje te luisteren. Elke mitswa is belangrijk. En van het een komt het ander. “De ene mitswa brengt de andere met zich mee”.
(Be’er Hachaim)
Niet één - maar in elke generatie. לא אחד בלבד אלא שבכל דור ודור
In Ha’azienoe zegt G-d (zin 26 en 27) dat hij vanwege ons misdrag het plan had ons te verstrooien maar dat hij dat niet doet omdat de vijand dan zou braken dat zij het uit eigen macht hadden gedaan en niet als uitvoerders van de Goddelijke wil
Eén is G-d. We zijn blij dat “Eén” ons niet zelf komt straffen (zoals het plan in zin 26) maar in elke generatie vijanden stuurt. Want zodra zij beginnen en denken dat het hun eigen macht is komt Hij ons redden (zoals in zin 27)
(Mehoelal Batishbachot)
עומְדִים עָלֵינוּ
Letterlijk betekent dit: staan op ons. Ze leven op onze kosten. G-d geeft de mensen kracht om goed te doen. Door iets verkeerds te doen geeft men die kracht aan negatieve elementen die ons daar later mee lastig vallen. Vandaar dat door het doen van Tesjoewa (tot inkeer komen) problemen wegvallen. De door ons zelf geschapen negatieve krachten verdwijnen weer door ons berouw.
(Zero’a Jemien)
לְכַלותֵנוּ
De volken willen onze Kallah (bruid) afpakken. Dat slaat op de Sjechiena (G-d's majestejt).
(Zera Kodesj)
R’ Mordechai Lechowitz zei: Als de jood geen kidoesj maakt (zich niet op Joodse – heilige manier gedraagt) dan maakt de niet-jood voor hem hawdalah (zal hij hem onderdrukken en hem daarmee van de niet Joden afscheiden)
Wehie sje’amda. Dit heeft ons gered. Wat? Dat men ons in elke generatie vervolgd. Het anti-semitisme in elke generatie heeft het Joodse volk in stand gehouden. Door het opsluiten in getto’s kon men niet gemengd huwen, enz.