Chameets zoeken en verbranden
De avond voor Pesach zoeken we chameets. Wat we vinden en wat we nog nodig hebben voor het ontbijt zetten we opzij. De volgende dag verbranden we pas.
Het chameets is al het negatieve in ons. De nacht is de tijd van het galoet - ballingschap waarin wij ons bevinden. De dag, als het licht wordt, is de tijd van de geoela- verlossing.
Wij kunnen nu slechts het negatieve opzoeken en duidelijk markeren als negatief maar er helemaal vanaf komen kunnen we nog niet. Er is eigenlijk een bedoeling waarom het bestaat. Daarzonder zou er geen vrije wil bestaan. Vandaar dat we het opzij zetten tot de dag aanbreekt. In de toekomst zal de wereld er anders uitzien met alleen maar goed. Dan zullen we het chameets voor altijd vernietigen.
(Irin Kadishin)
Oerchats in het hebreeuws betekent: wassen, maar in het Aramees betekent het: vertrouwen.
Karpas is een klein stukje groente. Maar in de megillah komt het woord karpas ook voor en daar slaat het op de koninklijke zijden muur hangsels bij het feest van Achashverosh.
Wij begrijpen dat alles van boven komt. Zelfs een klein stukje groente kunnen we niet op tafel leggen als het niet door G-d geschonken is. En als we alleen maar een klein stukje groente in huis hebben vertrouwen we erop dat G-d ons ook de koninklijke karpas kan sturen.
(Rabbi Nachman van Breslav)
MA NISJTANNA מה נשתנה
De ballingschappen worden vergeleken met nachten. Zo wordt er in de midrasj op Sjier Hasjiriem gerefereerd aan de לילה van Mitsrajim (Egypte), Bavel (Babylonië), Medië, de Grieken en Eddom (Rome). Wij bevinden ons nog steeds in het ĝaloet van Eddom. (Immers, na de verwoesting van de Tweede Tempel door de Romeinen, zijn wij verspreid over de hele wereld. Wij zijn geen vrije mensen meer geweest en hebben vaak onder vervolgingen geleden. En wij hebben niet kunnen (en soms: willen) leven, zoals van ons als Joden verwacht wordt).
De reden waarom ĝaloet met nacht wordt vergeleken is omdat in de tijden van het Bet Hamikdasj iedereen zag dat er een Baäl Habajit was. De sjechina, de majesteit van Hasjem, was duidelijk waarneembaar. Die toestand wordt met “dag” vergeleken. De dag, waarop de zon schijnt en alles duidelijk en zichtbaar is.
Maar de tijd van het ĝaloet, waarin wij terecht zijn gekomen (zoals wij dat op jom tov zo duidelijk in het moesafgebed zeggen:) מפני חטאינו גלינו מארצנו vanwege onze zonden zijn wij uit ons land verdreven en (zoals in de Haĝada staat:) בכל דור ודור עומדין עלינו לכלותנו in ieder geslacht staan zij klaar om ons te vernietigen, deze tijd wordt “nacht” genoemd. Een tijd dat er duisternis is in de wereld.
En dit is de vraag van de zoon: Wat zal het verschil zijn tussen het einde van de huidige duisternis, van הלילה הזה , met de verlossingen uit eerdere ballingschappen?
Zoals gezegd maken wij het huidge ĝaloet door vanwege de zonden van ons en onze voorouders. Op een gegeven moment zal die ĝaloet-toestand niet meer nodig zijn. Alles zal vergeven en vergeten zijn. Er zal geen toem’a, geen onreinheid, en geen narigheid meer zijn. Na de beëindiging van het huidige ĝaloet zal er nooit meer een ĝaloet zijn.
De vier vragen:
Matsa wordt gemaakt van water en meel. Snel gekneed en gebakken. Het krijgt geen gelegenheid om te rijzen. Het is niet opgeblazen. Het duidt op bescheidenheid.
Chameets, zoals brood, is wel gerezen, opgeblazen. Het duidt op verwaandheid.
Wie verwaand is, denkt dat hij of zij alles kan, alles weet, in alles beter is, enz. Zo iemand heeft ook geen Hasjem nodig.
Iemand die begrijpt dat hij niet alles kan, niet alles weet, die bescheiden is, die begrijpt dat hij Hasjem heel erg nodig heeft.
Na de eerdere ballingschappen waren er tijden dat wij verwaand waren (chameets) en perioden dat wij bescheiden waren (matsa). Alle andere avonden aten wij chameets of matsa.
Maar na de toekomstige verlossing zullen wij begrijpen dat alles van Hasjem komt. Dan zullen wij bescheiden zijn. Die toekomstige verlossing, die hopelijk heel spoedig zal plaatsvinden: halajla hazé, eten wij alleen nog maar matsa. (Uiteraard is dit symbolisch bedoeld; in de toekomst zullen wij gewoon brood en ander chameets mogen eten).
Wanneer je heel erg met iets bezig bent, heb je geen tijd en behoefte om een uitgebreide maaltijd te eten. Denk maar aan kleine kinderen die druk bezig zijn met spelen. Die willen niet gestoord worden om te eten. Het eten smaakt ze ook niet, het is maror.
In de toekomst, de tijd van de Masjiach, zullen wij erg bezig zijn met Tora leren, met leren hoe wij de mitswot moeten doen, en wij zullen heel veel aandacht schenken aan hoe wij de mitswot doen. Wij zijn dan zo druk bezig, dat wij niet gestoord willen worden voor andere zaken. Wij willen alleen maar “maror”.
Na de eerdere ballingschappen hadden velen van ons ook erg veel belangstelling voor een heleboel verschillende zaken, die in werkelijkheid niet zo erg belangrijk zijn. Gesymboliseerd door verschillende soorten groenten.
Na de eerdere “nachten” aten wij verschillende soorten groenten. Nadat wij uit deze nacht verlost zijn, zullen wij geen belangstelling voor al die soorten groeten meer hebben: maror.
Wij kunnen de עבירות, de overtredingen, in twee categorieën verdelen:
1 overtredingen, die wij met ons lichaam doen: b.v. dingen die wij verkeerd doen bij eten, drinken, slapen, enz.
2 overtredingen, die wij met onze nesjama, met onze ziel, doen: b.v. dingen die wij verkeerd doen bij het davvenen of leren.
Voor alles wat wij verkeerd doen, hebben wij kappara, vergiffenis, nodig. Om kappara te krijgen moet men zich o.a. in het water van het mikwe helemaal onderdompelen.
Na de eerdere ballingschappen had Hasjem ons geen kappara gegeven. Alle andere nachten doopten wij niet in.
Bij de beëindiging van deze nacht, zal er een dubbele kappara, een dubbele onderdompeling in het reinigende mikwa plaatsvinden: één maal voor de overtredingen, die wij met ons lichaam gedaan hebben en één maal voor de overtredingen, die wij met onze nejsama begaan hebben.
4. Alle andere avonden zitten wij gewoon of aangeleund; vanavond zitten wij allemaal aangeleund.
Zitten en leunen zijn beide vormen van uitrusten en rust. Maar leunen is meer tot rust komen dan zitten. Zitten is meer tijdelijk.
Na de eerdere ballingschappen zijn er perioden geweest waar wij en onze voorouders korte tijd van rust en vrede gehad (zitten) en langere perioden (aangeleund).
Na deze lajla komt er een tijd die omschreven wordt als יום שכולו שבת ומנוחה לחיי עולמים een dag die helemaal in de sfeer van de sjabbat en de menoecha zal zijn, in volledige rust. Halajla hazé, de avond die hierna komt, zal het begin zijn van onze verlossing en een periode dat wij allemaal aangeleund zullen zitten.
Na MA NISJTANNA volgt het antwoord: AWADIEM HAJIENOE – slaven waren wij van de Farao in Egypte …..
Wat iedereen voor onmogelijk had gehouden, gebeurde. Niemand had gedacht dat ooit iemand Egypte zou kunnen verlaten zonder de toestemming van de Farao. En de Farao gaf géén toestemming.
Hasjem had besloten dat het Joodse Volk Egypte zou verlaten. En dus gebeurde het.
Hasjem zal ons ook van dit ĝaloet verlossen. En dan zal er geen sprake meer zijn van toem’a (onreinheid) bij het Joodse Volk, of verkeerd overtredingen, waarvoor wij wellicht nog een vorm van straf verdienen.
Bij de aanstaande verlossing, halajla hazé:
1. כולו מצה zullen wij bescheiden zijn ten opzichte van elkaar en ten opzichte van Hasjem
2. מרור zullen wij bezig zijn met Tora en Mitswot en geen belangstelling voor onbelangrijke zaken hebben
3. 2 x מטבילין = 2 x indopen: verschoond zijn van alle verkeerde daden
4. כולנו מסובין zullen wij beginnen aan een periode dat wij allemaal “aangeleund zitten”, een tijd als de sjabbat, een tijd van rust en vrede.
(ספר אוצרות הגדה – מכון זאיאנץ – אור החסידות)
Zelfs als we slim waren. ואפילו כלנו חכמים
Eenvoudige mensen zijn onder de indruk van wonderlijke verhalen maar slimme mensen niet zo
snel.
Toch moeten ook zij het horen
(Beet Aharon)
כל המרבה
Elke keer dat wij een mitswa doen is dat niet alleen maar het vervullen van onze plicht maar brengen we een goddelijk licht de wereld in dat voor die tijd nog niet aanwezig was. Elke mitswa brengt zijn eigen licht met zich mee. Niet elke mitswa moet door iedereen persoonlijk uitgevoerd te worden. Zo zijn er mitswot die alleen door de kohaniem gedaan kunnen worden en sommige mitswot die alleen door de koning gedaan worden. Die mitswot doen zij als afgezanten van het gewone volk en zorgen ervoor dat dat licht ook hun niet ontbreekt.
In de mishna in Berachot 16: is Rabbi Shimon ben Gamliel van mening dat een bruidegom op de avond van zijn bruiloft het avond Shema moet overslaan. לא כל הרוצה ליטול את השם יטול
Dat betekent zoiets als dat niet iedereen zichzelf groot genoeg kan houden dat hij onder die omstandigheid rustig genoeg kan blijven om met aandacht shema te zeggen. De diepere betekenis is dat het niet voor iedereen weg gelegd is om het licht van Shema in de wereld te brengen in zo een geval. Daar moet men een speciaal persoon voor zijn. Wie dat zijn weten dat zelf wel.
Het vertellen over de uittocht is niet alleen maar het doorgeven van informatie maar is een mitswa die op deze avond een heleboel spiritueel licht naar beneden haalt. Men zou kunnen denken dat ook hier de regel van toepassing is dat de doorsnee jood alleen maar een beetje moet vertellen en alleen speciale zielen zich bezig kunnen houden met het vele vertellen. De hagada zegt ons hier dat op deze avond iedereen veel kan vertellen.
(Abir Yakov – Abuchatsera)
ברוך שנתן תורה לעמו ישראל
Voor wij beginnen over de 4 zonen danken wij G-d voor het geven van de Torah aan het Joodse Volk. Waarom doen wij dat?
Het stukje van de vier zonen is namelijk een heel goed voorbeeld hoe onze geleerden de mogelijkheid hebben de Tora te interpreteren met hun gdelijke inzicht.
Er zijn namelijk een heleboel vragen die we over de tekst van de hagada kunnen stellen.
De vraag van de chacham staat in Devariem 6:20 en daar volgt meteen een antwoord op in zin 21. Maar dat antwoord geven we hem niet! In plaats daarvan moeten we hem de wetten van het pesachoffer tot en met de afikoman vertellen. Bij geen enekele van de zonen geeft de Tora instructie dat te doen.
De Rasja: Tora geeft wel degelijk een antwoord op de vraag van de slechte zoon maar in de hagada staat dat we hem een grote mond terug moeten geven en hem dat antwoord niet geven.
Het antwoord dat bij de vraag van de rasha staat is overigens wat we volgens de hagada aan de niet vragende zoon moeten uitleggen!
De Tam: zijn vraag en antwoord staan in Sjemot 13:12. Zijn antwoord lijkt wel heel erg op het antwoord dat de Tora aand de chacham geeft in Devariem 6:21.
Het boek Dewariem is een toespraak van Mosje waarin hij volk nogmaals bepaalde opdrachten geeft die we al eerder geleerd hebben.
Hoe komen we erbij dat de 'zoon' van Sjemot niet dezlfde is als de 'zoon' van Dewariem?
Wie zegt dat er vier soorten zonen zijn?
Al deze vragen hebben antwoorden waar we nu niet op in zullen gaan maar het is duidelijk dat de geleerden de vrijheid hebben om de Tora niet letterlijk te interpreteren (Uiteraard alleen met roeach hakodesh). Vandaar de inleiding dat we G-d danken dat Hij de Tora aan ons heeft gegeven.
(Abir Yakov – Abuchatsera)
אחד חכם אחד ...
De getalwaarde van Echad is 13. We hebben 4 x 13 = 52. בן = 52. Alle vier zonen types zijn soms in een persoon terug te vinden.
(R' Daniel Alter)
מה העדות
Hoe zijn de verschillende soorten wetten van het Pesach offer vandaag de dag van toepasing nu dat we geen tempel meer hebben en het korban niet brengen?
De vraag is aan "jullie" gesteld. Niet om zichzelf uit te sluiten maar om te benadrukken dat dat het alleen op de vroegere generaties slaat en nuiet op de huidige.
We antwoorden over het afikoman.
Van het feit dat we nu niets na het afikoman eten zoals we vroeger niets na het pesach offer mochten eten zien we dat het eten van de matza ons aangerekend word als het eten van het pesach offer en is alles nog gewoon van toepassing !
(Maharam Shik)
Het jodendom kent heleboel hiddoeriem. We doen altijd veel meer dan wat er strikt gesproken van ons verlangd wordt. “Moet dat allemaal zo moeilijk” vraagt de slechte zoon?
De Rebbe van Klausenburg legde het antwoord van de hagada zo uit. “Vanwege dit” zijn we uit Egypte weggehaald!. Waar slaat dat op? Op de hiddoeriem waar jij, rasha, tegen bent. Vandaar dat als jij daar was geweest je nooit verlost zou worden want je zou alles op de eenvoudige manier gedaan hebben.
הוציא "את עצמו"
Omdat hij zichzelf ‘et atsmo’ niet meerekent is hij een ongelovige.
Dat is een beetje vergaand op het eerste gezicht.
De gemara (gittin 56:) vertelt het verhaal van de verwoesting van de tempel.
Titus kwam het allerheiligste binnen en stak een zwaard in het parochet (gordijn). Toen geschiedde er een wonder en spoot er bloed uit. Titus dacht toen dat hij G-d gedood had. Op een beleefde manier zegt de Gemara daar dat hij dacht dat hij “zichzelf” - et atsmo - had gedood.
Als we deze verklaring van de woorden et atsmo hier ook toepassen, klopt het helmaal. Omdat de rasha “zichzelf = G-d” niet meerekent weten we dat hij een ongelovige is.
(R’ Yehoshoea van Kroli)
Wat is nou eigenlijk het verschil tuusen de chacham en de rasha? Beiden vragen wat we nou aan het doen zijn.
De Imree Emmet zei eens dat de bewoording niet altijd een probleem is. Het is aan de toon van de vrager te merken wat zijn bedoeling is. Twee mensen kunnen hetzelfde vragen maar de een doet het om te begrijpen en de ander om te spotten.
-----------------------------------
“Als je zoon je MORGEN vraagt” is de inleiding tot de vraag van de chacham zoals het in de
Tora staat.
De chacham doet eerst wat hij moet doen en vraagt pas later wat de diepere reden achter elke
mitswa is.
De rasha vraagt "Wat is DIT?" Hij wil nu weten waarom en anders doet hij het niet.
(meerdere verklaarders)
De Melitzer Rebbe van Ashdod legt daarmee uit waarom we straks in de Hagada als we het over de Matza en Maror hebben vragen “de matza/maror DIE WIJ ETEN, waarom doen we dat?.”
Om duidelijk te maken dat we -hoewel we nu al vragen- dat doen met goede bedoelingen omdat het op de sederavond met vraag en antowoord moet besproken worden, voegen we de woorden ‘die wij eten’ toe.
De vraag van de tam staat bij de mitswa van het offeren van de eerstgeboren koe en pidjon haben (inlossen van de eerstgeboren zoon).
"Waarom doen we dat?" vraagt hij. En de vader geeft als antwoord dat G-d de eersgeborenen van Egypte heeft gedood. "Daarom slacht (offer) ik mijn eerstgeborene."
Het is opmerkelijk dat de vader zegt dat hij (zelf) de eerstgeboren koe slacht als offer.
Sommige werkzaamheden in het beet hamikdash mogen alleen door kohaniem gedaan worden maar het slachten mag vaak ook door een niet koheen gedaan worden.
De Chatam Sofer merkt op dat van de woordkeuze "ik slacht" valt af te leiden dat het gebruikelijk was om de bechor van de dieren zelf te slachten.
De Rema schrijft dat alhoewel het bij veel mitswot het mogelijk is een ander aan te stellen om het als afgezant te vervullen, het gebruikelijk is om een pidjon haben zelf te doen.
In beide gevallen, zo schrijft de chatam sofer, doen we dat als dank omdat G-d ook zelf ons uit Egypte heeft gehaald.
מעבר הנהר De overkant van de rivier
Nahar betekent meestal rivier maar zie Ijov (Job) 3:4 waar het woord ‘nahara’ staat dat licht betekent.
Het licht is op de eerste dag van de schepping geschapen. Vóór het licht zou dus betekenen: voor de schepping. In deze wereld als je iets kapot maakt is het stuk. Toch kennen wij het begrip teshoewa. Met oprecht berouw kan men de ergste zonden ongedaan maken. Zoiets kan niet in de wereld zoals die geschapen is. Dat komt van iets hogers. Het komt van voor - de andere kant- van nahar - het licht. Onze voorouders waren afgodendienaars. Awraham deed teshoewa en kwam van de andere kant van de nahar.
(Zikaron Zot van de Choze van Lublin)
ברוך שומר הבטחתו
Waarom zou Gd zijn woord niet nakomen?
Als Josef zijn dromen aan zijn vader Jakov vertelt, zegt de Tora dat Jakov ‘shamar’ het bij
zich in zijn hart bewaarde. Hij wachtte op het moment dat de droom vervuld zou worden.
Zo ook G-d “shomer” wacht ongeduldig op het moment dat Hij ons kon en kan bevrijden.
(Tiferet Shmoeel - Aleksander)
-----------------------------------
Het niet slechts één die ons probeert kapot te maken. לא אחד בלבד
Soms hebben we er echt zin in en staan we vroeg op om naar het ochtendminjan te gaan. Maar dan horen we van binnen een stemmetje dat zegt:”Wat heb je daar aan? Je bent dit jaar nog niet een keer naar sjoel geweest en je weet dat je het morgen ook niet gaat doen. Wat voor zin heeft het om een keer iets goeds te doen als je het toch niet vol zal houden?”
De Hagada waarschuwt ons hier niet naar dat stemmetje te luisteren. Elke mitswa is belangrijk. En van het een komt het ander. “De ene mitswa brengt de andere met zich mee”.
(Be’er Hachaim)
Niet één - maar in elke generatie. לא אחד בלבד אלא שבכל דור ודור
In Ha’azienoe zegt G-d (zin 26 en 27) dat hij vanwege ons verkeerde gedrag het plan had ons te verstrooien maar dat hij dat niet deed omdat de vijand dan zou bluffen dat zij het uit eigen macht hadden gedaan en niet als uitvoerders van de Goddelijke wil
Eén is G-d. We zijn blij dat “Eén” ons niet zelf komt straffen (zoals het plan in zin 26) maar in elke generatie vijanden stuurt. Want zodra zij beginnen en denken dat het hun eigen macht is komt Hij ons redden (zoals in zin 27)
(Mehoelal Batishbachot)
צא ולמד מה בקש לבן הארמי
Elke generatie wil ons uitroeien .. en het bewijs? Lawan. Een slechte man met snode bedoelingen.
Maar we gaan toch vaak heel goed met onze niet Joodse buren om? Dat zijn vaak hele vrindelijke mensen.
Juist daar komt de hagada ons voor waarschuwen.
Farao was openlijk een jodenhater maar hij wilde ‘slechts’ de jongetjes doden.
Lawan was op het eerste gezicht een vriendelijke man maar toen het erop neer kwam
probeerde hij iedereen om te brengen!
(Mehoelal Batishbachot)
ארמי עובד אבי
Dit stukje zegt men als men de bikoeriem brengt en men G-d dankt voor het land. Wat we van de woorden leren staat in de Sifri. Een van de bekendste verklaringen op de sifri is de Toldot Adam. hier volgen wat van zijn verklaringen.
Bij ons worden goede plannen aangerekend of we ze hebben uitgevoerd ook als er iets tussen gekomen is maar slechte plannen niet.
Bij de niet joden worden hun snode plannen gerekend alsof ze zijn uitgevoerd ook als zijn ze verhinderd. Vandaar dat we gerust kunnen zeggen dat Lawan ons heeft vernietigd omdat hij dat van plan was.
Volgens een andere lezing van de tekst kwam Jakov om Lawan's zijn geld te laten verliezen.
Zolas hierboven vermeld zeggen we dit stukje bij het brengen van de bikoeriem om G-d te danken voor het land. Het beloofde land maar ook het heilig land. De belofte was aan Awraham gedaan voor de toekomst. Maar vanaf waneer was het heilig?
Volgens deze verklaring al vanaf de belofte.
Dat zullen we een paar keer toepassen in dit stukje.
Als het land al heilig was, hoe was Jakov naar Charan gegaan om voor zijn oom Lawan te werken?
Er is een halacha dat men uit het heilige land mag weg gaan om bezit te redden uit niet joodse handen. Jakov ging naar zijn oom om geld uit onheilige handen te redden om het aan zijn bezit toe te voegen.
Als het land nog niet heilig was geweest dan zou er geen verschil zijn of Jakov nu in Kena'an of Egypte zou wonen. Hier zeggen we dat hij tegen zijn wil naar Egypte vertrok en dat ook alleen maar tijdelijk. Dat is ook weer bewijs dat het land dat toen nog Kenaan toebehoorde al heilig was
Er is een wet die spreekt over het verhuizen van het buitenland naar Israel en andersom. Een man kan zijn vrouw en kinderen niet dwingen met hem mee naar het buitenland te verhuizen maar wel om vanuit het buitenland naar Israel te verhuizen. Hetzelfde geld voor zijn slaven. Jakov en zijn kinderen daalden tegen hun wil af naar Egypte omdat het zo besloten was.
De Tora verteld ons dat er maar 70 zielen naar Egyte vertrokken. Dat waren alleen maar familie leden. De slaven bleven allemaal achter. Nogmaals, omdat het land al heilig was en zij niet gedwongen konden worden naar het onheilig Egypte te verhuizen!
De koning van Egyte ging dood en toen zuchtten zij.
וימת מלך מצרים ויאנחו בני ישראל מן העבודה
Is dat niet juist een reden om blij te zijn?
Zij zuchtten niet omdat het erger was geworden maar omdat zij tot die tijd niet eens door hadden hoe erg het was om slaven te zijn. Toen deze koning was gestorven kregen zij tijd om na te denken en zagen zij in hoe erg het was om als joods volk slaven te zijn. Toen riepen zij G-d aan.
(Zikaron Zot van de Choze van Lublin)
Niet door een engel of vuurengel לא על ידי מלאך ושרף.
Elke keer dat iemand een mitswa doet, wordt daar een engel door geschapen. Doet men de mistwa met een inner vuur dan is het een vuur engel. Maar in Egypte waren er geen mitswot en vandaar ook geen engelen die erdoor tot stand gekomen waren.
(Toldot Jitschak)
בכבודו ובעצמו
- Heeft G-d ons wel persoonlijk uit Egypte gehaald?
In Bamdbar 20:16 staat wat anders. "En wij riepen G-d aan, Hij hoorde ons en stuurde een engel die ons uit Egyote haalde!
Rashi verklaart dat het hier niet op een hemelse engels slaat maar op Moshe!
De Imree Emet had weinig moeite met deze vraag. Hij las het zo: En G-d stuurde de engel [weg] en haalde ons (toen zelf) uit Egypte
של ארבע מכות ... של חמש מכות
DE TIEN PLAGEN BESTONDEN UIT 4 OF 5 ONDERDELEN
Nadat wij de tien plagen hebben genoemd volgt in de Haĝada een discussie tussen Rabbi Eliëzer en Rabbi Akiwa.
Rabbi Eliëzer vraagt hoe je uit de tekst van de Tora kunt opmaken dat de tien plagen waarmee de Egyptenaren in Egypte werden gestraft in werkelijkheid ieder uit vier plagen bestonden.
En Rabbi Akiwa stelt dezelfde vraag, maar meent dat ieder straf uit vijf plagen bestond.
*****
Bij de straffen werden de vier “oerelementen” (vuur, wind, water en stof) geraakt.
Bij voorbeeld: de straf van het bloed: hierbij werd niet alleen het water betrokken, maar ook de oerelementen vuur, wind en stof. Immers, al het geschapene bestaat uit die vier oerelementen, maar doordat het in verschillende hoeveelheden en mengsels is, zal het vaak zijn dat slechts één oerelement opvalt.
Rabbi Eliëzer merkt dan ook op, dat bij iedere straf de vier oerelementen geraakt werden en dat derhalve iedere straf in feite uit vier bestond.
***
Rabbi Akiwa wijst erop, dat er voor de schepping van de aardse zaken al een schepping bestond. Wij lezen in de Tora dat Hasjem de wereld schiep. Die wereld was “tohoe wawohoe” (woest en ledig). Hoe wij ons dat moeten voorstellen, is nu niet van belang. Er was wel “iets”, n.l. tohoe wawohoe. Vervolgens vertelt de Tora dat Hasjem zaken ging scheppen: licht, hemellichamen, water, aarde, planten, dieren, de mens.
Rabbi Akiwa zegt nu, dat er in feite vijf “oerelementen” zijn, n.l. tohoe-wawohoe en vuur, wind, water en stof.
***
In het Hebreeuws worden de tien straffen of plagen “makkot”, slagen, genoemd. Egypte en de Egyptenaren waren volledig doordrongen met Awoda Zara. Ook het zedelijk gedrag van de Egyptenaren stond op een zeer laag niveau. De “toem’a” was in Egypte heel sterk aanwezig. Doel van de makkot was om al het slechte in Egypte, alle Awoda Zara en alle toem’a kapot te slaan, te vernietigen. Niet alleen het uiterlijke verschijnsel van b.v. de Awoda Zara, maar ook het diepere. Niet alleen het water van de door de Egyptenaren als god beschouwde rivier de Nijl moest bloed worden, maar alle oerelementen van de rivier moesten gestraft worden.
Volgens Rabbi Eliëzer was het voldoende om bij de vernietigende slagen alle vier de oerelementen van de Nijl te raken, terwijl Rabbi Akiwa van mening was, dat de toem’a zo diep was doorgedrongen, dat de slagen ook zo diep mogelijk moesten gaan, en daarom ook de tohoe wawohoe moesten raken.
(ספר אוצרות הגדה – מכון זאיאנץ – אור החסידות)
Sprinkhanen.
Bij de sprinkhanen plaag staat dat ze "וינח" neer daalden.
De Baal Hatoeriem merkt op dat dit woord slechts twee keer in de Tora voorkomt en dat men ze daarom zou kunnen gelijkstellen. De andere is ons bekend van kidoesh. וינח ביום השביעי. En hij rustte op de 7de dag, shabbat.
De sprinkhanen namen ook een dag rust op shabbat. Het waren niet zomaar sprinkhanen maar door G-d gestuurde beestjes die precies G-d's wil vervulden. (Divree Jisrael)
Daar komt een volks grapje mee.
Bij deze plaag staat dat de Egyptenaren smeekten om toch alsjeblieft deze plaag weg te halen. Waarom was dit zo veel erger dan de andere plagen?
Omdat het een 'vrome' plaag was!
De Lev Simcha bekeek het op andere wijze. Sprinkhanen zijn gewend van veld naar veld te trekken. Vaak valt er nog wat te redden van het het eerste veld.
Het rusten waar we het hier over hebben betekend het niet door trekken naar het volgende veld en daardor alles in het eerste veld te vernietigen. De plaag werd daarmee juist erger voor de egyptenaren.
Nog een straf
Na de duisternis zegt G-d tegen moshe : 1 Ik zal nog een plaag brengen en dan zullen ze jullie laten gaan. 2-3 Spreek tegen het volk en zeg dat ze allemaal van hun buren goud en zilver moeten lenen. 4 Moshe vertelt het volk over de plaag van de dood van de eerstgeborenen.
Over welke plaag gaat het in zin 1 en wat doen zin 2 en 3 hier?
Van het woord nega kunnen we het woord oneg (genot) vormen. Ons genot is hun aandoening. Dat de Egyptenaren ons zagen vertrekken met hun goud en zilver was voor hun een verschrikking!
(Divree jisrael(
Het einde is het belanrijkste hoogtepunt. Op jom kipoer hebben we dan het neila - slotgebed. En wat is het einde van de seder? Een raadselliedje “Wie weet één?” en een leuk liedje over een bokje.
Maar daar gaat het hele Pesach verhaal ook over.
Als we zien dat de kat het bokje bijt dan snappen we dat niet. Wat een wrede wereld denken we dan. En als we alleen zien dat de hond de kat aanpakt vinden we dat zielig voor de kat. Maar als dan blijkt dat de kat net het bokje gebeten heeft vinden we het misschien toch wel een beetje terecht. Maar waarom krijgt de hond dan een pak slaag? Uiteindelijk heeft niemand de hond gevraagd zich ermee te bemoeien en komt hem ook een straf toe. Zo was het ook toen en zo is het ook nu. Het joodse volk is op een lange reis die met Avraham begonnen is en nog steeds door gaat. En wie regelt het allemaal? Wie weet er één? Het is altijd weer de Eén op hemel en aarde.
(Be’er Hachaim)